Dinsdag
1868.
OÜRANT.
15 December.
200.
Editie van Maandag avond 8 uren.
Middelburg 14 December.
Dij de behandeling van de afdeeling kunsten en weten
schappen der begrooting van binnenlandsche zaken is
niets merkwaardigs voorgevallen. Een door den heer
(le Bruyn Kops voorgesteld amendement, waardoor de al
of niet opheffing der academie van beeldende kunsten
te Amsterdam ongepraejndicieerd wordt gelaten, werd
door de regeering overgenomen. Tot de ingekomen
wetsontwerpen behoort dat tot wijziging der concessie
voor den spoorweg van Samarang naar de Vorstenlan
den. In de heden avond te houden zitting komt de
afdeeling armwezen in behandeling.
De gemeenteraad alhier zal op Woensdag a. des namid
dags,te half twee uren,ecne openbare zitting houden ter
behandeling der volgende zaken: voorstel burgemeester
en wethouders vernieuwing Seis-binnenbrug; opheffing
beurtveer op Utrecht v. v.; uitgifte grafruimte op de
begraafplaats,- voorstel onderhandsche verkoop gedeelte
aangekocht terrein der wisselbank; periodieke aftreding
bestuursleden bij-sommige gemeente-administratiën.
Bij beschikking van den 12 dezer heeft de minister
van binnenlandsche zaken als leerlingen voor de tele
graphic toegelaten C. C. C. Richten, klerk hij de rijks
telegraaf te Groningen W. Otto, klerk bij de rijkstele
graaf te Amsterdam A. Minkema, te Knijpeli. J. J.
Janssen, te Arnhem'; G. A. C. ICeyzer, klerk bij de rijks
telegraaf te Kampen F. II. (1e Jong, te Sloten D. H. W.
Laijendecker, te Breda; G. H. Peerboom, klerk bij de
rijkstelegraaf te Rotterdam W. J. Kreete, klerk bij de
rijkstelegraaf te AmsterdamB. de Stoppelaar Blijde-
steyn, te Sneek O. J. de Back, te Ivadzand C. C. Gorter,
klerk bij de rijkstelegraaf te Amsterdam X. A. Pocsch-
mann, te Iieusden D. P. Rinders, teBreskens; K. II.
Gevi, te UtrechtJ. II. Carlier, klerk bij de rijkstelegraaf
te Amsterdam J. A. Hummelinck, te Ilattem, en P. J.
Meerburg, te Leiden.
Den 7 dezer heeft te Brussel de onderteekening plaats
gehad eener overeenkomst, regelende de voorwaarden
van toelating van Nederlandsche en Belgische genees
kundigen tot het uitoefenen der praktijk in de Belgische
en Nederlandsche grensgemeenten. Staatscour
Het hoofdbestuur der Maatschappij tot nut van 't alge
meen heeft het noodig geacht, tegenover de verschijnse
len, die zich in den laatsten tijd op het terrein van het
volksonderwijs hebben voorgedaan, een soort van mani
fest tot de departementsbesturen te richten, met verzoek
om de verspreiding er van te bevorderen. Onder herin
nering dat de maatschappij van het eerste oogenblik
harer oprichting de verbetering van het volksonderwijs
als een der hoofdoogmerken van haar streven heeft be
schouwd, wijst zij er op hoe in den jongsten tijd van
vele zijden de toeleg bestaat, om de weldadige vrucht
van het verleden te niet te doen, hoe eene kerkelijke
beweging zich ook hier te lande kant tegen de neutrale
school, die met reder jaar hare weldaden over een grooter
getal ingezetenen uitbreidt. Het hoofdbestuur der maat
schappij heeft zich met hoogen ernst afgevraagd wat
haar te doen stond tegenover de bedenkelijke verschijn
selen, dat zaden van wrevel en ontevredenheid worden
uitgestrooid daar waar enkel ingenomenheid en dank
baarheid moesten wonen, en dat bij velen de vrees ont
staat dat de opgewekte volksbeweging de burgers van
Nederland dreigt te berooven van hetgeen hen en hunne
kinderen eene levensbehoefte mag heeten. Het hoofdbe
stuur heeft begrepen zich vooralsnog van openbare
stappen te moeten onthouden, zoolang het niet blijkt dat
de kracht van den aanval geëvenredigd is aan het strijd-
gedruis waarmede men dreigt, en de regeering zelve
niet gedrongen wordt het ingenomen standpunt te ver
laten. Toch acht het den tijd ernstig genoeg om tot
waakzaamheid aan te sporen en het oog te vestigen op
de machten die, hoe vreemd ook aan elkander, in tijdelijk
verhond schijnen samen te spannen tegen het bestaan
en den bloei eener instelling, welke terecht, beschouwd
wordt als eene levensvoorwaarde voor het eendrachtig
en onaf liankelijk Nederland. Men mag dan ook, volgens
het hoofdbestuur, niet onverschillig laten aanranden wat
de Maatschappij tot nut van 't algemeen sedert meer dan
drievierde eener eeuw heeft zoeken tot stand te brengen.
