blijken, bij voldoend onderhoud, goed te zijn. Als voor- j beeld beroept hij zich op den provincialen grindweg van Hulst naar Walsoorden, die vroeger slecht was, doch thans, niettegenstaande het drukke verkeer, puik mag worden genoemd, Legt men dus een goeden grindweg van bijv. 20 duim dikte en onderhoudt men dien goedj dan verkrijgt men met veel minder kosten een zeer goeden weg. De heerHennequin zegt, dat hij wel bestrijding der aan vrage had verwacht,maarniet van leden uit het 5C district. Het lid uit Hulst heeft aangevoerd, dat de slechte toestand der grindwegen het gevolg is van te dunne grindlaag, maar volgens spreker vindt de antipathie tegen grind wegen in het 4" district niet haren oorsprong in de meer dere of mindere dikte van den weg, maar in de kosten van transport. Thans moet men voor den weg van Zuid- zandeKadzand, Zuidzande Sluis en ZuidzandeRe- tranchement f 8 per kubieke el, zegge f 8 per kubieke el betalen. Dit nu is een zeer groot bezwaar tegen den aanleg van grindwegen in het 4C district. Een tweede bezwaar bestaat in het groot vrachtvervoer, het onbe perkt berijden der kunstwegen, dat een gevolg is van het tot dusver achterwege blijven van een reglement op het vervoer langs de wegen. De heer Hombaeh antwoordt dat het straks door hem gesprokene niet de strekking had om de aanvragers te verkorten, maar hij slechts zijne gemoedelijke overtui ging heeft willen uitspreken. Het spreekt echter dat de cijfers voor vervoer zóo hoog zouden kunnen zijn, dat ook hij aan bestrating boven begrinding de voorkeur zou geven. Maar f 8 per kub. el, zooals de vorige spreker heeft gezegd, komt hem toch als een zeer hoog, als een enorm cijfer voor. Gaat men de kaart na, dan zal blijken dat de afstand der genoemde plaatsen, op niet meer dan 3 a 3.j uur kan worden berekend, maar al neemt hij daarvoor 4 uren dan begrijpt hij nog niet vanwaar die f 8 per kub.el alleen voor transport kunnen komen. Voorts merkt hij op dat bij de aanvraag geen begrooting van de kosten van begrinding is overgelegd, maar alleen eene voor bestrating, hetgeen jammer is, omdat men anders gemakkelijk eene vergelijking zou kunnen maken. De heer Hennequin releveert dat, als hij straks f 8 per kubieke el heeft genoemd alleen voor vervoer, hij zich dan verkeerd heeft uitgedrukt daar die som natuurlijk geldt leverantie en transport beiden. De heer J. L. de Jonge geeft als zijn gevoelen te ken nen dat de aanneming van het amendement van den heer Verhagen niet is aan te raden, omdat men daardoor een gevaarlijken weg zou betreden. Immers het besluit der staten van 18G2, waarbij een termijn is gesteld binnen welken de aanvragen moeten worden gedaan, geeft geen aanleiding om daarvan af te wijken ten aanzien der aan vrage van het gemeentebestuur van Krabbendijke, ook al is die aanvrage slechts twee dagen te laat ingekomen. Hij is tegen de inwilliging\an het amendement (hetwelk zijns inziens strekt ter bevordering van de verbinding van Krabbendijke met den spoorweg) en zulks te meer daal de overschietende gelden ruimschoots gelegenheid aan bieden tot eene nadere aanvrage met toepassing van 13 van het besluit der staten van 8 November 1862. De heer Verhagen zegt dat hij zijn amendement heeft voorgesteld omdat de leden der afdeeling waartoe hij de eer had te behooren eenstemmig van oordeel waren dat het te bejammeren zou zijn als eene aanvrage moest worden afgewezen alléén omdat zij twee dagen te laat was ingekomen. Hij was dan ook de eenige niet die verwonderd was in het voorstel van gedeputeerde staten omtrent het verleenen van rentelooze voorschotten die pertinente