öufonlanfc.
vper, als spoorwegen en kanalen, te baat genomen, daar
do lage stand van de Wolga en andere rivieren in het
najaar nadeelig op de bespoedigde gemeenschap te water
werkte. Het gouvernement, 't welk het meest geleden
heeft, in Smolensk, dat nog den invloed van den nood
van 1867 ondervond; 150,000 boeren waren daar niet
genoegzaam voorzien om tot den volgenden oogst rond
te komen, en 29,000 hadden zelfs geene zaaigranen.
Krachtige hulp in geld en in granen is van verschillende
oorden derwaarts gezonden. Ook aan de Oostzee-gewesten
is bijstand verstrekt, en de provinciale vergaderingen
raadplegen over verdere voorzieningen. Ten einde de
Finlandsche bevolkingen, die zoo dikwijls door nadeelige
oogsten geleden hebben, eene meer afdoende, blijvende
hulp te verschaffen, bevordert de regeering de verhui
zing van de Finnen naar vruchtbare gewesten, welke in
het verre Oosten en aan den Amur gelegen zijn. De
regeering heeft te dien einde zelfs een schip in dienst
gesteld, 't welk de uitgewekenen te Bremen aan boord
nemen zal.
Burgerlijke stand.
Middelbubg. Eerste huwelijks-afkondiging van den
6 dezer: M. S. de Zeeuw, jm. 26 j. met K. A. Loenje,
jd. 21 j.
(Van 28 November tot 5 December.)
Vussingen. Gehuwd: O. van Eek, jm. 20j. met P. Pad
mos, jd. 17 j. W. Florussen, jm. 24 j. met N-. Bosschaart,
jd.27 j.
BevallenP. J. Verheul, geb. Bosquet, d. M. van Wijk,
geb. de Bruijne, d. C. W. Gorter, geb. Heymensen, d.
G. M. Pieterse, geb. Sap, d. M. C. P. Hanze, geb. van
Kanst, d. E. de Bruijn, geb. Degens, d.
Overleden: J. Koelse, jd. 25 j. C. Joosse, d. 3 m.
A. P. J. Corveleijn, d. 9 j. J. Ba velaar, d. 3 m. J. C. Kroo-
nen, d. 7 w. J. J. Coulon, vrouw van J. A. Belis, 64 j.
C. Jorissen, wed*, van G. Hemmekam, 77 j.
Goes. BevallenF. J. Maas, geb. Burks, d.
Ziebikzee. Gehuwd: J. Vermeule, jm. 27 j.'met P. van
Westen, wed®. H. Martens, 27 j.
Bevallen: P. van Maanen, geb. Duson, z. A. J. Kenens,
geb. Schouten, z. T. Koöijman, geb. Plaating, z. A. Leij-
dekkers, geb. van den Bout, d. E. van Neuren, geb. van
der Have, d.
Overleden: G. van Grafeijland, jd. 73 j. G. T. Pauli,
z. 2 m. C. van der Stel, weduwn. 82 j. C. Buijsen, vrouw
van A. P. C. Roothaert, 58 j. L. L. Phernambucq, d. 2 j j.
J. Weltenburg, d. 3 w. J. Krakeel, man van S. Horre-
voets, 54 j.
Thermometerstand.
7 Dec. 'sav. 11 u. 50 gr.
8 'smorg.7u.51gr.'smidd.lu.55gr,'sav. llu.ölgr.
9 's morg.7 u. 46 'smidd. 1 u. 46 gr.
Staten-generaal.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Dinsdag 8 December. Voortzetting discussie
en aanneming begrooting staatsspoorwegen.
Bijna al de gisteren besproken punten kwamen ook
heden, bij de voortzetting der discussiën over de begroo
ting der staatsspoorwegen, ter sprake.
1». De spoorweglijn Arnhem—Nijmegen, waarvan de
heer van Nispen nader het nut trachtte aan te toonen.
2°. De aanleg van buurtspoorwegen, door den heer
Thorbecke niet dringend noodig geacht, omdat de onder
vinding geleerd had dat niet alle plaatsen, die door spoor
wegen worden doorsneden, in welvaart toenemen, met
welk gevoelen de heer van Kerkwijk het niet eens was.
3°. De aansluiting der Noorderspoorwegen met de
Duitsche spoorwegen, waarvan het groot nationaal en
internationaal belang werd aangedrongen door de heeren
Thorbecke, J. K. vanGoltstein,Westerhoffen vanBeyma.