Leverde nu reeds het lager en middelbaar onderwijs niet
te versmaden uitkomsten op, men mag nog veel rijker
oogst tegemoet zien, als de leden der maatschappij, dui
zenden in getal, eendrachtig de hand blijven houden aan
deze treffelijke instelling en blijven streven om het natio
naal onderwijs steeds beter en beter te doen beantwoorden
aan zijn ideaal. Het hoofd,!.ustuur aldus de departemen
ten tot. werkzaamheid ojftvekkende, verzoekt, dat zijne
zienswijze aan de leden der departementen zal worden
kenbaar gemaakt en dat het wederkeerig mededeeling
zal ontvangen van de inzichten der departementen en
de uitkomsten hunner bemoeiingen.
Benoemingen en besluiten.
Burgemeesters. Herbenoemd tot burgemeester van
Krabbendijke de heer D. P. Dominicus.
leger. Benoemd hij het personeel van den geneeskun
digen dienst der landmaeht in\Oost-Indië tot officier van
gezondheid 3« klasse de heer E, Teunissen, doctorandus
in de geneeskunde te Amsterdam.
Kerknieuws.
Te Schore is tot predikant hij de hervormde gemeente
beroepen de heer Iliebendaal, thans te Otterloo.
Marine en leger.
De officier van gezondheid 2e klasse H. C. Steenbergen,
laatst behoord hebbende tot het. eskader in Oost-Indië
en van daar den 6 dezer in Nederland teruggekeerd, is
met dat tijdstip op non activiteit gesteld.
Koloniën.
Blijkens een telegram van den gecommitteerde voor
de zaken van Bali en Dornbok van 27 October voor
komende in door de Nieifwe Rotterd. courant per buiten
gewone gelegenheid ontvangen berichten uit Batavia
van 4 November jl. was de vijandelijke bevolking in
Boeleleng zich dien dag in groote getale komen onder
werpen en het einde der onlusten spoedig te verwachten.
Ida Madeh Rahi zou met de twee overige ida's en de
drie klians, zijnde de zes hoofdmuitelingen, die werden
opgeëischt, door het gebergte naar Tabanan zijn ge
vlucht, met het. doel om naar Moengoei door te trekken.
Zij worden dcor in onderwerping gekomen hoofden en
twee getrouwe poegawa's van Boeleleng achtervolgd,
terwijl aan de betrokken vorsten de noodige vertoogen
waren gericht voor hunne uitlevering.
De veeziekte gaat nog immer voort, hier en daar
maar vooral in de benedenlanden, hare offers te kiezen
onder de karbouwen.
Gemengde berichten.
De Rotterdamsche diergaarde heeft weder verschil
lende geschenken ontvangen, waaronder van de reeders
Fokker Jeras alhier een prachtige Mangabej^-aap van
het eiland Elobey, aangebracht door den schooner Vol
harding, gezagv. J. Pander.
De Nederlandsche Spectator verhaalt onder het
opschrift „Een mislukt medium" het volgende voorval
„Het was reeds laat geworden in de zitting der tweede
kamer van Donderdag 10 December. Het gas werd reeds
aangestoken en de luchters verschenen op de ministers-
tafel, toen de heer Saaymans Vader nog het woord ont
ving om zijn licht over bet lager onderwijs te doen
schijnen. Maar ziet, zijne papieren waren deerlijk in de
war geraakt., en toen hij, in den loop zijner rede een
citaat wilde aanvoeren uit Pierson's jongste brochure,
kon hij die maar niet vinden. Het zien van 's mans ze
nuwachtig zoeken naar de liberale partij begon te
benauwendaar nadert de heer van Nispen van Seve-
naer den afgevaardigde uit Goes en reikt hem zijn exem
plaar aan, de heer Vader strekt de hand uit naar de hem
geboden hulp, en éen oogenblik vormt Pierson de brug
tusscheu den vertegenwoordiger van de protestantsche
en dien der catholieke clericalen. De heer Vader be-,
denkt, zich nogtans, hij wijst den Pierson van den heer
van Nispen af, hukt, zoekt nogmaals wanhopend en
duikt eindelijk zijn eigen Pierson onder zijn periphrase
van (le vreeze des Heeren op.
Het betreurenswaardig ongeluk jl. Woensdag
avond een arbeider van Selzaete op den spoorweg nabij
die plaats overkomen, is den volgenden avond door een
tweede ongeval gevolgd. De heer L. Lijn, graankooper
en grondeigenaar te Selzaete, in de provincie Zeeland en
inzonderheid in Zeeuwsch-Vlaanderen door zijne relatiön
zeer wel bekend, is Donderdag avond te Gent, van het
Waessche station willende overgaan naar dat van Sel
zaete, over de rails gevallen en door een aankomende
locomotief, wiens signaal niet door dien heer schijnt ge
hoord te zijn, zoodanig getroffen, dat hem als het ware
het hoofd is van het lichaam gesneden, en men niets dan
een misvormd lijk heeft, opgenomen. Hoe deze twee
opvolgende ongelukken algemeen verslagenheid in de ge
meente Selzaete hebben veroorzaakt, is licht te beseffen.