aanwijziging van dat paar dagen te lezen. Eene vertraging van twee dagen kan bij de tegenwoor dig bestaande postregeling toch licht plaats hebben. Wat betreft het bezwaar van den vorigen spreker, dat door aanneming van het amendement een gevaarlijke weg zou ingeslagen worden, moet hij opmerken dat hij van dien spreker meermalen zwaarmoedige beschouwin gen heeft gehoord en de zoo even genoemde zienswijze daaronder mede moet worden gerangschikt. Spreker zou althans niet weten welk gevaar men te duchten zou hebben. Hij heeft de aanwijzing van gedeputeerde staten betreffende die twee dagen te late inzending alleen be schouwd als eene aanduiding hoe exact en stipt dat college is in de handhaving van gemaakte bepalingen, maar in de bewoordingen dier aanwijzing tevens een blijk van hunne gezindheid meenen te zien om mede te werken tot inwilligiging der aanvrage. De bestrijder van het amendement heeft niet gewacht tot hij, spreker, het had toegelicht, maar toch, en terecht, gezegd dat het doel daarvan was het tot stand brengen eener verbinding van Krabbendijke met den spoorweg. De strekking van het amendement is geene andere dan om het gevaar te voorkomen, hetwelk voor het algemeen belang in de afwijzing van zoodanig verzoek om zulke J kleinigheden zou gelegen zijn, daar zij die zich voor die wegsverbetering moeite hebben gegeven dan allicht zich van verdere bemoeiingen zouden onthouden. Daar nu 1 leden van gedeputeerde staten in de afdeelingen zelf verklaard hebben dat de stukken van Krabbendijke ge heel in orde waren, doch slechts een paar dagen te laat waren ingekomen, meent hij de aanneming van het amen dement gerust te mogen aanbevelen. De heer Hammacher merkt op, dat in het verslag is aangevoerd dat met het loopende jaar het verleenen van rentelooze voorschotten tot verbetering van wegen op houdt. Er is evenwel nog een beschikbaar saldo, doch de nu reeds gedane aanvragen beloopen samen reeds f 52,800, waarvoor slechts f 42,864 beschikbaar is, alzoo 10,000 te kort. Houdt men zich nu aan het besluit van 1862, dan wordt het doel der geldleening van f 525,000 niet bereikt. Spreker herinnert hoe, toen hij in 1852 het voorstel deed tot verbetering van al de wegen in de provincie, een paar jaren later besloten werd f 100,000 voor rentelooze voorschotten tot wegsverbetering toe te staan. Dat was echter slechts een greep in de lucht. In 1862 stelden gedeputeerde staten dan ook genoemde groote geldleening voor, in de hoop dat daardoor het beoogde doel bereikt zou kunnen worden.' Het blijkt echter dat zij ook toen in hunne berekeningen hebben gefaald, althans dat op dit oogenbiik de wegen nog niet allen in den gewenschten toestand zijn. Op grond hier van en in aanmerking nemende dat het geld hetwelk van lieverlede terugkomt ook tot het doen van aflossingen behoort gebruikt te worden, wensciit hij gedeputeerde staten in overweging te geven, in de volgende zomer vergadering de noodige voorstellen te doen, om met nieuwe middelen de wegsverbetering voort te zetten. De heer F. van Deinse doet uitkomen dat, als hij het nader voorstel van gedeputeerde staten goed begrijpt, namelijk dat het bestuur der polders Eiland en LSrand- kreek gelegenheid wordt gegeven zich nader tot gede puteerde staten te wenden, en tevens de gelegenheid wordt aangeboden tot bekeiing in plaats van begrinding, mits de meerdere daaraan verbonden kosten voor eigen rekening worden genomen, daartegen geen bezwaar kan bestaan en termen aanwezig zijn voor de aanneming van het voorstel van gedeputeerde staten. De heer Snijder acht zich verplicht zijne stem te motiveeren, welke