iüuitfnlanö.
voor acht dagen, hetwelk de in het water liggende
toensch door middel van een elastieke buis, die met een
Metalen schroef wordt afgesloten, gemakkelijk tot zich
kan nemen. In tegenwoordigheid van vele vertegen woor-
gers der pers, technici etc. namen de uitvinder, de heer
Stonor, en een jong Amerikaansch echtpaar, de hee-r en
mevrouw Craddock, proeven met dezen nieuwen toestel.
Binnen drie minuten waren zij geheel in het bovenge
noemde pak gekleed en sprongen op een gegeven signaal
van een op de Seine, tussehen de Jena- en dePassybrug
liggend stoomjacht in het water, waar zij twee uren lang
doorbrachten, en zich bezig hielden met lectuur, het
drinken van champagne en het gebruiken van een maal
tijd. Tot afwisseling rookten zij sigaren, heschen de
noodvlag, losten revolverschoten, staken Bengaalsch- en
ander vuurwerk af enz. Toen de koene zwemmers, bij de
invallende duisternis door middel van een boot die hen
gevolgd was, weder aan boord van het jacht terugkeerden,
bevond men dat hunne kleeding onder hetgom elastieken
gewaad niet in het minst door de nattigheid geleden had.
Ook klaagden zij noch over vermoeienis, noch over koude
en gevoelden zich volkomen wel. Het pak met de kast
kosten te zamen 7 pond sterling.
Verkoopingcn en aanbestedingen.
Gisteren zijn te Oost- en West Souburg ten verkoop
aangeboden de volgende perceelenI. Eene hofstede,
bestaande in huizing, schuur en verderen timmer, met
1 bunder 16 roeden 10 ellen lands. Verkocht voor
4380.76. II. 17 roed. 80 ellen bouwland. Verkocht
Voor 510. III. 40 roed. 40 ellen weiland. Verkocht
voor f805. IV. 1 bund. 2 roed. 70 ellen weiland. Ver
kocht voor f 1995. V. 22 roed. 10 ellen bouwland.
Verkocht voor f 535. VI. 43 roed. 70 ellen bouwland.
Verkocht voor ƒ892. VII. 82 roed. 65 ellen weiland.
Verkocht voor f 1475. VIII. 72 roed. 5 ellen weiland
en sprink. Verkocht voor ƒ1277. IX. 1 bund. 31 roed.
60 ellen weiland en sprink. Verkocht voor 2550.
X. 77 roed. 40 ellen weiland en sprink. Verkocht voor
{1490. XI. 95 roed. 90 ellen weiland en sprink. Ver-
ocht voor 1760. XII. 96 roed. 80 ellen weiland.
Verkocht voor 1650.25. XIII. 43 roed. 80 ellen bouw
land. Verkocht voor 800. XIV. 37 roed. 10 ellen
bouwland. Verkocht voor ƒ700. Allen gelegen in de
gemeente Oost- en West-Souburg.
Thcrmomcterstand.
18Dec.'sav. 11 u. 46 gr.
19 's morg.7 u. 46 's midd. 1 u. 49 gr.
Statcn-generaal.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Vrijdag 18 December. Ingekomen wetsont
werpen; voortzetting discussie en aanneming begrooting
oorlog; aanneming hoofdstuk nationale schuld; aanvang
begrooting financiën.
In deze zitting is ingekomen een wetsontwerp tot ver
booging van den accijns op het gedistilleerd, als aequiva-
lent voor de afschaffing van het dagbladzegel.
Door den minister van financiën word verklaard dat
de wetsontwerpen tot invoering van een patentrecht op
de tabak en de sterke dranken en tot verhooging van
het patentrecht op de thee, door de regeering worden
ingetrokken.
Verder zijn ingekomen de wetsontwerpen tot vast
stelling der West-Indische begrooting voor 1869.
Van den minister van binnenlandsche zaken, zijn, ter
inzage der leden, ontvangen de stukken betreffende de
Schoolquaestie in de gemeenten Schraard en Wons.
De beraadslaging over de begrooting voor het depar
tement van oorlog zijn hierop voortgezet.
Nadat de minister eenige inlichtingen gegeven had
handen heer deCasembrootomtrent het geschut voor de
kustverdediging, werd behandeld de conclusie van het
rapport der commissie op de inlichtingen nopens het
adres van den heer Stieltjes tot slooping van de vesting
werken te Nijmegen. Die conclusie strekte om de inlich
tingen voor kennisgeving aan te nemen.