4". De spoorwegverbindingen te Amsterdam en Rot
terdam, die door den heer Thorbecke gelijktijdig behan
deld werden, wijzende op het landsbelang dat hierbij
betrokken is en dat het noodzakelijk maakt dat niets
gespaard worde om deze belangrijke verbindingen tot
stand te brengen. De heeren Insinger, de Bosch Kemper
en Pijnappel behandelden meer in het bijzonder de ver
binding te Amsterdam, en zulks naar aanleiding eener
aanvrage door het bestuur der Amsterdamsche kanaal
maatschappij gedaan om vergunning tot het maken van
een dam ten westen van het IJ met sluizen. Men meende
dat door het toestaan van dit verzoek de zaak der
spoorwegverbinding zou worden gepraejudiceerd en oor
deelde dat het hier betrof een ingrijpende wijziging in de
concessie, waartoe de wetgevende macht hare toestem
ming zou moeten verleenen.
5». De lijn ArnhemSchalkwijk, ter verbinding van
de lijn Utrecht- Arnhem. Het gewicht dier verbinding
werd aangedrongen door de heeren J. K. van Goltstein,
van Kuyk en van Voorthuysen.
6°. De wijze van aanbesteding van groote spoorweg-
werken, besproken door den heer Blom, naar aanleiding
1®. van het gunnen der aanbesteding voor de brug bij j
Crevecoeur aan een Nederlandschen inschrijver, terwijl i
eene Engelsche fabriek voor f 10,000 minder had inge-
sohrevenen 2®. aan de voorwaarden van aanbesteding
voor het maken van den bovenbouw der brug over den
Moerdijk, waarbij bepaald ia dat de inschrijvers ijzer
fabrikanten moeten zijn.
7». Het verleenen van subsidiën voor spoorwegonder
nemingen, waaromtrent de heer van Yoorthuysen het
gevoelen des ministers wilde kennen.
8°. De concessie voor de spoorwegverbinding Boxtel
Gennep, waaromtrent de heer de Roo de strategetische
bezwaren bestreed, bij het departement van oorlog be
staande, terwijl de heer Fransen van de Putte het alge
meen belang van dien weg trachtte aan te toonen.
9°. De concessie voor een spoorweg van Schiedam
langs Vlaardingen en Maassluis naar den Hoek van
Holland, waaromtrent de heer Virnly inlichting vroeg,
terwijl hij tevens inlichting verlangde omtrent den in
vloed van het stormachtig weder der laatste dagen op
de werken voor den Rotterdamschen waterweg.
Al deze punten werden door den minister van binnen-
landsche zaken in zijn antwoord behandeld. Hij gaf te
kennen: 1». dat hij de zaak der verbinding van de
noorderspoorwegen met de Duitsche grenzen gaarne wil
bevorderen, maar dat, daar de zaak zich in handen van
een comité bevindt, men het resultaat zijner pogingen
moest afwachten; 2». dat het nut der lijn Arnhem
Nijmegen erkend wordt, maar dat daarvoor alleen dan
subsidie kon worden verleend wanneer al de staatsspoor-
weglijnen voltooid waren; 3®. dat over de concessie
NijmegenZalt-Bommel nog onderhandeld wordt; 4». dat
tegen de concessie BoxtelGennep strategetische be
zwaren bestaan, maar dat de regeering geneigd is met
de concessionarissen in nadere onderhandeling te treden
5». dat ook de regeering in het algemeen het groote nut
van staatsspoorwegen niet kan inzien; 6®. dat de aan
gevraagde vergunning door de kanaalmaatschappij voor
het maken van een westelijken IJdam uitsluitend in ver
band staat niet hare werken en dat het nog zeer twijfel
achtig is of de gevraagde vergunning zal worden verleend
7». dat in het volgend jaar de onteigeningswetten zullen
worden voorgedragen voor de spoorwegverbindingen te
Amsterdam en Rotterdam8®. dat de gunning der aan
besteding van de brug bij het Crevecoeur aan den
Nederlandschen inschrijver is geschied, omdat het ver
schil in de inschrijvingssom opgewogen werd door de
kosten van toezicht op het Engelsch fabricaat, terwijl
wat de voorwaarden in de aanbesteding voor de brug
over de Moerdijk betreft, steeds in al de bestekken voor
zulke aanbestedingen de verplichting voorkomt, dat de
inschrijvers ijzerfabrikanten moeten zijn; 9®. dat de
regeering alleen dan subsidiën zal geven wanneer het
rijksbelang bepaald bij het uit te voeren werk betrokken
is; 10®. dat zeer goede berichten ontvangen zijn omtrent
de werken aan den Hoek van Hollandde hoofdingenieur
heeft gemeld, dat de winddruk in den nacht van Zondag
geweest is 125 pond op de vierk. el, doch dat de dam en
de verdere werken niets hebben geleden, terwijl de ver
dieping aan de geul goed vooruitgaat.
