föuttatlcmfc.
^anDflsbcrirtjtm.
3fctijDingm.
Zitting van Donderdag 26 November. Discussie over j
en aanneming van hoofdstuk II; aanvang discussie
hoofdstuk III; beuoemiug voorzitters en ondervoorzitters
afdeeliugen.
Bij de behandeling van hoofdstuk II (hooge collegiën
van staat en kabinet des konings) werden verschillende
punten behandeld; o. a. de werkkring van den raad van
state, waaromtrent de heercn Godefroi en de Bosch
Kemper het woord voerde en waarbij de minister van
financiën verklaarde: 1°. dat het een onderwerp van over
weging uitmaakte om in de periodieke afwisselingen
fier leden van de verschillende afdeelingen van den raad
van state verandering te brengen; en 2». dat een wets
ontwerp in gereedheid gebracht wordt om de belasting
saken bij den raad van state over te brengen.
Een amendement van den heer Dam om de voorge
stelde verhooging van het traktement van den adjunct-
oommies bij den raad van state te doen vervallen, werd
Verworpen met 44 tegen 20 stemmen.
Door den heer Begram werd aan den ministergevraagd
of de rekenkamer toezicht uitoefende over het magazijn
van decoratien, waarop door den minister van financiën
ontkennend werd beantwoord.
liet amendement van den heer de Casembroot om het
artikel voor decoratiën te verhoogen, ten einde de regee
ring in de gelegenheid te stellen de noodige decoratiën
in de militaire Willemsorde te verleenen, werd inge
trokken, nadat in den loop der discussiën gebleken was
fiat er nog een groote voorraad is van die orden en dat
in allen geval, zoo noodig, uit den post voldoende deco
ratiën konden worden aangeschaft. Bij deze gelegenheid
fieelde de minister van financiën mede, dat het een punt
van overweging uitmaakt voortaan ook de motieven der
benoeming tot ridders der militaire Willemsorde bekend
te maken.
Een ander amendement van den heer de Casembroot
om het artikel nopens de decoratiën ook te begrijpen
onder die, waarop overschrijving kan plaats hebben,
Werd verworpen met 46 tegen 18 stemmen.
Het gehecle hoofdstuk is met algemeene stemmen aan
genomen.
Bij de hierop gevolgde algemeene beraadslagingen
over hoofdstuk III (buitenlandsche zaken), wees de heer
Van Wassenaer van Catwijckop nieuw op de voorwaarden
fioor den heer Roest bij zijne benoeming gemaakt; hij
achtte die voorwaarden niet verbindend voor opvolgende
•sinisters en vroeg daarom of het behoorlijk was een der
gelijk koninklijk besluit te provoeeeren, dat toch geen
effect kan sorteeren. Hij verklaarde zijne ingenomenheid
•"et het beginsel van strikte neutraliteit en wilde van
fien minister nogmaals weerspreking der beweringen
alsof van orizentwege de gewensclite neutraliteit niet
ïou zijn in acht genomen. Hij vroeg vervolgens of het
Waar was dat wij getracht hebben de neutraliteit van de
Bij n vaart te verkrijgen, doch dat de andere mogendheden
fiaarin niet wilden toestemmen.
Ook de heer van Voorthuysen besprak onze buiten
landsche staatkunde; het antwoord des ministers was
fiem nog niet peremptoir genoeg. Hij verlangt de perti
nente verzekering, dat al de geruchten van alliantie-
Plannen geheel bezijden de waarheid zijn, en dat er zelfs
geen officieuse besprekingen hebben plaats gehad.
De heer Heydenrijck meende dat do minister dit reeds
Voldoende had verklaard en besprak: 1». de beurzen-
dichtingen in België, waaromtrent hij verlangde, dat de
regeering geen gelegenheid zou laten voorbijgaan om de
Belgische regeering te nopen tot het verrichten van dat
gene wat in deze zaak recht is; 2». de noodzakelijkheid
Van het sluiten van een nieuw handelsverdrag met den
Noord-Duitschen bond.
De heer van Beyma wenschte het aanknoopen van
°"derhandelingen met de Vereenigde staten tot sluiting
Van een tractaat tot wederkeerige uitlevering van boos-
fioeners.-
De minister van buitenlandsche zaken verklaarde
Pertinent dat al de geruchten nopens alliantieplannen
geheel en al bezijden de waarheid zijn. Van den heer
Heydenrijck verlangde hij eene nota omtrent de
Punten die in een nieuw handelsverdrag met den Noord-
Buitschen bond moesten voorkomen, terwijl hij met zijn
"Ubtgenoot van justitie zou raadplegen omtrent het
fioor den heer van Beyma verlangd tractaat.