De heer Heydenrijek betoogde dat men om financieele
en strategische redenen zal moeten komen tot opheffing
der vesting. Hij wilde daartoe echter op dit oogenblik
aiet aandringen, maar verlangde van den minister te
Weten hoeveel de kosten voor de verbetering der werken
tijn en wanneer de daartoe betrekkelijke wet zal worden
•ögediend. Overigens drong hij aan op het verleenen der
Concessie voor den spoorweg Arnhem—Nijmegen.
De heer van Eek meende dat eene beslissing omtrent
de vesting Nijmegen niet mag worden uitgesteld tot bij
de defensiewet en kwam op tegen de inrichting van het
verslag der commissie, die geen conclusie omtrent de
aaak zelve had voorgesteld.
Het werk der commissie werd verdedigd door haren
rapporteur, den heer Storm van 's Gravesande, die
Mededeelde dat de meerderheid der commissie zich
daayom niet geroepen achtte een bepaald voorstel te
doen, omdat deze zaak toch bij deze begrooting be
sroken kon worden.
De heeren Fransen van de Putte en Fokker waren het
*det met de commissie eens en meende dat zij wel een
foorstel had moeten doen om de kamer over de al- of
®iet wenschelijkheid der opheffing van de Nijmeegsche
Vesting te doen oordeelen.
De minister van oorlog verklaarde in de eerste plaats
dat er uit een krijgskundig oogpunt volstrekt geen be
daar bestaat tegen den spoorweg Arnhem—Nijmegen
®jf gaf nopens de vesting-quaestie te kennen, dat hij
Nijmegen alleen wil behouden als bruggehoofd. Eerst
®a voltooiing der Amsterdamsche en Utrechtsche liniën
zullen voorde verbeteringder Nijmeegschewerken gelden
worden aangevraagd.. Bij de defensiewet zal over het lot
van Nijmegen worden beslist en die wet zal worden in
gereedheid gebracht zoodra de minister daartoe de noo-
dige gegevens bezit.
De conclusie van het rapport werd nog verdedigd door
de heeren de Bosch Kemper en van Nispen, waarna de
conclusie goedgekeurd is met 59 tegen 6 stemmen.
Tegen stemden de heeren van Eek, de Casembroot,
Fransen van de Putte, Hollingerus Pijpers, van der Does
en van Kerkwijk.
Hierna werd de behandeling der begrooting voortgezet
en wel over de afdeeling genie.
De heer de Roo trad daarbij in eenige beschouwing
omtrent het defensiestelsel, waarvan de slotsom was:
dat hij de defensiewet wilde om tot een meer geconcen
treerd vestingstelsel te komen; dat de verdediging der
noordelijke provinciën alleen moest plaats hebben, als
men zekerheid had van den tijd noodig voor het stellen
der inundatiën, dat de vestingen Geertruidenberg en
Woudrichem van twijfelachtig nut waren; dat Grave
opgeheven moest worden; en dat, wil men Nijmegen be
houden, zeer spoedig aanzienlijke kosten tot herstel
moeten worden aangewend.
De heer Dullert drong aan op spoedige indiening der
defensiewet, omdat het niet zeker is dat de opvolger des
ministers ook wettelijke regeling zal willen. Te meer
wilde hij spoed, omdat hij, hoewel thans voor de begroo
ting zullende stemmentoch bezwaar had tegen het
hooge eindcijfer.
De heer van Nispen van Sevenaer meende zich te moe
ten nederleggen bij het gevoelen der regeering nopens
het behoud van Nijmegen als vesting. Geen deskundige
zijnde acht hij zich niet bevoegd van het gevoelen van
drie achtereenvolgende ministers af te wijken.
De heer Storm van 's Gravesande verklaarde zich tegen
een defensiewet, maar achtte, juist in afwachting der
wet, de geheele rede van den heer de Roo nutteloos.
De heer van der Linden kon zich, in weerwil van de
toegezegde wet, niet laten overhalen om zijn stem te
geven aan eene begrooting, tegen welker hoog cijfer hij
steeds gestreden heeft. Overigens meende hij, in strijd
met het gevoelen van den heer van Nispen, dat de leden
der kamer over alle quaestiën wel degelijk een eigen
oordeel moeten uitbrengen. Durven zij daarvan de ver
antwoordelijkheid niet op zich nemen, dan moesten zij
hier niet zitten.
De heer van Zinnicq Bergmann verklaarde zich mede
tegen wettelijke regeling van het defensiestelsel, en
achtte zoodanige regeling in strijd met de grondwet en
gevaarlijk voor het heil des lands.