De minister van oorlog deelde de krijgskundige bezwa
ren mede, die bestonden tegen dé concessie Boxtel —Gen
nep. Hij geeft de voorkeur aan eene verandering der
richting over Grave, doch wilde gaarne de zaak nog
eens overwegen.
Na sluiting der algemeene beraadslagingen werden de
art. 114 aangenomen.
Bij art. 15, aanleg van den spoorweg van Rozendaal-
Vlissingen, wees de heer van Eek op het nut van het
maken van een hulpspoorwegstation in de nabijheid
van de kom der gemeente Vlissingen terwijl de heeren
van Kerkwijk en Saaymans Vader de noodzakelijkheid
betoogden van het maken van een halte op den spoor
weg bij het kanaal door Zuid-Beveland.
De minister van binnenlandsche zaken verklaarde,
dat er een hulpstation gemaakt zou worden in de nabij
heid van Vlissingen, doch niet in hare onmiddellijke
nabijheid, en gaf tevens te kennen dat reeds besloten
was tot het maken der besproken halte.
Al de artikelen der begrooting zijn vervolgens goed
gekeurd, terwijl de begrooting in haar geheel met alge
meene stemmen is aangenomen.
Hierna zijn de artt. 108 en 109 der begrooting van
binnenlandsche zaken goedgekeurd.
Algemeen overzicht.
Dat de Turksche regeering tegenover Griekenland
eindelijk het geduld heeft verloren en in de eerste op
welling van gramschap aan eene oorlogsverklaring dacht,
is zeker wel niet te verwonderen. Ieder toch die de ge
schiedenis van den laatsten opstand op Kandia heeft
nagegaan, moet erkennen dat daarvoor bij de regeering
te Constantinopel wel aanleiding bestond. Zij zag toch
het voor westelijk Europa bevreemdend en voor elk, die
met den toestand' in het Oosten niet bekend is, schier
onbegrijpelijk Schouwspel: dat eene tegen het wettig
gezag van Turkije opgestane bevolking door eene be
vriende mogendheid openlijk werd ondersteund. Om de
krijgsoperatiën der opstandelingen gemakkelijk te maken
werden grijsaards, vrouwen en kinderen bij honderden
naar Griekenland overgebracht. In het bevriende Grie
kenland waren commissiën werkzaam om gelden ten
behoeve der opstandelingen in te zamelen. In het be
vriende Griekenland werden, openlijk onder het oog der
regeering van koning George, vrijwilligers voor Kandia
aangeworven en naar dat eiland op in geregelde vaart
gebrachte stoombooten overgevoerd. Evenals uit Turkije
nu en dan versterking werd gezonden aan de Turksche
troepen op Kandia, werden uit het bevriende Grieken
land de gelederen der opstandelingen telkens aangevuld.
Zoo werd dan ook nu in de laatste weken weder openlijk
eene afdeeling van eenige honderde vrijwilligers te
Athene voor Kandia aangeworvendie met vliegende
vaandels en slaande trom van een der pleinen aldaar
afmarcheerde, om zich alzoo voorbij het hotel der Turk
sche ambassade naar de inschepingsplaats te begeven.
Deze verhouding tusschen Griekenland en Turkije
werd dan ook ten laatste wat al te belachelijk. Grieken
land deed alles om Turkije op Kandia gezwegen nog
van te Athene toegelaten pogingen om de Turksche
grensbevolkingen in opstand te brengen afbreuk te
doen; zoodra echter een der Grieksche kruisers, op
heeter daad betrapt in het ontschepen van krijgsbehoef
ten en ma-nschappen op de kust van Kandia, door Turk
sche oorlogschepen achtervolgd in een Grieksche haven
vluchtte, was hij veilig, want Griekenland's havens wa
ren „neutrale plaatsen." Meermalen werd dan ook van
Turksche zijde, en niet ten onrechte, beweerd, dat een
verklaarde oorlogstoestand voor Turkije verkieslijker
zou wezen dan de thans bestaande.
