„Dezelfde commissie is, evenals het geheele bestuur der visscherijen, gunstig gestemd voor de uitgifte van groote banken aan personen, die de kunstmatige oester teelt in het groot willen drijven, maar beschouwt de aan gevraagde banken als natuurlijke oesterbanken, die dus voor alle visschers moeten blijven openstaan. „Dit wordt nader onderzocht en de minister van finan ciën stelt zich voor, met de noodigc waarborgen voor de belangen der publieke ocstervisscherij, maatregelen te ontwerpen ter bevordering der kunstmatige oester teelt in het groot op die gronden, welke geene natuur lijke oesterbanken zijn." ^Benoemingen en besluiten. ridderorden. Vergunning verleend aan dr.E. F. H. M. graaf van Bijlandt, te 's Gravenhage, tot het aannemen en dragen der versierselen van kommandeur der orde van de Waakzaamheid of van den Witten valk, hem door Z. K. H. den groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach geschonken. eereteekenen. Vergunning verleend aan H. Lode- wijk, T. Ruijgh en P. T. Krul, allen te Terschelling, tot het aannemen en dragen der hun door Z. M. den keizer der Franschen toegekende medaille 1» klasse, wegens de redding der equipage van het Fransche schip Dorade, ter reede van Terschelling, op 1 October 1867. marine. Toegekend een jaarlijksch pensioen van/16Ó0 aan den ingenieur bij 's rijks stoomvaartdienst bij de directie der marine te Amsterdam D. van den Bos, zich noemende en schrijvende D. van den Bosch; van 773 aan den adjunct-commies bij de voormalige directie der marine te Vlissingen C. V. Riemcns; van ƒ587 aan den beëedigd'en houtmeter bij de directie der marine te Amsterdam P. J. Schuyt. deger. Benoemd tot luitenant-kolonel bij het 3« regi ment infanterie de majoor jhu H. G. F. Leïjssius van het 7« regiment, thans te Amsterdam. Benoemd bij het wapen der cavalerie, bij het 1® regi ment huzaren, tot i™ luitenant (naar ouderdom van rang) de 2® luitenant P. van Tienhoven, van het korps. Kerknieuws. De heer F. H. Michelsen, predikant bij de evangelisch- luthersche gemeente alhier, heeft voor het op hem uitgebracht beroep naar 's Hage bedankt. De heer A. Koers, predikant bij de hervormde ge meente te Koudekerke, is beroepen te Oud-Vossemeer, classis Zierikzee. Onderwijs. De hoogleeraar E. Selenka aanvaarde jl. Vrijdag het hoogleeraarsambt bij de faculteit van wis- en natuur kunde aan de hoogeschool te Leiden, als opvolger van wijlen den hoogleeraar Jan van der Roeven, mot eene Latijnsche oratie, handelende over de geographisehe verspreiding der dieren. (De animalium distributione geographica). Marine en leger. De luitenant ter zee 2® klasse S. H. Binkes, laatst be hoord hebbende tot het eskader in Oost-Indië en van daar den 1 dezer in Nederland teruggekeerd, is met dat tijdstip op nonactiviteit gesteld. Gemengde berichten. De nog rookende puinhoopen op het terrein van den eergisteren plaats gehad hebbenden brand in den Lan ge# delft alhier hebben geen reden tot verdere ongerust heid gegeven. Voortdurend is en wordt ook gedurende den aanstaanden nacht daarbij de wacht gehouden. Mor gen zal vanwege de betrokken Antwerpsche en 's Her togen bossehe brandwaarborgmaatschappijen een begin met de opruiming van het terrein worden gemaakt. In ons vorig nommer meldden wij dat de spuiten L en W de eerstaangekomenen waren. Thans verzoekt men ons mede tg deelen dat spuit C na spuit L zou zijn aange komen, en, kort daarop spuit W zou gevolgd zijn. Wij voldoen aan dit verzoek, zonder omtrent de juistheid der mededeeling in eenig opzicht te willen beslissen. De blijken van belangstelling en hulpvaardigheid die de slachtoffers van het onheil bij voortduring van vele zijden ondervinden, gaat de stoutste verwachting te boven. Morgen zal voor het kantongerecht te Arnhem de rechtsvraag behandeld worden of bij brand in een aangren zend perceel de goederen in het daarnaast gelegen huis, bij den brand uitgedragen wordende en bij die gelegen heid schade en verlies lijdende, de maatschappij, die deze tegen brandschade verzekerd heeft, tot vergoeding van die toegebrachte schade