Öuitenlanü.
Spanje.
het moeielijk te begrijpen is, dat zij het gevaarlijke
hunner handelwijze niet inzien. Verscheidene doctoren
hebben hen gewaarschuwd, dat de zenuwachtige opge
wondenheid, waarin zij die jeugdige gemoederen mot
hunne verschrikkelijke beschrijvingen brengen, hoogst
Dadeelig is. De Pall Mali Gazette doet een beroep op den
heer Spurgeon, dien het blad een even goedhartig als
verstandig man noemt, om een einde te maken aan deze
meetings, welke wreed en doelloos zijn.
D'. Zelinka, de dezer dagen overleden burgemees-
Ier van Weenen, heeft bij zijn testament de zonderlinge
bepaling gemaakt, dat zijn horloge, hetwelk hij tot aan
2|jn dood heeft gebruikt, in eigendom zal overgaan aan
dengene die hem als hoofd van het gemeentebestuur zal
°pvolgen.~
De maatschappij van dierenbescherming te Parijs
heeft aan Theodore Barrière, schrijfster van het tooneèl-
spel le Sacrilége, dat opgevoerd is in het Ambigu, haar
dank doen toekomen voor het geniaal idéé dat zij gehad
heeft van een paard op het tooneel te brengen, dat mis
handeld wordt door den koetsier, die daarop door een
handwerksman eerst wordt gewaarschuwd, daarna afge
ranseld en eindelijk (volgens de wet-Grammont) naar
het politie-bureau gebracht wordt. Die scène maakt een
groot effect.
De orde van advocaten te Parijs is voornemens een
inschrijving te openen tot het verzamelen van gelden
voor de oprichting van een standbeeld voor den over
leden advocaat Berryer.
Verkoopiiigcii en aanbestedingen.
Gisteren avond is alhier ten verkoop aangeboden:
1°. Een huis en schuurtje met eene roede gronds,
staande en gelegen binnen Middelburg, nabij het Seis-
Plein, wijk Q n". 329. Verkocht voor 675.80.
2«. Een huis en schuurtje met 2 roeden 33 ellen gronds,
staande en gelegen als voren, wijk Q n«. 328. Opgehouden
voor f 904.50.
Tlicrinomc terstand.
tl Dec.'s av. llu.49gr.
12 's morg.7 u. 41 's midd. 1 u. 45 gr.
Statcn-generaal.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Vrijdag 11 December. Voortzetting dis-
cussiën onderwijs.
De eerste spreker over de zaak van het lager onderwijs
Was heden de heer van Kuyk, die zich een voorstander
verklaarde van de neutrale openbare school en het eene
valsche stelling noemde als men beweert dat het hier de
Vraag geldt van het al of niet bestaan dier school. Nie
mand wil haar vernietigen; niemand, ten minste hij niet,
Wil sectie-scholen; maar hij wil vrijheid hebben voor het
onderwijs om tot ontwikkeling te komen. En het staats
monopolie belet dit. Hij meent dat, volgens de grondwet,
de staat alleen daar te zorgen heeft voor onderwijs, waar
bijzondere krachten te kort schieten. Naast de openbare
School dus het bijzonder onderwijs. Zijne bezwaren tegen
de wet kunnen worden weggenomen door een verplicht
Schoolgeldwijziging der bepalingen omtrent de examens
Vergemakkelijking van het gebruik van hulponderwijzers;
Wijziging van art. 16 der wet. Hij wil weten wat de
minister onder eerlijke uitvoering der wet verstaat, en
Doemt het onvoorzichtig en onstaatkundig van den
minister pertinent tegemoetkoming aan de bezwaren te
Weigeren.
De heer de Brauw kwam er ook tegen op dat men
vernietiging der openbare neutrale school zou willen,
Deen, hij wil geen godsdienstonderwijs op de openbare
schoolhij wil de neutrale school voorhetopenbaar onder-
Wijs. Maar hij wil ook dat, naast die school, opgericht
Worden openbare theologische scholen; hetgeen hij volgens
de grondwet geoorloofd acht. Waar de ingezetenen er
Diet van gediend willen wezen, mag men geen openbare
Deutrale school oprichten, maar moet men een school
stichten waarmede al die ingezetenen vréde kunnen
uebben. Hij drong daarom ook aan op wijziging der wet
Van 1857 en trachtte het onhoudbare aan te toonen van
's ministers beweren dat dooradministratieve maatregelen
de bezwaren konden worden weggenomen. De houding
des ministers kwam hem zóo verkeerd, zóo weinig houd
baar voor, dat hij voornemens is bij een der artikelen
Dopens het lager onderwijs een amendement voor te
stellen.