De minister van financiën verklaarde dat inderdaad
Nederland de onzijdigheid der Rijnvaart had verlangd,
fioch dat de andere mogendheden daarin niet wilden
toestemmen.
Nadat de heer van Voorthuysen de verklaring van
fien minister van buitenlandsche zaken geconstateerd
"ad. werden de algemeene beraadslagingen gesloten.
Een amendement van den heer van Delden om de voor
gedragen verhooging der traktementen van de ambte-
"aren bij het departement te schrappen, werd verworpen
•"et 56 tegen 10 stemmen.
Eveneens werd met 55 tegen 12 stemmen verworpen
"en amendement van den heer van Kerkwijk om het
traktement van den consul-generaal te Tunis met 3000
t" verminderen.
Aan het slot der zitting werden de afdeelingen ver-
"ieuwd en tot voorzitters gekozen de heeren Thorbecke,
van Nispen,. Geertscma, Dullcrt en Storm; tot onder
voorzitters de heeren van de Putte, de Brauw, Bosch
Beniner Westerhoff en Heemskerk: en tnt lorlnn der
demper, Westerhoff en Heemskerk; en tot leden der
"pmuiissie voor de verzoekschriften, de heeren van Blom,
^ijlker, Smitz, Haffmans en Kalff.
Algemeen overzicht.
De laatste verkiezingen voor het Engelsch parlement
hebben voor de liberale partij nog eene vrij gevoelige
nederlaag opgeleverd. De lieer Gladstone, gelijk men
weet reeds te Greenwich gekozen, was ook caudidaat
gesteld, in Lancashire. Daar heeft hij echter de neder
laag geleden tegenover den candidaat der behoudende
partij. Wat overigens den tot dusverre bekenden uitslag
van den verkiezingsstrijd aangaat, behooren van de 615
gekozen parlementsleden 247 tot de conservatieve en
368 tot de liberale partij. Bij de laatstelijk gehouden
stemmingen zijn in sommige steden nog zeer ernstige
ongeregeldheden voorgevallen, waarbij de gewapende
macht noodig was om de orde te herstellen.
Omtrent de niet-herkiezing van den beroemden Stuart
Mill, die thans na de ned?rlaag van den heer Gladstone
in Lancashire daar Greenwich anders den heer Mill
zou hebben afgevaardigd waarschijnlijk zijne plaats
in het parlement verliezen zal, vinden wij eenige bijzon
derheden in een brief uit Londen. Daarin worden de
grieven behandeld, welke een deel der kiezers tegen dit
vroeger parlementslid beweren te hebben. Mill is voor
stander van eene vertegenwoordiging der minderheden,
meenende dat, waar de helft -j- 1 de natie is, de helft 1
niet niets moet wezen. Voorts is de heer Stuart Mill
geen voorstander der geheime stemming. Volgens hem
moet de burger, die den burgerplicht der stemming ver
vult, openlijk voor zijn gevoelen uitkomen, moet elk
stemmend kiezer geacht worden het algemeen belang en
niet zijn eigen belang voor oogen te hebben, waaruit
volgt dat hij voor zijne medeburgers zijne stem niet moet
geheim houden. Stuart Mill erkent echter dat in de
practijk' omstandigheden voorkomen, waarin eene open
bare stemming veel bezwaren oplevert en het tot dus
verre aangenomen systeem dikwijls een noodzakelijk
kwaad is, maar in Engeland meent hij zouden de bezwa
ren ruimschoots door de voordeelen worden opgewogen.
Eene andere grief tegen den heer Mill is zijne leer dat
het stemrecht en recht van vertegenwoordiging aan de
vrouwen moet worden toegekend. Ieder zoo betoogt
de heer Mill die eigendommen tot zekere waardebe-
zit, is kiezer. Waarom? Enkel en alleen omdat hij
die eigendommen heeft. Niet hij, maar deze eigendom
men bezitten dus eigenlijk stemrecht. Maar als die eigen
dommen nu toevallig aan eene vrouw toebehooren, aan
eene zeer intelligente en ontwikkelde vrouw, dan wordt
aan die eigendommen het kiesrecht geweigerdDat is
niet logisch, meent de heer Millmaar alles wat logisch
is, wordt daarom door de groote massa nog niet begre
pen, veel min beaamd en het Engelsch parlement zal
alzoo de voorlichtende medewerking van dezen staats
man in het vervolg waarschijnlijk moeten missen.
