delburg, wegens de provinciale fondsen in 1866, wordt ter griffie nedergelegd. Vervolgens wordt door den griffier voorgelezen een brief van directeuren der Nederlandsche maatschappij tot bevordering van nijverheid, van den 14 September jl., nopens het misbruik dat door sommige visschers gemaakt wordt, door de kleinste visschen van hunne schubben te ontdoen, ter opzending naar Frankrijk, om daarvan kunstparelen te maken. De voorzitter deelt mede dat gedeputeerde staten, naar aanleiding van dezen brief, reeds inlichtingen ge vraagd en ook ontvangen hebben, doch nog meerdere zijn toegezegd. Hij stelt voor, dit stuk te stellen in han den van gedeputeerde staten, teneinde daaromtrent later zoodanige voorstellen te doen als zij zullen meenen te behooren, en inmiddels den brief te deponeeren ter griffie. Alzoo wordt besloten. Evenzeer wordt voor de leden ter griffie nedergelegd een. brief van de hoofd-directie van het instituut voor doofstommen te Groningen van den 18 Juli jl., ten ge leide van een exemplaar van het laatst gedaan verslag wegens dat instituut. De aan de leden in druk rondgedeelde mededeeling van gedeputeerde staten nopens den toestand der wegen met behulp van rentelooze voorschotten uit de provin ciale fondsen aangelegd, wordt insgelijks ter griffie nedergelegd. De voorzitter stelt voor, op gelijke wijze te handelen met de mededeeling van gedeputeerde staten omtrent het voorstel van den heer Hammacher betreffende de verbinding van de voormalige 4C en 5e districten. De heer Hammacher geeft evenwel den wensch te kennen, dat deze zaak in eene volgende vergadering worde be handeld. Hierop antwoordt de voorzitter, dat eene nadere behandeling dezer aangelegenheid niet wordt belet door de aanneming van zijn voorstel, om dit stuk ter griffie neder te leggen, daar ieder lid de vrijheid behoudt om daarop later terug te kouien. Nadat de heer Hammacher voor de ontvangen inlichting zijn dank heeft betuigd, wordt overeenkomstig het door den voorzitter herhaald voorstel besloten. Nog worden ter griffie nedergelegd de mededeelingen van gedeputeerde staten: der beschikking'op het adres van den gemeenteraad van Hoofdplaat, houdende verzoek dat die gemeente worde opgenomen onder die plaatsen waar de stoombooten voor den dienst op de Wester-Schel- de aanleggenen die met betrekking tot het adres van P. W. F. Engelse, provinciale opzichter te Hulst, hou dende verzoek om verhooging zijner jaarwedde; alsmede eene opgaaf der sedert de vorige vergadering plaats ge had hebbende onderhandsche aanbestedingen. Naar de afdeelingen worden verzonden de volgende voorstellen van gedeputeerde staten a. Het voorstel tot het verleenen van rentelooze voor schotten ter verbetering van wegen, dienst 1869, benevens een adres van het dijksbestuur van de polders Eiland en Brandkreek, daartoe betrekkelijk. Hierbij wordt door den voorzitter medegedeeld dat in het gedrukt rondgedeelde voorstel eene misstelling voor komt. Op de eerste bladzijde staat namelijk dat uit de fondsen van 1867 aan het bestuur van den Kruispolder een voorschot is verleend van f 17,200, doch uit een lateren brief is gebleken dat die som f 18,000 bedraagt zoodat het ongebruikt bedrag der bij de begrooting toegestane som is f 130, en niet f 930, zooals in het voorstel is gemeld. b. Het voorstel tot het verleenen van machtiging tot af- en overschrijving op de begrooting van de enkel pro vinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor 1868. c. Het voorstel tot wijziging der begrooting van de enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uit gaven voor 1869. De voorzitter deelt mede dat, tengevolge van boven genoemde nadere opgave van den Kruispolder, alsmede van eene drukfout, een gewijzigd concept-besluit is ge drukt en rondgedeeld. Mede worden naar de afdeelingen gezonden de vol gende adressen a. Van de heeren Hammacher jr. c. s., ingezetenen van het voormalig 4e district, om geschikte vaartuigen aan te koopen tot geregeld brievenvervoer tusschen Vlissin- gen en Breskens, vice versa, alsmede tot vervoer van rei zigers op de uren waarop de stoomboot niet vaart; bene vens eene mededeeling en voorstel van gedeputeerde staten daaromtrent. b. Van B. Oosterman, gewezen steigersehuitschipper te Vlissingen, houdende verzoek om met eene gratificatie uit de provinciale fondsen te worden begunstigd. c. Van het departement Goes der Maatschappij tot bevordering van nijverheid, waarbij de tusschenkomst der staten wordt ingeroepen ter overtuiging van de regeering van de hooge noodzakelijkheid van uitgifte van gronden