De heer Cornelis erkende dat er bezwaren bestaan,
maar wilde de school-quaestie geheel van de politiek
Dfgescheiden houden. Hij meende dat hetgeen de heer
donckbloet gezegd heeft, niet de uitdrukking kan zijn
Van de gevoelens der constitutioneele partij in de kamer,
tvaaronder ook hij zich rangschikte, evenzeer als onder
de catholieke partij. Ook hij wil enkele wijziging in de
Schoolwet, maar hij ontkent dat de liberalen dit zouden
tegenwerken, omdat zij in de onderwijszaak zoo illibe-
taal zonden zijn. Nooit hebben de liberalen er een grief
yan gemaakt dat art. 23 ruim werd toegepast. En spreekt
men nu van de bezwaren, welnu zij, die ze het meest
DDdersteurien, komen met een wetsontwerp; men we<g
dan wat verlangd wordt.
De heer van der Linden was het met den vorigen
spreker volkomen eens. Hij wil ook dat men met gefor
muleerde voorstellen kome. Hij handhaafde het recht
van den staat om onderwijs te geven en zeide dat, als
Djen spreekt van gewetensdwang,men dit moet bewijzen.
Wet argument van /het bijdragen in de kosten van het
°Dderwijs door hen, die er geen gebruik van maken, gaat
°°k niet op, want men moet voor zooveel zaken bijdragen,
daarvan men ook geen gebruik kan of wil maken. Hij
°Dtkende tevens dat de ouders zoo afkeerig zijn van de
openbare school en sprak tevens het beweren tegen dat
die school godsdienstloos zou zijn. Verder kwam hij er
krachtig tegen op dat de onderwijswet van 1857 eene
partijwet was en wees er op dat die wet door conserva
tieven is voorgedragen en door conservatieven aange
nomen. Dat verwijt van liberale partijwet moet dus ver
vallen. Bovendien zij, die steeds met dit verwijt komen,
zijn tweemaal aan het bewind geweest, maar nimmer
hebben zij wijziging voorgedragen.
Wat men in de plaats of naast de openbare neutrale
school wil is zeer onduidelijk. Wil men het bijzonder
onderwijs als hoofdzaak en het openbaar als aanvulling
dan acht hij dit onbereikbaar. Maar in allen geval wil
hij duidelijke formuleering van wat men wil.
De heer van Nispen van Sevenaer verklaarde dat hij
al meer en meer de regeering bestrijden moet nopens
den weg dien zij met betrekking tot het onderwijs op
gaan. Op nieuw weiden door hemde „gemoedsbezwaren"
van velen in den lande ontwikkeld en voorts verdedigde
hij het verplicht schoolgeld. Verder bleef hij bij zijn gevoe
len dat de bijzondere school onderdrukt wordt en tevens
dat de vrijheid, die men in 1848 wilde geven, onder de
werking der wet van 1857 onbereikbaar blijkt te zijn. In
den loop zijner rede ontwikkelde hij zijne vroegere be
zwaren tegen de woorden in art. 23 „opleiding tot
christelijke deugden", welke woorden hij enkel geschikt
acht om zand in de oogen te strooien van die ouders, die
meenen dat, met die woorden, tevens het godsdienstig
element op de school is verzekerd.
De heer Borret moest de toepassing, die de minister
aan de wet wil geven, onrechtvaardig noemen en ge
loofde ook niet, dat door de bestaande scholen aan de
bedoeling der grondwet voldaan wordt.
De heer van Beyma besprak hoofdzakelijk de werking
van art. 36 der wet met betrekking tot het subsidieeren
van dorpen in Friesland voor de kosten van het onderwijs.
De heer van der Does de Willebois betuigde ook zijn
leedwezen over het voornemen der regeering om geen
wijziging in de schoolwet te brengen en kwam krachtig op
tegen den aanval door den heer Jonkbloet gericht tegen
den curie van Home, tegen Rome, tegen den syllabus,
tegen het mandement. Hij meent dat men die zaken hier
buiten het debat moet laten. Hij verklaarde catholiek te
zijn in den zin van den syllabus, maar tevens oprecht Ne
derlander en getrouw aan de beginselen die hij bezworen
heeft. Voorts merkte hij op dat zoowel het mandement
als de syllabus niets anders bevatten dan hetgeen het
gronddenkbeeld is van allen die willen dat het onderwijs
tot grondslag hebbe zedelijkheid en godsdienst. Tot de
zakk zelve komende, zeide hij dat geen ontwikkeling der
bezwaren tegen de wet van 1857 meer noodig is; zij zijn
bekend. En nu is het eene behoefte den lande daarin
tegemoet te komen en het initiatief daartoe moet van
de regeering uitgaan.