Dat de uitspraak der corrcctioneele rechtbank te
Clermont-Ferrand in de zaak van 1'Indépendant du Centre
ook in de regeeringskringen openlijk als een échec voor
het gouvernement wordt voorgesteld, blijkt uit de hou
ding der officieuse regeeringsdagbladen. Deze, en daar
onder vooral 1'Etendard, trekken heftig te velde tegen
het vonnis. Genoemd officieus regeeringsorgaan durft
zelfs omtrent die uitspraak het volgende nederschrijven:
„Wij hebben met aandacht het vonnis der correctioneele
rechtbank van Clermont gelezen en wij kennen daaraan
tot ons groot leedwezen minder het karakter eener
onpartijdige uitspraak toe, dan wel het kenmerk
eener goedkeuring aan eene tegen het gouvernement
gerichte politieke demonstratie." Dergelijke taal mag
zeker wel beschouwd worden als een belangrijk element
tot beoordeeling van den tegenwoordigen toestand in
Frankrijk. Waar de Napoleontische regeering zich in
zaken als deze zoo bepaaldelijk partij gaat stellen, daar
herinnert zij maar al te levendig aan de tijdvakken,
welke aan bekende Fransche revoluticn voorafgingen.
Men mag dan ook naar waarheid zeggen dat niet het
openbaar ministerie, maar de Napoleontische regeering
•van het vonnis der rechtbank te Clermont-Ferrand om
trent 2 December in appèl is gekomen bij het hof te
Riom.
Heden wordt de zaak der regeering tegen vijf Parijsche
dagbladen voor de zesde kamer der Seine-rechtbank be
handeld. De regeering heeft instructiën gegeven aan den
president dier kamer om de verdedigers der beklaagden
tot de orde te roepen, zoodra zij buiten do zaak gingen.
Daar echter hier juist „de zaak" den tweeden December
is, zal het moeilijk zijn voor den opvolger van den heer
Delesvaux om, zoo hij al als onafhankelijk rechter instruc
tiën der regeering heeft willen ontvangen, aan die in
structiën gevolg te geven.
De Norddentsche Zeitnng bevat een tweede artikel
over Romanië, waarin nader betoogd wordt dat Pruisen
de woelingen in het Oosten, die de vergrooting van Ro
man ie ten koste van Hongarije zouden beoogen, niet
ondersteunt. Pruisen stelt daartoe te veel prijs op de
vriendschap der Hongaarsche bevolking, terwijl het niet
met zijn belang zou overeenkomen deze vriendschap op
te offeren aan de sympathie van Romanië, hetwelk toch
geen gewicht in de schaal kan leggen.
Intusschen wordt uit Pesth bericht dat eene interpel
latie in de vertegenwoordiging voor de rijksaangelegen
heden omtrent de houding van Romanië door de regee
ring op weinig geruststellende wijze is beantwoord.
Door haar werd toch te kennen gegeven dat die houding
en de wapeningen der regeering te Bucharest niet kun
nen geacht worden overeenkomstig het tractaat van Parijs
te wezen. De regeering heeft echter nog onnoodig ge-
I oordeeld om tot het nemen van buitengewone maatrege-
j len te dezen opzichte over te gaan. Het officieus orgaan
La France bevat overigens het bericht dat wederom eene
groote hoeveelheid wapenen en krijgsbehoeften op een
Amcrikaausch schip Galatz is gepasseerd, bestemd voor
j de Romaansche regeering. La France ziet hierin een
i nieuw blijk dat de vredelievende beweringen der regee
ring van vorst Karei niet te vertrouwen zijn.
In het door den heer von Beust aan de vertegenwoor
diging overgelegde roode boek wordt eene bevestiging
aangetroffen der steeds door Oostenrijk omtrent noorde
lijk Sleeswijk en art. 8 van het tractaat van Praag ge
volgde politiek. De Oostenrijksche regeering verklaart
dat zij geenerlei pogingen bij Pruisen in het werk zal
stellen om de ten uitvoerlegging van dat artikel te ver
krijgen. De Kreuzzeituug is hiermede echter nog vol
strekt niet tevreden en wenscht dat de regeering te
Weenen zich uitspreke ten gunste van Pruisen's bewering
dat van de teruggave aan Denemarken van Alsen en
Duppel geen sprake kan wezen. Een eisch tot dergelijke
teruggave zou, altijd volgens de Kreuzzeitung, een natio-
nalen oorlog tengevolge hebben.