hij tegen het amendement van den heer Verhagen zal uitbrengen. Hij weet niet wat hij meer moetbewonderenden moed van den voorsteller, of de talentvolle wijze waarop deze eene zaak heeft ver dedigd, welke volgens sprekers zienswijze voör geene verdediging vatbaar was. Wanneer men toch, met de wet in de hand, ziet dat de aanvragers hunne aanvragen te laat hebben ingezonden, dan weet hij niet welke aan spraken men zou kunnen doen gelden op eene gunstige beschikking. Het geval zal wel meermalen zijn voorge komen dat ook andere aanvragen te laat werden gedaan en alzoo afgewezen werden. Is dit zoo, dan vraagt hij of men geen onrecht zou plegen tegenover die anderen, wanneer het verzoek van het gemeentebestuur van Krab bendijke werd ingewilligd. Maar bovendien wordt er bij 1 gedeputeerde staten een termijn van drie maanden open gesteld binnen welken genoemdgemeentebestuur ten volle gelegenheid heeft tot het doen eener nadere aanvrage. Maakt het daarvan gebruik, dan zal het wellicht geen enkelen dag tijdverlies voorde voltooiing van den grind weg te betreuren hebben, daar het tegenwoordige seizoen, al werd de aanvrage nu reeds toegestaan, toch niet ge schikt is voor het aanleggen van grindwegen. Op grond van een en ander is hij tegen de aanneming van het amendement. De heer J. L. de Jonge verlangt een der argumenten van den heer Verhagen niet onopgemeerkt te laten. Het heeft op hem namelijk den indruk van zekere intimida tie gemaakt toen dat lid het deed voorkomen alsof de voor den besproken weg gedane bemoeiingen van corpo- ratiën en personen tevergeefs zouden zijn als de gedane aanvrage niet dadelijk werd ingewilligd. Volgens spreker zou men tekort doen aan de soliditeit dier corporatiën en personen, indien men geloofde dat zij, bij uitstel der beslissing, zich zonden terugtrekken waar het een zoo belangrijken weg geldt. Verder zal hij hierover niet uit weiden. Alleen dankt hij den heer Verhagen voor zijne i mededeeling te zijnen aanzien, daar hij niet wist dat hij zóo bezwarend en zóo zwaarmoedig was. De heer Verhagen zegt dat, waar door een der sprekers gewezen is op zijn moed, gebleken uit het voorstellen van het amendement, hij daarentegen er op wijzen moet dat hij bij dat voorstel de tolk was van de zienswijze eener geheele afdeeling, en als tolk alzoo van een-derde der leden dezer vergadering mag hij geen lofspraak van moed aannemen. Overigens merkt hij op, dat hij niet gezegd heeft dat het gemeentebestuur van Krabbendijke recht zou hebben op eene dadelijke inwilliging van zijne aan- I vrage, maar dat die inwilliging in zijn oog billijk is e® in het belang eener bestaande behoefte van algemeen I belang. Hij hoopt daarom, dat het derde deel der verg»' dering, hetwelk over dit punt eenstemmig oordeelde» voor zijn amendement stemmen zal. De heer Buteux zou het betreuren indien de beslissing op het verzoek van het polderbestuur van Eiland en Brandkreek, zooals de heer Horabach heeft verlangd, een jaar verschoven werd, daar dan ook het maken van den voorgenomen weg een jaar vertraagd zou worden. M®® kan immers gebruik maken van den toegestanen termijn tot het doen eener nadere aanvrage bij gedeputeerde staten. Wat betreft eene dadelijke beslissing in strijd met een daaromtrent vroeger genomen besluit, dit zou hij onbillijk achten tegenover anderen. En wat aangaat het verlangen van den spreker uit Groede, dat gedepu teerde staten in de volgende vergadering voorstelle® zouden doen om met nieuwe middelen de nog niet vol tooide wegsverbetering voort te zetten, gelooft hij d® tolk van gedeputeerde staten te zijn als hij zegt, dat de