De heer Gefken gaf als zijne wensehen te kennen
wijziging der artikelen 16, 24,33 en 36 der wet en tevens
de bepalingen nopens de examens. Voorts kwam hij op
tegen de uitlegging door den minister aan art. 16 gege
ven in de zaak der gemeenten Schraad en Wons, en
verlangde overlegging der stukken omtrent deze zaak.
De heer van Naamen bestreed de verschillende bezwa
ren tegen de wet van 1857 ingebracht, en hield al de
beschuldigingen van godsdienstloosheid en materialisme
voor onwaar, zoolang men daarvoor geen bewijzen bij
bracht. Hij is voor kosteloos onderwijs, ten einde de
ontwikkeling der volksklasse te bevorderen.
Algemeen overaiclit.
In Spanje schijnt de toestand voor het oogenblik vrij
ongunstige verschijnselen op te leveren. Eenige bijzon
derheden daaromtrent zullen onze lezers in dit nommer
onder eene afzonderlijke rubriek aantreffen.
Met het oog op de mogelijkheid dat in Spanje het
republikeinsch stelsel mocht zegevieren, schijnt men te
Lissabon pogingen te vreezen van een deel'der Portu-
geesche bevolking om Portugal met Spanje te vereeni
gen of wel van een deel der Spastische natie om de Ibe
rische eenheid te ver wezenlij ken. De regeering te Lissabon
heeft althans verschillende maatregelen genomen om
haar leger behoorlijk te kunnen uitrusten. Ook worden
verschillende vestingen en de batterijen en fortificatiën
aan de monden van de Taag met getrokken kanonnen
gewapend.
Het gisteren reeds door ons medegedeeld bericht dat
men te Athene nog steeds hoopt op Rusland's ondersteu
ning tegenover westelijk Europa en daarom nog bezwaar
maakt tegen de inwilliging van Turkije's eischen, wordt
bevestigd. Die eischen van Turkije strekten aanvankelijk
tot het nemen van maatregelen tegen de bestaande com-
missiën ten gunste der opstandelingen op Kandia, om
haar alle verdere aanwerving van vrijwilligers te belet
ten; tot het doen sluiten derGrieksche havens voor eene
stoomboot in dienst der opstandelingentot betaling
eener schadevergoeding aan de betrekkingen van eenige
te Syra bij een oproer aldaar vermoorde Turksche offi
cieren en overigens tot naleving der internationale
tractaten en overeenkomsten. Mag men het officieus
regeeringsorgaan te Parijs, la France, gelooveu, dan
zouden deze eischen thans door Turkije nog verminderd
zijn en zich tot deze beide punten bepalen: Griekenland
zal niet langer het terugvoeren dor Kandische huisge
zinnen naar hun vaderland beletten en zich verbinden
om ten opzichte van Turkije de internationale overeen
komsten na te leven.
Yan de zijde der regeering te Konstantinopel, of liever
van de zijde der westelijke mogendheden, wordt dus een
zeer matige eisch aan het gouvernement van koning
George gedaan,zoodat deRussische regeering zich slechts,
niet alleen officieel, maar in waarheid onzijdig heeft te
houden om aan het Turksch-Grieksch geschil eene vrede
lievende oplossing te verzekeren. Nu blijven overigens
sommige berichten beweren dat onder de westelijke
mogendheden, die officieel zich zoo sterk voor de aan
neming van Turkije's eischen door Griekenland in de
bres stellen, een tweetal gevonden wordt wier officieuse
invloed, in strijd met de officieele taal harer diplomatieke
agenten, zoo al niet een begin van vijandelijkheden, dan
toch het afbreken der betrekkingen tusschen Athene en
Konstantinopel tracht uit te lokken. Of dit bericht om
trent dergelijke dubbelzinnige houding, aan Oostenrijk
en Frankrijk toegedicht, juist is, kan natuurlijk moeilijk
blijken, maar zeker is het dat dit bericht niet als zoo
geheel ongeloofwaardig kan worden beschouwd. Men
weet toch dat juist het Oosten steeds het tooneel is ge
weest van de meest ongeloofelijke diplomatieke intriges
en knoeierijen, alles tot groot nadeel van de verschil
lende rijken en rijkjes waaruit het Oosten bestaat.
Volgens berichten uit Weenen is het heden de laatste
dag van den termijn, door Turkije aan Griekenland
toegestaan, om zich omtrent het gezonden ultimatum
te beraden.