gehouden is, oi zoodanige schade als brandschade kan beschouwd worden. De kamei* van koophandel en fabrieken te Haarlem heeft zich dezer dagen, in navolging van andere kamers, bij adres gewend tot den minister van financiën, met verzoek dat worde ingevoerd een uniform port van vijf cents voor eiken brief binnenslands, met verhooging van port voor ongeffankeerde brieven. Behalve dat zij daarbij tevens aandringt op meer waarborg voor verzendingen van geldswaarde en op een verminderd tarief voor brie ven met sommen boven de f 1000 en voor postwissels, wijst zij op nog andere wenschelijke verbeteringen in ons postwezen. Op dien grond verzoekt zij, de bestaande postwet aan eene geheele herziening te onderwerpen. Op de Groote markt te 's Gravenhage zijn twee fraaie tenten geplaatst, die eiken marktdag kunnen worden opgezet en afgebroken en waarop geschreven staat: „Beschutting verstrekt van wege de Vereeniging tot bescherming der dieren te 's Gravenhage." Deze tenten zijn bestemd om de vogelen, die ter markt ge bracht worden, tegen het ruwe weder te beveiligen. Te New-York is door den heerBright eene machine tentoongesteld, die 2000 sigaren per dag vervaardigt. Jl. Donderdag is te Londen de verjaardag gevierd van de ontdekking van het beruchte buskruitverraad. Gelijk men weet wordt een stroopop. Guy Fawkes het hoofd der samenzweerders voorstellende, bij die gelegen heid door de straten gevoerd en op plechtige wijze ver brand. Het verschil van politieke meening deed zich zelfs daar kennen. Sommigen der stroopoppen moesten op Gladstone of Disraeli gelijken. De werklieden aan een der groote couranten waren echter onpartijdiger. Zij voerden twee poppen rond, die in de houding van twee boksers op een wagen stonden. Op hunne hoeden stond geschreven, dit is Gladstone, dit is Disraeli. Onder uit bundig gelach werden zij beiden verbrand. Het zotste van den optocht was echter eene kar, waarop 12 poppen stonden, in het costuum van bisschoppen der Angli- kaaDSche kerk. No surrender (geen overgave) stond met groote letters op de kar, welke, door een ezel getrokken, op een sukkeldrafje door de straten van Londen reed. Therniometersfand. 7 Nov.'sav. 11 u.40gr. 8 's morg.7 u.41gr.'smidd. lu.43gr,'sav. 11 u. 3.6 gr. 9 'smorg.7u.38 's midd. lu.44gr. Stalen-generaal. TWEEDE KAMER. Zitting Vrijdag 0 November. Voortzetting discussie Indische begrooting. De eerste spreker van heden was de heer Koorders, die in den aanvang zijner rode opkwam tegen eeno uit drukking van den heer van de Putte,alsof op den eersten dag der discussie een „kijven" had plaats gehad, niet in het belang der kolonie. II ij merkte voorts op dat dit zoo genaamd „kijven" het voordeel had opgeleverd, dat de heer van de Putte het zwijgen had verbroken en dat men nu weet dat hij den minister zal steunen. In de tweede plaats besprak hij de woorden en den toon des ministers tegenover den lieer van Sypesteyn en keurde dat ver wijzen naar de betrekking van ambtenaar af, omdat het den schijn geeft van zéker machtsvertoon, zeer onge past tegenover de vertegenwoordiging. De toon des ministers achtte hij in strijd met de eerste regelen der burgerlijke beleefdheid en hij had verwacht dat door leden der liberale partij de toon, waarop de minister heeft gesproken, zou zijn afgekeurd geworden. Hij hoopte dat de minister amende honoruble zou doen. Illj keurde eveneens af de wijze waarop de minister gisteren gespro ken heeft over het vigeerend stelsel in Indië en behan delde daarna breedvoerig de volgende vijf punten: 1°. de fiuancieele quaestie; 2». de waarschuwing des, ministers van niet te veel in détails te treden; 3°, de toegezegde vervangingswet van art. 56 van bet regeeringsreglement; 4». het doel van de toegezegde agrarische wetgeving; en 5». de theorie omtrent eene vaste bijdrage uit Indip. Hij zal de begrooting afstemmen wegens het steeds klimmend cijfer der uitgaven; ging de waarschuwing des ministers op, de vaststelling der Indische begroo ting bij de wet zou zijn een wassen neus; tegen de strekking der vervangingswet bad hij bezwaar, omdat