op de Zeeuwsche stroomen in concessie, ter exploitatie van de kunstmatige oesterteelt, ook aan particulieren, zoowel in het belang van de nijverheid in het algemeen als van de visscherij in het bijzonder. De wensch wordt daarbij uitgedrukt dat die uitgifte mocht plaats hebben vóór 1 Maart 1870, opdat niet weder een jaar verloren ga. De voorzitter deelt mede dat de in het adres behan delde zaak bij de regeering reeds een onderwerp van ernstige overweging uitmaakt en ook door gedeputeerde staten, bij de daarover met de regeering gevoerde brief wisseling, in den door adressanten verlangden geest is geadviseerd. Het ligt trouwens in den aard der zaak dat daarop verschillende colleges en deskundigen zullen moeten gehoord worden, alvorens eene beslissing kan worden genomen. Teneinde echter den leden gelegen heid te geven zooveel mogelijk van deze zaak kennis te nemen, stelde de voorzitter voor en werd besloten ook dit adres naar de afdeelingen te verzenden. Nog werden voor kennisgeving aangenomen de mede deelingen des voorzitters, dat de presentielijsten der vergaderingen van gedeputeerde staten ter kennisne ming van de leden op de griffie zijn nedergelegd; als mede dat de heer de Visser schriftelijk bericht heeft ingezonden, dat hij wegens ongesteldheid verhinderd is deze zitting bij te wonen. Overgegaan zijnde tot de splitsing der vergadering in afdeelingen, worden aangewezen te behooren tot de eerste afdeeling: de heeren van Eek, Hombach, Snouck Hurgronje, Pierssens, Winkelman, Verhagen, de Smidt, Mazure, de Jonge van Ellemeet en Bybau; en als leden van gedeputeerde staten de heeren Buteux en Sprenger tweede afdeeling: de heeren H. J. van Deinse, van IJsselsteijn, Matthon, Blaaubeen, Risseeuw, Henne- quin, Cau, F. van Deinse, de Casembroot en Hammacher; alsmede de heeren van der Bilt en Lambvechtsen als leden van gedeputeerde staten derde afdeeling: de heeren Wagtho, Fransen van de Putte, Callenfels, Vader, Snijder, Kroon, J. L. de Jonge, Kakebeeke en Onghena, benevens als leden van gede puteerde staten de heeren Becius en van Citters. Nadat de voorzitter de leden heeft uitgenoodigd zich naar de afdeelingen te begeven tot het benoemen van voorzitters en onder-voorzitters, wordt de openbare zit ting verdaagd tot a. Donderdag, des namiddags te half een uur. Het adres van ingezetenen uit het voormalig 4e district dezer provincie, aan de provinciale staten,blijkens voren staand verslag, ingezonden, strekt om te verzoeken dat het den staten moge behagen te besluiten om, door het aankoopen van geschikte vaartuigen waarmede de over tocht tusschen Vlissingen en Breskens vice versa op eene veilige wijze kan geschieden, de mogelijkheid tot stand te brengen van een geregeld vervoer der brieven tusschen beide genoemde plaatsen, en ook aan het reizend publiek de gelegenheid aan te bieden om naar den anderen oever over te steken op de uren dat er geene stoomboot over vaart. Als motieven voor dit verzoek wordt in het adres aangevoerddat, moge de dienst der brievenposterij in de overige deelen der provincie en vooral in het eiland Walcheren sedert eenige maanden zeer verbeterd zijn, die voor het gemelde district, vooral voor zooveel betreft de gemeenschap met Walcheren, slechter is dan immer te voren, daar niet alleen de brieven slechts eenmaal daags worden overgebracht, maar menigmaal de brieven maal, welke, volgens de bestaande postregeling, des avonds te 7 uren van Vlissingen behoort te vertrekken, eerst den volgenden ochtend met de stoomboot worden overgebracht, tengevolge waarvan de brieven slechts laat in den voormiddag, zoo niet later, hunne bestemming bereiken, hetwelk voor het algemeen, maar in het bij zonder voor hen die handel drijven of in andere betrek kingen werkzaam zijn, hoogst onaangenaam en vaak zeer schadelijk is; welke vertraging, zooals aan de adres santen van vele zeer geloofwaardige zijden verzekerd is, wordt veroorzaakt door den slechten staat der steiger schuiten, in voormeld veer, tusschen Vlissingen en Breskens, varende, zoodat de schippers het bijna niet meer durven wagen daarmede over te varen. Dat daarbij de omstandigheid komt, dat de stoomboot varende in gemeld veer, tegenwoordig des Zondags en Maandags slechts éénmaal daags en wel des ochtends vroeg dien overtocht doet, tengevolge waarvan een ieder, die op overige gedeelten van een dier dagen den overtocht wenscht te doen, al is het uithoofde van de meest drin gende redenen, daarin wordt verhinderd door het ont breken van daartoe geschikte vaartuigen; en dat nu, daar voor rekening van de