In Engeland zal Dinsdag in de reeds eergisteren
geopende zitting van het parlement de troonrede worden
uitgesproken door een der leden van het kabinet. Men
beweert dat deze troonrede niets belangrijks bevatten
zal en eerst bij de hervatting dor werkzaamheden in
Februari de regeering zich in eene dergelijke toespraak
aan het parlement over hare politiek meer breedvoerig
zal uitlaten.
De Pruisische minister von Bismarck is, naar - het
schijnt, in zeer opgeruimde stemming uit Varzin te Ber
lijn teruggekomen. Bij de debatten over de begrooting
van buitenlandsche zaken heeft hij de vergadering
geamuseerd ten koste van den heer von Beust. Nadat de
heer von Virchow den wensch had geuit dat Pruisen
den liberalen zin der regeering te Weenen mocht volgen,
hield de heer von Bismarck eene redevoering ten betooge
dat de liberale hervormingen in Oostenrijk thans inge
voerd, reeds meer dan twintig jaren in Pruisen bestaan.
„Het schijnt wel zoo luide eene der uitingen van den
heer von Bismarck, welke een algemeen gelach veroor
zaakten dat het met liberale regeeringen gaat even
als met dames: de jongste behagen het meest."
In de volgende vergadering was aan de orde de
quaestie der geldigheid of niet-geldigheid der verkie
zing van den afgevaardigde Bergenroth. De rapporteur
der commissie, voor ditpunt benoemd,had geconcludeerd
tot vernietiging der verkiezing van dezen afgevaardigde
op grond dat de landraad Standy pressie had uitgeoe
fend op de kiezers van het district, waarin de heer Ber
genroth door de conservatieve partij candidaat was
gesteld, en wel ten gunste van dien candidaat. Een der
conservatieve leden van het huis van afgevaardigden
betoogde te dezen opzichte „dat hij het voor de plicht van
iederen landraad houdt om te zorgen dat de verkiezin
gen in ministerieelen zin uitvallen; dat een landraad
echter niet acht dagen vóór de verkiezingen conservatief
moet worden, maar van den beginne af conservatief moet
zijn (hevig gelach en bravo geroep)." De vergadering
heeft ten slotte de verkiezing van den heer Bergenroth
nietig verklaard.
Uit het rapport der commissie was gebleken dat de
landraad Standy door veldwachters verschillende per
sonen had doen d'reigen dat, als zij hunne stem niet
uitbrachten op den heer Bergenroth, zij op verschillende
wijze zouden worden benadeeld, en andere kiezers had
overgehaald om, daar zij ten gunste van den liberalen
candidaat wilden stemmen, liever hun stembiljet niet in
te leveren.
Aan een brief uit Madrid ontleenen wij het volgende
„Terwijl ik u thans schrijf ben ik onder een zeer treu-
rigen indruk. Ik dacht niet dat de vrees die ik in mijn
laatsten brief aan den dag legde zoo spoedig verwezen
lijkt zou worden. Het ongeduld aan de eene zijde, de
uitdagende houding aan de andere hebben hunne wrange
vruchten gedragen; de straatgevechten, de botsingen
tusschen burgers en soldaten, zijn weder begonnen; het
bloed heeft reeds gestroomd, drie dagen lang, en dat wel
te Cadix, die driewerf roemrijke stad, welke allen heilig
moest zijn; Cadix, de bakermat der omwenteling van
gisteren, is heden de eerste stad, welke door de afgrijse
lijkheden van dezen broederkrijg bezoedeld geworden is.
Het voorloopig bewind moest meer overtuigd worden
dat het noch de e'igenaar noch de wettige erfgenaam is
der September-om wenteling het werk en het eigen
dom van alle partijen en van alle Spanjaarden maar
haar afgevaardigde en dienaardat het door haar met
eene nagenoeg onbeperkte macht bekleed is, niet om
zijn eigen denkbeelden te doen gelden en de boven
hand te doen behouden, maar om door wettigheid en
onpartijdigheid de beslissing, die de in volle vrijheid
zfch uitende nationale souvereinitejt. nonj.eu zou, voor
iederen aanval te iirT^igli vfirn, De faeSt'c bedoéii&gen op
zichzelf zijn overaen*4laarbij£lH*t vóliloendecéftB <|oor
de revolutie gel^wai^ny^^ftwfikbiRler dfiarop invloed
uitoefenend verdacht w^raen,
en waarvoor zilttSSèt'itÉÉtf#toffer vwral waakten