De heer van Nispen van Sevenaer kwam op tegen het
geen de heer van der Linden jegens hem had gezegd en
bleef zijn gevoelen handhaven, waarop de heer van der
Linden repliceerde dat, wanneer een lid de verantwoor
delijkheid voor eene zaak niet op zich durfde nemen, hij
niet in de kamer moest zitten. De heer van Nispen hernam
dat hij het onbetamelijk vindt van den heer van der
Linden om dit tegen een lid der kamer te zeggen.
De minister van oorlog wenschte de door den heer
de Roo besproken punten onbehandeld te laten, in af
wachting der defensiewet, die hij in comité-generaal
wilde behandeld hebben. Op eene opmerking van don
heer Saaymans Vader, antwoordde de minister, dat Zee
land, in geval van oorlog, zoowel direct als indirect zou
worden beschermd.
De verder nog ter sprake gebrachte punten betroffen
1«. de oprichting eener nieuwe patroonfabriek te Delft,
waartegen de heer de Roo zich verklaarde, doch waarvan
het nut door den minister ten sterkste werd aange
drongen
2°. het wegnemen der buskruitmagazijnen uit Neuzen,
door den heer van Eek verlangd, doch door den minister
ondoenlijk verklaard;
3». het bouwen eener kazerne te Amersfoort, waartoe
de minister verklaarde dat niet zal worden overgegaan,
omdat Amersfoort slechts de grond kosteloos wil afstaan
4». de verhooging der traktementen van de kapiteins
bij de marechaussée, dpor den heer Taets van Amerongen
verlangd, hetgeen de minister verklaarde in overweging
te zullen nemen.
Het geheele hoofdstuk werd ten slotte aangenomen
met 56 tegen 11 stemmen.
Tegen de heeren Guljé, Westerhoff, Gefken, Eerstens,
van Delden, Jonckbloet, Wybenga, Viruly, Dumbar,
van der Linden en van Eek.
Zonder beraadslaging werd met algemeene stemmen
aangenomen hoofdstuk VU"1 (nationale schuld).
De beraadslagingen zijn hierop aangevangen over
hoofdstuk VII4 (financiën).
De heer van Naamen verklaarde nergens in de begroo
ting sporen te hebben gezien van die bezuinigingen welke
de minister van financiën wilde invoeren, om het even
wicht tussehen uitgaven en ontvangsten te .behouden.
Na dit in bijzonderheden te hebben aangetoond, ver
langde hij nadere inlichtingen van den minister om
trent de door hom aan te brengen verbeteringen in het
belastingstelsel. Hij wilde herziening der grondbelasting
en verbetering der grondslagen van de patentwet.
De heer W. van Goltstein motiveerde zijn afkeurende
stem, door te wijzen1». op de groote losheid van begin
selen op financieel en politiek gebied bij dezen minister;
en 2». op het gebrek aan beginselen nopens onze finan
cieele toekomst. Bij de ontwikkeling van zijn gevoelen,
wees hij er op dat de heer vanBosse reeds gezeten had
naast ministers van koloniën van verschillende kleur;
dat hij vroeger tegen budgetten van oorlog van 12 mil-
lioen stemde en thans zat naast een minister die een
budget had van 14 j millioen; dat hij steeds groot voor
stander was van wettelijke vaststelling der Indische be
grooting, en dat hij een minister van koloniën naast
zich heeft, die daaraan een einde wil maken. Vooral
moest hij zijn vertrouwen ontzeggen, omdat de minister
het staatkundig element in het kabinet vertegenwoor
digde. Er blijkt ook volstrekt niets van de toekomstige
financieele plannen des ministers, terwijl hetgeen hij op
dat gebied voorstelt juist strekt om het evenwicht tus
sehen ontvangsten en uitgaven nog verder te verbreken.
Hij kon dus geen vertrouwen stellen in de politieke
zelfstandigheid, of in de financieele hervormingskunde
van den minister van financiën.
In gelijken geest liet zich de heer van Zinnicq Berg
mann uit, die de redenen opgaf, waarom hij zich noch
met het politiek, noch met het financieel beleid kon ver
eenigen. In de eerste plaats kwam hij op tegen het zit
ting nemen van dien minister in dit kabinet, omdat het
daardoor zijn neutraal karakter heeft verloren. Men
wilde den heer van Bosse als hoofd, maar dat hoofd had
moeten zijn de samensteller van het kabinet. Thans is
er een ministerie met een onzichtbaar hoofd, of waarvan
het hoofd zich althans niet in het kabinet bevindt- Hij
wees voorts op het verschil van gevoelen tussehen den
minister en zijne ambtgenooteu, en verklaarde ten slotte
dat ook hij zijn vertrouwen aan den minister moest ont
zeggen.