De Parijsche Academie des sciences morales et
politiques heeft de vorige week voor het eerst uitgereikt
den door den heer Victor Cousin ingestelden prijs voor
de geschiedenis der oude wijsbegeerte. De uitgeschreven
prijsvraag had tot onderwerp „Socrates als metaphysicus
beschouwd". De prijs is toegewezen aan den Heer Alfred
Fouillée, leeraar in de wijsbegeerte aan het lyceum te
Bordeaux.
De gewezen vermaarde pianist en componist Franz:
Liszt, heeft, gelijk men zich herinnert, zijne betrekking
van kapelmeester van den groothertog van W eimar in
1859 nedergelegd en de kunstwereld vaarwel gezegd, ten
einde den geestelijken stand te omhelzen. Hij heeft
sedert te Rome als abt geleefd. Thans verneemt men,
dat de beroemde virtuoos besloten heeft, het geestelijk
gewaad af te leggen, om zich op nieuw aan de kunst te
wijden. Naar sommigen beweren, zou dit besluit voor
een groot gedeelte moeten worden toegeschreven aan de
meening van den abt, dat hij bij de jongste kardinaals
benoemingen is voorbijgegaan.
Tlicnnomcicrsfand.
12 Dec.'s av. 11 u.41 gr.
13 'smorg.7u.42gr.'smidd.lu.48givsav. llu.46gr.
14 's rnorg.7 u. 46 's midd. 1 u. 54 gr.
§laien-scneraal.
tweede kamer.
Avondzitting van Vrijdag 11 December. Voortzetting dis
cussie lager onderwijs.
In deze avondzitting zijn de discussiën over het lager
onderwijs en daarmede de a'gcmeene beraadslaging over
de V1IC afdeeling (onderwijs) der begrooting voor binnen
landsche zakón ten einde gebracht.
De heer Kalff verklaarde zich zeer voor het behoud
der openbare school, doch wilde, juist daarom toegeven
aan de bedenkingen van hen die wijziging verlangen,
doch zonder de hoofdbeginselen der wet te raken. Hij
meende dat halstarrig verzet nadeel ige gevolgen kon
hebben. Overigens bestreed hij eenige aanvallen tegen,
dc openbare school en ontwikkelde daarbij in het breede
dat op de openbare school geen godsdienstloosheid, geen.
materialismus, geen afbrekende richting heerscht. Hij.
wil echter vrijheid voor allen en daarom ook de meest
mogelijke vrijheid voor hen die met het openbaar onder
wijs geen vrede hebben. Daarom wilde hij ook dat van.
de regeering een voorstel tot wijziging uitga, juist omdat
zij daardoor zou toonen wezenlijk liberaal te zijn.
De heer van Blom meende dat de grondoorzaak der
oppositie tegen de openbare school gelegen is in het
gemis van leerstellig onderwijs op die school. Maar het
toegeven aan het verlangen zou geheel in strijd zijn met
de bedoeling der wet. van 1857. Men is nu niet meer të-
vreden met de vrijheid van bijzonder onderwijs; men wil
het op den voorgrond 6tellen. Die heerschappij vreest
hij en daarom wil hij geen wijziging, ook omdat hij de
bezwaren ongegrond oordeelt.
De heer Godefroi ging, met handhaving van zijn. vroe
ger standpunt, na met welk doel deze discussie gevoerd
wordt en kwam daarbij tot de slotsom dat het doel is
wijziging van art. 194 der grondwet en tevens om van
de onderwijsquaestie een politiek wapen te maken tegen
den minister en ook een middel van agitatie met het
oog op de verkiezingen van 1869. Hij wil dat men met
een geformuleerd voorstel koine. Het bewijs voor de
verkeerde uitvoering der wet achtte hij niet geleverd
en tevens meende hij dat het geen ernst was met de
klacht over gebrek aan neutraliteit op de openbare
school. Hij geloofde, dat de bestrijders der wet wel
degelijk vernietiging der neutrale school willen en.
schreef het. drijven van hen, die wijziging willen, toe aan
het eindverlangen om de Israëlieten uit de openbare
school, en ten slotte uit het staatsleven te dringen.
De heer van Foreest verklaarde in de houding des
ministers in de onderwijsquaestie reden te vinden om
tegen diens begrooting te stemmen. Zijn verlangen is
wijziging van art. 194 der grondwet, maar zoolang die
niet verkregen kan worden, wenseht hij in elk geval
wegneming der grieven tegen de wet van 1857. De
minister wil dit niet en daarom zal hij, als votum van
wantrouwen, tegen de begrootingsteraraen. Dc verschil
lende gemoedsbezwaren tegen de wet van 1857 nagaande,,
kwam hij tot de conclusie dat de volksscholen al meer
en meer dreigen te worden scholen zonder godsdienst
en zonder volkshistorie. De onderwijs-agitatie wordt niet
gebezigd als een stormarm tegen het ministerie, maar
het kabinet en de gansche liberale partij zal door die
agitatie vallen. Hij beweerde dat de conservatieve partij,
hier inderdaad de nationale is en riep der regeering en