daarin het doel lag het cultuurstelsel geheel te vernieti gen; het doel der agrarische wetten, erkenning van den individueelen grondeigendom, achtte hij verderfelijk voor den inlander en voor de Indische maatschappij; het stelsel eener vaste bijdrage is in strijd met het beginsel dat Indië niet moet worden geëxploiteerd ten bate der Nederlandsche schatkist en het beginsel waarvan de minister, bij de vaststelling dier bijdrage, wil uitgaan: het zedelijk gevoel dat Indië aan Nederland eene bijdrage verschuldigd is, levert hoegenaamd geen waarborg op, dat in deze naar billijkheid zal worden te werk gegaan. Ten slotte schetste hij zijn programma, dat hierop neder- komt: eerst het belang der Inlandsche maatschappij, daarna dat van den Nederlandschen staat; en in de laat ste plaats het belang der Europeanen in Indië, welk be lang hij meent dat door den minister en de liberale partij in plaats van op den achtergrond, op den voorgrond wordt gesteld. De heer Pijnappel verklaarde dat hij het ministerie niet wil bestrijden, omdat hij de leer is toegedaan, dat ieder ministerie door ondersteuning beter kan worden. Vóór tot de zaak zelve te komen, behandelde ook hij het incident van gisteren en meende hij dat er geen lid der kamer is die niet met hem zou afkeuren de heenwij zing door den minister naar do ondergeschikte betrek king van den heer van Sypesteyn ais ambtenaar. Hij hoopte ook dat de minister zijne woorden zou terug nemen. De rede des ministers besprekende, beweert hij, dat men niets heeft aan de gisteren verkondigde theoriën, waarmede ieder het eens kan zijn, doch die niets baten. De minister heeft evenwel de indiening van wetten toegezegd. Die wil hij afwachten om daarna de politiek des ministers te beoordeelon. De bezwaren wederleggende tegen de begrooting ingebracht, verlangde hij toch ook meer licht te hekomen en gaf hij ten slotte, omtrent de bijdrage van Indië, te kennen dat z. i. de regel moot zijn: Indië goed tebeheeren,onverschilligot er voor Nederland al of niet een batig slot overblijft. Blijft er wat over, dan mogen wij dit gerust voor ons nemen. De heer van der Hucht, zich onthoudende van eene beoordeeling van den toon des ministers, op wien hij toepasselijk acht „ieder vogeltje zingt zooals het gebekt is," keurt in het algemeen het programma des ministers goed en meende dat zoowel liberalen als conservatieven het daarmede eens kunnen zijn. Alleen is hij minder gerust omtrent de financieelc politiek des ministers en verklaarde hij den minister niet te 1 i steunen, wan neer hij de leer mocht zijn toegedaa wij geen recht hebben op een batig' slot. Ook hij dringt aan op spoedige indiening der toegezegde wetten. De heer Gefken ontwikkelde nogmaals zijn financieele bezwaren en. verduidelijkte-betgeen hij vroeger omtrent den resident Bosch gezegd heeft. Zijn doel was niet die® heer te beschuldigen van persoonlijk ondeugden te be zitten, die hij moest af keuren, maar alleen om te doen uitkomen dat die resident die ondeugden onder de bevol king van zijne residentie nietalleen niet had tegengegaan» maar zelfs bevorderd. De lieer de Bosch Kemper besprak de vierhoofdpunten van hen, die tegen de begrooting zouden stemmen: l".men was niet tevreden met het tegenwoordig regeerings reglement; 2». men wilde in conservatieven zin geregeerd hebben; 3°. had men geen vertrouwen in den minister; en 4°. had men bezwaren tegen de begrooting zelve. Deze vier punten besprekende, verklaarde hij zich tcgelijkcon- servatief en liberaal: doch niet conservatief in den zi® van onveranderd'behoud, noch liberaal in den geest va® het seheppen van een geheel nieuwen toestand. Hij vooral tegen het te spoedig toekennen van individueel grondbezit aan den Javaan en verklaarde gaarne de toe gezegde wetten te willen afwachten om, naar den inhoiw daarvan te kunnen beoordeelen, of hij den minister moet wantrouwen of vertrouwen. De begrooting zal hij naaf haar inhoud beoordeelen, maar daarom ook wil hij meet licht. Hij zou nooit eene begrooting afstemmen om een minister te verwijderen, maar ook geen gebrekkige