verlangde toezegging niet dadelijk kan worden gegeven, maar tevens verzekert dat zij de aandacht op deze zaak gevestigd zullen houden. De heer Hombaeh is het eens met den vorigen spreker over het wenschelijke der totstandkoming van den weg, maar verschilt met hem slechts over de wijze waarop. HÜ meent namelijk dat, wanneer alleen gelden worden toe gestaan voor een grindweg en aan belanghebbenden wordt overgelaten eene bekeiing voor eigen rekening' het voor hen moeilijk zal zijn de ontbrekende fondsen te verkrijgen. Daarom zou hij een uitstel wenscbelijk achten, juist om meer zekerheid te hebben dat de weg tot stand gebracht zal worden. De beraadslaging wordt alsnu gesloten en achtereen' volgens in stemming gebracht: a. Het voorstel van gedeputeerde staten omtrent de aanvrage van het gemeentebestuur van I.Jzendijke. Aangenomen met algemeene stemmen. b. Het voorstel van dezelfden, oin het polderbestu®r van Eiland en Brandkreek te verwijzen naar 13 van het besluit der staten van 8 November 1862, n°. 4. Mede aangenomen met algemeene stemmen. c. Het amendement van don heer Verhagen, tot inwil liging van het verzoek van het gemeentebestuur va® Krabbendijke. Verworpen met 20 tegen 16 stemme®- Vóór stemden de heeren Snouck Hurgronje, HammachC, van IJsselsteijn, Kakebeeke, Hennequin, Verhagen, de Jonge van Ellemeet, Winkelman, van Eek, Kroon, Byba®' Mazure, Risseeuw, Pierssens, de Smidt en Hombaeh. d. Het voorstel van gedeputeerde staten tot inwilb" ging van de aanvrage van het dijksbestuur van Stoppe'" dijk. Aangenomen met algemeene stemmen. e. Het voorstel van dezelfden tot inwilliging van de aanvrage van het gemeentebestuur van Zonnemaire. Mede met algemeene stemmen aangenomen. (Bij de laatste en alle verdere stemmingen bleek de heer Blaaubeen afwezig te zijn.) De heer Snijder brengt het algemeen verslag der afdeelingen uit omtrent het voorstel van gedeputeerde staten, strekkende om hen te machtigen, onder nadere goedkeuring des konings, de onder art. 17 van het Vl'1' hoofdstuk der uitgaven van de provinciale begrooting dienst 1868, voor te verstrekken subsidie aan de Spoor boot-maatschappij te Middelburg uitgetrokken f 800ö> door middel van af-en overschrijving van art. 1, hoofd stuk IX dier begrooting, met zoodanig bedrag te ver- hoogen als zal blijken noodig te wezen, om de aa® genoemde maatschappij, bij bovengenoemd besluit, verband met het besluit van 19 Juli 1866, n°. 4, over 18®' toegekend subsidie te kunnen betaalbaar stellen. In eene der afdeelingen bestond tegen dit voorste geen bezwaar. In eene andere afdeeling had men evenmin daartege® bedenkingen, maar werd alleen de wensch geuit dat ged® puteerde staten aangezien de spoorboot eerlang raoe worden gerepareerd, hetgeen wel eenige weken duren, en zij dus misschien juist zal stilliggen in Dece®1' her, een tijdstip waarop veelal andere vervoermiddele® in den dienst worden belemmerd bij de Spoorbootmast schappij aandringen dat terwijl de spoorboot buiten 1L vaart is op andere wijze in den dienst worde voorzie®' door tijdelijke indicnststelling van eene andere geschikt® boot, waaraan, naar men meende, geene grootelijke g® delijke offers zouden verbonden zijn. In nog eene andere afdeeling vereenigde men z»c evenzeer met het voorstel, doch achtte men het in 'talg® meen belang wenschclijk van zijn gevoelen te doe® blijken dat men met bevreemding kennis had genot®0® van de annonce der Spoorbootmaatschappij, dat de die®3 der spoorboot van 1530 November a. zou word®'1 gestaakt. De voorzitter deelt mede dat dit verslag gedeputee'

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 2