Algemeen ©verlicht.
De reeds zoo lang te Parijs in omloop zijnde geruchten
omtrent eene verandering van het Fransch ministerie
zijn eindelijk werkelijk door feiten bevestigd geworden,
cn Napoleon 111 heeft dadelijk bij zijn terugkeer uit
Compiègne zijne tegenwoordige „raadslieden" gelijk
men in een constitutioneel lijk zou zeggen gedeelte
lijk door andere vervangen. De minister van buiten-
landsche zaken Moustier is benoemd tot lid van den
senaat en vervangen door den heer de Lavalette. De
minister van koophandel Forcade de la lloquette volgt
den minister van binnenlandsche zaken Pinard op, en
heeft zijne tegenwoordige portefeuille zien opgedragen
aan het lid van het wetgevend lichaam uit het departe
ment de la Somme, Gressier, rapporteur, gelijk men zich
herinneren zal, van het wetsontwerp omtrent de militaire
organisatie.
Gewoonlijk is dergelijke ministerie-verandering in
Frankrijk het gevolg van het voornemen des keizers
tot eene verandering van politiek. Hoewel er g'eene
ministerieele verantwoordelijkheid bestaat, wordt op deze
wijze vermeden dat de voor het oogenblik aan het bestuur
zijnde ministers met te zeer tegenstrijdige handelingen
worden belast. Omtrent de verandering van politiek
welke door deze ministerie-verandering wordt aangekon
digd zijn natuurlijk verschillende geruchten in omloop
en daaronder treedt vooral dit op den voorgrond dat de
vervanging van den heer Moustier door den heer de
Lavalette eene bevestiging zou wezen der thans gevolgde
vredelievende politiek.
Het wetsontwerp, door het Pruisisch huis van afge
vaardigden aangenomen, waarbij het beginsel der on
schendbaarheid van de volksvertegenwoordigers wordt
vastgesteld, is eergisteren in het huis der heeten in be
handeling geweest. De reactionaire oppositie' in die
vergadering was echter volstrekt niet met dat ontwerp
ingenomen, doch de regeering heeft bij monde van den
minister von Bismarck ook in dat staatslichaam de aan
neming van het wetsontwerp aanbevolen. De heer von
Bismarck heeft bij deze gelegenheid onder meer gezegd
dat hij persoonlijk tegen het ontwerp bezwaar had, maar
„als constitutioneel minister zich niet gerechtigd achtte
om altijd eene persoonlijke opinie te doen zegevieren en
zich ten plicht rekende om de overeenstemming tussehen
de verschillende machten in den staat te bevorderen."
De houding der regeering heeft echter niet gebaat, en
het wetsontwerp werd gisteren met 71 tegen 31 stemmen
verworpen, zoodat thans weder een conflict tussehen
beide huizen in het leven is geroepen.
De berichten uit Spanje blijven, niettegenstaande het
dempen van den opstand te Cadix, ongunstig en ver
schillende personen hebben uit vrees voor een aan
staanden burgeroorlog de hoofdstad verlaten om zich
naar Frankrijk te begeven. De geestelijkheid blijft ijverig
de bestaande verwikkelingen in haar belang of in het be
lang van den godsdienst hetgeen in hun oog hetzelfde
ia ijverig exploiteeren, en op verscuillende punten des
lands zijn reeds min of meer ernstige (Jarlistische bewe
gingen aangevangen.
In de Italiaansehe kamer van afgevaardigden is door
de commissie voor de begrooting het voorstel gedaan om
de betaling der interest van de schuld der vroeger tot
het pauselijk gebied behoord hebbende ltaliaanscne pro
vinciën te schorsen. Men weet dat deze quaestie her
haaldelijk door de Italiaansehe dagbladen is besproken
geworden en dat een deel der leden van het parlement
steeds heeft aangedrongen op dien maatregel, sedert de
September-conventie door Frankrijk niet meer wordt
nageleefd. Deze overeenkomst was toch de voorwaarde,
waarop de regeering te Florence tegenover Frankrijk
de verplichting op zich had genomen om zich met de
betaling dier interesten te gelasten, welke gelden dan
door tusschenkoiastyan Frankrijk in de pauselijke schat
kist werden geaturfXiaa1' ,dc regemng-Ja^Roine deze
niet onmiddellijk- vau^bet Italianen götyrqrneinent
wilde ontvangen.X