wet aannemen om een minister te behouden. De heer Rochusscn weersprak eenige punten uit de rede van den vorigen spreker en bleef zijne bezwaren tegen de bcgrooting volhouden. De heer'Fransen van de Putte wees op de onjuiste beschouwing van den heer Gefken omtrent de zaak van den heer Boschverklaarde dat dóór de rede van den keer Pijnappel de koloniale quaestie geen stap verder was gekomen, herhaalde Zijne vroegere meening dat d® wijze van beoordecling der Europeesche maatschappij i® Indië noch staatkundig, noch rechtvaardig' is; én ver klaarde dat liét zijn doel niet is dén Javaan te dwingen tot verdeclinjg van den gronddit zal aan hun vrijen wil worden overgelaten. De heer van Sypesteyn kwam breedvoerig terug op het incident van gisteren. Hij ontkende iets onaange naams jegens den minister te willen zeggen, doch na® niets terug van zijne vroegere rede. Hij had ook va® liberale zijde afkeuring van 's ministers woorden ver wacht hij wil nog dat van die zijde de vraag word® gesteld: of zijne woorden in strijd waren met de parle- mentaïre welvöegelijkheid en, wilde men dat niet, da11 wenscjitc hij tot de kapier deze vraag te richten is de toon, dje de minister van koloniën, beschut door zij® ljoog standpunt, tegenover hem in acht genomen als 1® der kamer en alleen in die hoedanigheid hier aanwezig; overeenkomstig met den eerbied, door een constitutio neel minister aan de volksvertegenwoordiging verschul digd. Hij zeide hier niet zoo zeer voor zich zelf te sprp' ken, maar wel voor een dertigtal leden der kamer, di® allen min of meer van de ministers afhankelijk zijn- Voorts bestreed hij verschillende punten uit de rede de3 ministers en constateerde bij dat vele zijner vrage® onvolcjoende wgren beantwoord. Do heer van Nispcu van Sevenaer achtte de begroo ting onaannemelijk, omdat de uitgaven veel te laag en d® inkomsten veel te hoog'zijn geraatnd. Hij bestreed ook het donkbeeld dat Nederland geen recht heeft op eene bijdrage uit Indië, alsmede dat de gouverneur-genera»1 de bevoegdjieicl zou hebben telkens de vastgestelde be grooting te vei'hoqgen. Ten slotte verhief ook hij zijn® stem tegen den toon des ministers, waarvan het gevolg niet anders zijn kan dan het in minachting brengen 0DZer eonstitutioneele instellingen.. De minister van koloniën verduidelijkte zijne woorde® van gisteren, Hij heelt niets persoonlijks tegen don heet van Sypesteyn bedoeld; hij ontkent aan geen lid det kamer het recht tegen hem aanmerkingen in het middc® te brengen, maar zag geen reden iets terug te nemen va® hetgeen hij gezegd heeft, omdat de zaak door den he® van Sypesteyn op een terrein was gebracht, waarop alleen de kamer had te beslissen. Morgen zal de minister de verdere punten in de discussie besproken behandelc®' Zitting van Zaterdag 7 November. Ingekomen wets ontwerpen en stukkeuvoortzetting algemeene disciiss'3 Indische begrooting, gesloten; aanneming onder-afdee' lingen 17. Het door den minister van koloniën ingezonden ver slag over 1867 nopens de uitvoering der wet tot opheffing der slavernij in WestTndië, wordt gesteld in handen eener commissie, bestaande uit de heeren Fransen van de Putte; van Sypesteyn, Gefken, Dumbar en Harden broek. Bij de voortzetting der algemeene 'beraadslaging6® over de Indische begrooting ging de minister van kol"' niën nog eens de vijf hoofdstellingen na in zijne eerst® rede Ontwikkeld. In de eerste plaats zijne verklaring beginselen. Hij zal met bedaardheid werkzaam zijn t° heit. verschaffen aan den inlander van den individueel®® grondeigendom. Zijn beginsel daarbij is dat, waar beboette aan eigendom zich openbaart en de beletsel®® van staatswege de bevrediging van die behoefte verh'® deren, middelen moeten worden uitgedacht om, zonde geweld en zonder schending van maatschappelijke ipste lingen, die beletselen allengs geleidelijk weg te ruii®6.^ Het einddoel daarbij is dat elk inlander in de gelegenb® zij don eigendom te verkrijgen qp een stuk grond, d» hij bewonen en bebouwen wil; 2». de vervangings^

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 2