Uit Rome wordt gemeld dat aldaar het laatste tooneel
van het treurig Mcntana drama op bloedige wijze is ge
ëindigd. Twee personen, die deel genomen hadden aan
de pogingen, welke te dier tijde binnen Rome in 't werk
werden gesteld om de bevolking in opstand te brengen
en ter dood waren veroordeeld, verwachtten reeds sedert
geruimen tijd de beslissing van den paus omtrent hun
lot. Die beslissing, eindelijk genomen, hield in dat het
doodvonnis moest worden ten uitvoer gelegd, hetgeen
dan ook geschied is. In het Italiaansche parlement
hetwelk Woensdag den heer Mari met 185 stemmen
tegen 93, aan den heer Orispi ten deel gevallen, tot voor
zitter koos heeft het ministerie Menabrea, bij monde
van den president, daarover zijne hooge verontwaardi
ging te kennen gegeven en medegedeeld dat het te ge
legener tijd zou overwegen welke maatregelen tegenover
deze executiën zullen moeten genomen worden. Bij
motie van orde heeft de kamer zich voorts met deze
gevoelens van de regeering vereenigd. Het is te vreezen
dat de voltrekking van deze beide doodvonnissen wegens
politieke misdrijven, gelijk trouwens meestal het geval
is, meer verbitterend dan wel afschrikkend werken zal
op de gemoederen der Romeinsche bevolking.
Wat echter de bewering van sommige dagbladen aan
gaat, welke met 1'Indépendance beige spreken van „de
bloeddorstigheid der kerk" en te kennen geven dat deze
executiën in strijd zijn met de bekende dikwijls inge
roepen spreuk: „de kerk heeft een al keer van bloed"
gelooven wij te moeten wijzen op de omstandigheid dat
in Pius IX, afwijzend beschikkende op het verzoek om
gratie, niet de kerk optreedt, maar de wereldlijke vorst
van Rome, die in het belang van den staat de executie
van Monti en liognetti noodig heelt kunnen oordeelen
evenals het hoofd der Eugelsche kerk, koningin Victoria,
zulks kan doen en ook meermalen gedaan lieeft, zonder
dat men de Engelsche kerk verantwoordelijk stelde of
kon stellen voor die executiën. Er hlijkt echter eenmaal
te meer uit hoeveel bezwaren eene cumulatie van kerke
lijke waardigheden met wereldlijke vorstenkroonen op
levert.
Woensdag jl. is ter reede van Vlissingen aangekomen
het schoonerschip Volharding, gezagv. J. Pander, van
Old Calabar met palmolie naar Middelburg bestemd.
Prijzen van effecten.
Amsterdam 27 November 1868.
Nederland. Certific. Werkelijke schuld 2j pet. 55,3,
dito dito dito 3 6411,-
dito dito dito 4 85j
Aand. Handelmaatschappij 4j 126i
dito exploitatie Ned. staatssp. 40|
België. Certificaten bij Rothschild 24
Rusland. Obligatiën 1798 1816 5 94j-
Certific. adm. Harhburg 5 70-4
Oblig. Hope Co. 1855,6e serie 5 74|
dito ƒ1000 1864 5 „891
dito 1000 1866 5 884
Loten 1866 5 n 2181
Oblig. Hope Co. Leening 1860 44 79J
Certific. dito4" 67
Inscript. Stieglitz&Co. 2ea4«L. 4
Obligatiën 1867 4 651
Certificaten6 434
Aand. spoorweg Gr. Maatsch. 5 198)
Oblig. dito 4 1564
dito spoorweg Poti-Tiflis 5 78 !4
dito dito 1868 5 78|
Polen. Schatkistobligatiën 4 63
Pruisen. Obligatiën 5
Oostenrijk. Obligatiën metalliek5 481
dito 1847/1852 24 24fV
dito rente Amsterdam5 60 j
dïte nationale 5 51J
vdtto 18£45 56|
-1"" 1865 5 „59
;iO. W5 48
r 3 B
Italië 5 51jj
tëjjij Lamaison c. s. 5