De oorzaak van dezen zonderlingen toestand is echter
te zoeken in de elementen van het politiek geraamte,
waaruit geheel het samenstel van rijken en rijkjes in het
Oosten bestaat. Al die staten en staatjes zijn eigenlijk op
politiek terrein niet levensvatbaar: zij leiden een soort
van kunstmatig politiek leven, waartoe hun de ade®
door de groote mogendheden wordt ingeblazen. Laat
Turkije aan zijn lot over en het valt ineen; zoo is het in
meerdere of mindere mate ook met Griekenland, me*
Servië, metRomanië, kortom met geheel het Oosten,waar
aan, tengevolge der enerveerende politiek dey mogend
heden daar nu eens die van de eene dan weder die
van de andere regeering de boventoon had langzamer
hand alle staatkundig zelfbewustzijn is ontnomen. Te
Belgrado, Bucharest, Athene, Constantinopel heerschte
in den loop der tijden nu eens de Russische invloed, dan
eens de Engelsche of Fransche, dan weder eens de OoS-
tenrijksche, en de regeeringen in die verschillende hoofd
steden zijn niet veel meer dan marionetten, in handen
der mogendheden, welke deze laatste voorts tegen elkan
der laten ageeren. Overigens nemen te midden van da'
politiek marionnetten-spel nog eenige zoogenaamde
nationale idealen eene plaats in, zóoals de droom van
éen groot Grieksch rijk en het ideaal van éen grooten
Romaanschen staat, waarmede men in Moldavië en
Walachije het „België van den Donau," gelijk het in
1849 genoemd werd nog zoo gaarne dweept, en welke
droomen nu en dan door de belanghebbenden in hunne
politieke intriges worden geëxploiteerd.
Waar dus thans van de oorlogzuchtige gezindheid te
Constantinopel sprake is en waar Griekenland zich tot
dusverre slechts bepaalde om alle Turksche nota's en
depêches met grieven tegen zijne begane schendingen
der neutraliteitswetten, voor kennisgeving aan te nemen,
daar is het eigenlijk maar de vraag of misschien de eene
of andere groote mogendheid haar belaDg ziet in een®
oorlogsuitbarsting in het Oosten, bijv. Frankrijk, en ot
eene andere mogendheid het oogenblik eener toch in
de toekomst niet te vermijden politieke beslissing in
het Oosten onder de bestaande omstandigheden niet te
ongunstig acht, bijv. Rusland. Is deze vraag bevestigend
te beantwoorden dan zal er eerlang een oorlog tusschen
Griekenland en Turkije uitbreken, in afwachting dat de
groote mogendheden zich daarin zullen mengenzoo niet,
dan zal er weder getransigeerd worden.
Dit laatste schijnt, voor zooverre wij uit verschillende
berichten kunnen opmaken, het waarschijnlijkste te zijn.
Het dagblad van St. Petersburg spreekt toch den wenscb
uit „dat de wijsheid der Grieksche en der Turksche
staatslieden het afbreken der diplomatieke betrekkingen
tusschen beide landen zal weten te voorkomen." Omtrent
de houding van Frankrijk, Engeland en Oostenrijk ver
schillen de berichten. Sommige mededeelingen beweren
dat deze staten de houding van Turkije goedkeuren, en
dat vooral Oostenrijk's invloed de oorlogzuchtige stem
ming te Constantinopel in het leven heeft geroepen o®
op deze wijze, zoo mogelijk, aan den opstand op Kand®
een einde te makenandere tijdingen verzekeren daar
entegen dat vooral Engeland en Frankrijk te Constan
tinopel op minder provoceerende maatregelen aan
dringen.
In Spanje weet men thans eindelijk wanneer de Cortes
bijeen zullen komen. Dit is echter eerst op 11 Februari,
nadat op 15 Januari de verkiezingen voor dat staats
lichaam zullen hebben plaats gehad. Nog meer dan twee
maanden zal de thans bestaande provisioneele toestand
dus nog duren. Intusschen brengt nog steeds elke dag
zijne monarchale of republikeinsche manifestatiën ®e'
zich, welke hier en daar reeds tot vrij ernstige botsingen
aanleiding hebben gegeven. Indien dit zoo voortgaat,
mag men vóór de bijeenkomst der cortes nog wellicht
zeer treurige tooneelen te dien aanzien verwachten.