provincie met het rijksbestuur is overeengekomen omtrent het overvoeren van den brievenpost van Vlissingen naar Breskens en omgekeerd, en ook de provincie dit veer exploiteert, de ondergetee- kenden vermeenen dat het slechts van de provinciale staten afhangt, om het vervoer van den brievenpost en het persoonlijk verkeer tusschen Vlissingen en Breskens te verbetereu en gemakkelijker te maken. Gedeputeerde staten merken in hunne, in druk rond gedeelde, mededeeling op, dat zoolang de dienst van het postwezen tusschen Walcheren en het vroegere 4C district en in dat district zelve op den bestaanden voet blijft in gericht, de bezwaren te dien opzichte door de adressanten in het midden gebracht door den aankoop van andere zeilvaartuigen niet zouden zijn weggenomen. Wat toch betreft het overbrengen van den post van Breskens naar Vlissingen, kan geregeld worden gebruik gemaakt en wordt dan ook gebruik gemaakt, hetzij van de aanwezige steigerschuit, hetzij van de stoomboot welke des ochtends te zeven uren van eerstgemelde plaats vertrekt; terwijl wat aangaat het overbrengen van den post van Vlissingen naar Breskens, de brieven des avonds te 7 uren aan het veer bezorgd worden, waar twee schuiten benevens eene sloep, allen in zeer goeden staat, aanwezig zijn, om ze, zoodra wind en tij zulks toelaten, ten spoedigste over te brengen, zoodat ook daar voor een geregeld en tijdig vervoer de gelegenheid bestaat. Gebeurt het al eens een enkele maal dat de post niet tijdig genoeg den volgenden morgen te Breskens is aangekomen, om met den van daar vertrekkenden post te worden medegenomen, dan is dat te wijten, niet aan gebrekkig materieel, maar aan onstui mig en niet vaarbaar weder. Om in de bezwaren van de adressanten in dezen te voorzien, zou in den dienst der posterijen verandering behooren gebracht te worden, en volgens mededeeling van den commissaris des konings is dit punt bij de administratie in overweging, en be staat er alle uitzicht dat de dienst van het postwezen in verband zal worden gebracht met de andere middelen van vervoer. Wanneer nu deze verandering mocht tot stand komen, dan zijn zij overtuigd dat in den dienst in alle opzichten naar behooren zal worden voorzien, zon der dat het noodig is dat de provincie zich nieuwe en betrekkelijk zware offers voor den aankoop van zeilvaar tuigen zou moeten getroosten. Ook de andere reden welke daarvoor door adressanten is aangevoerd, kan, volgens gedeputeerde staten daarvoor niet pleiten. Zooals gezegd is zijn te Vlissingen steeds twee steigerschuiten, benevens eene sloep, en te Bres kens eene steigerschuit en mede eene sloep aanwezig naar hun gevoelen meer dan voldoende voor hetgering getal personen dat thans nog buiten de stoomboot wordt overgebracht. Dat dit getal werkelijk gering is, blijkt uit den staat gevoegd bij het jaarverslag, en in dit jaar, nu de stoombootdienst op eene geregelde wijze wordt uitgeoefend, is dit getal zelfs weder zoozeer verminderd dat gedurende de eerste negen maanden van Vlissingen naar Breskens niet meer dan 213, en van Breskens naar Vlissingen niet meer dan 76 personen zijn overgebracht. Zij erkennen echter dat de toestand van de schuit te Breskens te wenschen overliet, en zij gelooven dan ook dat de in het midden gebrachte bezwaren daarin voor namelijk hunnen oorsprong vinden. Dit is echter buiten hun medeweten, omdat uit het verslag van den keur meester van dit jaar bleek, dat ook deze schuit zich in goeden staat bevond, waarvan zij eerst onlangs het tegen deel vernamen, waarop zij onmiddellijk daaromtrent de noodige maatregelen hebben genomen, met dat gevolg dat de schuit eene belangrijke herstelling ondergaat en inmiddels in den dienst door een ander geschikt vaartuig wordt voorzien. Gedeputeerde staten zijn daarom van oordeel dat bij de belangrijke uitgaven welke de provincie voor den dienst op de Wester-Sckelde zich getroost, het niet zou te rechtvaardigen zijn op nieuw belangrijke sommen aan den aankoop van zeilvaartuigen te besteden, welke niet dan zeldzaam van dienst zouden zijn, zooals uit het hierboven aangevoerde blijkt, en ook daaruit dat na het in werking komen eener geregelde stoomvaart reeds meer dan een overzetveer op de Wester-Schelde is opgeheven. Gaarne echter zullen zij op de ingebrachte bezwaren letten, en dus, ook wat het brievenvervoer betreft, voor zooveel van hen afhangt, daarin trachten te voorzien, waarom zij voorstellen het adres daartoe in hunne handen te stellen. SNELPERSDRUKKER].! VAX DE C.ERROEDERS AURAUA.MS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 6