MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N°- 176.
Dinsdag
1868.
3 November.
Editie van Maandag avond 8 uren.
middelburg 2 November.
Re leden der tweede kamer waren heden niet in ge
noegzaam getal ter vergadering opgekomen om te kunnen
beraadslagen.
De werkzaamheden bepaalden zich daarom tot het doen
^an mededeeling der sedert het reces ingekomen stukken,
tvaartoe de inlichtingen betrekkelijk de handelwijze van
den heer Hasselmans ten opzichte van den overtocht van
den hoer Huet behooren.
De behandeling der Indische begrooting is tegen aan
staanden Woensdag aan de orde gesteld.
De memorie van beantwoording van den minister van
koloniën op het voorloopig verslag der tweede kamer
betrekkelijk de Indische begrooting is zeer uitvoerig.
Den aantal punten worden er in behandeld, waarvan wij
beden geen melding kunnen maken, doch waarop wij
Wellicht later terugkomen. Omtrent de geruchtmakende
handelwijze van den gewezen minister Hasselman, met
betrekking tot den overtocht van den heer Huet wordt in
de memorie gezegd:
„Tegen de toekenning bij koninklijk besluit van
12 Maart 1868, n°. 75, van het genot van overvoer naar
Nederlandsch Indië, aan den heer CA Busken Huet en
zijn gezin, heett de algemeene rekenkamer, krachtens
17 van het koninklijk besluit van 30 Maart 1867,
(Staatsblad n». 19), de volgende bedenking gemaakt, bij
?taat, gedagteekend 17 September: „Die toekenning is
bi strijd met de bepalingen van het koninklijk besluit
Van 22 Mei 1867, n°. 51, houdende vaststelling der regelen
Waarnaar ten laste der Indische begrooting vrije over
tocht van Nederland naar Nederlandsch Indië wordt
Verleend, aangezien de heer Ituet niet behoort tot eene
oer categoriën van landsdienaren, in dat besluit genoemd,
"are dit het geval, dan nog zou zijn gezin geen aan
spraak op vrij transport kunnen doen gelden."
Door den minister van koloniën is bepaald dat het be-
hrag, hetwelk voor gouvernements-risico op iedere lading
Producten uit Nederlandsch Indië tegen zeegevaar onver
zekerd blijft, met 1 Januari 1869 zal worden gesteld op
f 330,000.
Uit Rotterdam schrijft men ons onder dagteekening
Van gisteren:
„Wij hebben hier Zaterdag avond blanke sabels door
oe lucht zien zwaaien boven het hoofd van politic-agen
ten en neerkomen op het hoofd van sommige bur-
Sers. Vrijdag avond hadden wij hetzelfde gezien en
'h Woensdag ook reeds. „Dat is nu maar een jongens-
eproertje", hoorde ik een wijf zeggen, „en nu beginnen
ve winkels al te sluiten. Je moet ze maar eens zien, als
he groote mannen beginnen, die rijke lui!" Zoodra er
tvat te doen is en de slapende honden wakker worden,
r°ert zich toch altijd bij het gemeen ook de sociale
luaestie. Ook al heeft, zij, gelijk in dit geval, met dc zaak
"'ets te maken. Het Rottcrdamsch oproer is een oproer
tegen de politie. Het staat min of meer in verband met
'let boekje, getiteld „Een kondwaterbad voor de politie
te Rotterdam", waarvan de faam misschien wel tot Mid
delburg is doorgedrongen. Althans zelfs in een Friesche
c0Urant zag ik onlangs toevallig daarvan een aankondi-
ft'bg cn aanbeveling. Sommige Rotterdammers die niet
1'eht strak en deftig kijken, hebben om een en ander dat
1(1 dat boekje voorkwam geglimlacht De schrijver, een
Zaakwaarnemer, genaamd Jacob de Vletter, de held van
?e weinige heldhaftige helden, die thans in de politie-
i di'eaux do glazen laten rinkinken, maar voor het rin
kinken der sabels een halve straat ver wegloopen, is in
Rotterdam een zeer bekend persoon, een echte woelwater,
bj is een man, die zich, terecht of ten onrechte, verbeeldt
'denigmalen in zijn leven tekort gedaan te zijn in zijne
jachten, en die zich nu tot roeping schijnt te stellen, om
9 de mindere burgerij de weinige waardeering, die hij
zijne meerderen hier of daar mag gehad hebben, in
e halen, door alle mogelijke gelegenheden aan te grijpen
"jjo voor allerlei soort van ingebeelde, althans nietswaar-
'j'ke rechten van het gemeen in de bres te springen,
daartoe dikwijls zelf eerst aanranding dier zoo
genaamde rechten uit te lokken. Geen grooter genoegen
°°t hem dan tot aan de grenzen der verordeningen te
Jp'n, of nog liever anderen te doen gaan, de politie die,
'forste grens, die onmogelijk zoo scherp is, af te bakenen,
doen overschrijden, cn dan als een volkstribuun de
,°°genaamde machtsoverschrijding betaald te-zetten. Zoo
V? R'j ('ezen zomer de straatjeugd aangemaand om ter
'"e der gezondheid te zwemmen en te baden in de
fadsgrachten. Een verordening bestond daar niet op.
Hij zelf baadde buitei
politie hem bij zeken
volgens haar de zorg
gelijken tred hield met
hij wraak met zijn „koi
in de Maas, en toen de
iheid bekeurde, omdat
zedigheid bij hem niet
-oor de gezondheid, nam
id", eene diatribe tegen
allerlei Rotterdamsche personen en vooral tegen sommige
beambten der politie. Nu vindt dc Vletter met zijn
politiehaat bij de Rotterdammers een vruchtbaar terrein.
De sedert twee jaar nieuw georganiseerde politie, toen
tot een getal gebracht, dat reeds nu buitensporig hoog
is gebleken, was van den beginne af bij de Rotterdammers,
vooral bij de lagere klasse, een voorwerp van bespotting
en onwil. Daartoe droeg in die dagen het Rotterdamsche
Weekblad, toen onder redactie van dien zelfden Jacob
de Vletter, niet weinig bij, door alle mogelijke grieven,
zoo hatelijk mogelijk onder het volk te brengen, en al
wat er gebeuren mocht eens bijv. is toen ongelukkig
een dronken man gestorven in het bureau van bewaring
als gruwelijke misdrijven af te schilderen. Als een
staaltje van zijn methode van handelen kan bijv. dienen,
wat verleden week plaats vond. De groenteboeren kregen
een nieuwe groentemarkt, waarmede zij niet ingenomen
waren. De politie belette hen aan de oude markt te
lossen en weigerde hen zelfs een brug, die zij om daar
te komen door moesten met hun schuiten, te openen.
Dadelijk koopt de Vletter al hun groente op, met last
die te lossen aan de kade, waar de oude markt gehouden
werd. De groenteboeren wachten vergeefs, dat hun de
brug geopend wordt. Hun groente bederft. En 11. Don
derdag hebben zij met ondersteuning van de Vletter
schadevergoeding ten bedrage van eenige duizenden
van bet gemeentebestuur gevraagd. Zoo ook achtte
genoemde zaakwaarnemer het thans van zijn plicht om
voor de jongens van dc teekenschool in de bres te
springen. Woensdag avond hadden drie knapen zich aan
ongeregeldheden schuldig gemaakt, geschreeuwd, klein
vuurwerk afgestoken, en de bewoonsters van zekere
steeg uitgejouwd, die zich daarop verdedigd hadden, naar
men zegt, met werptuig, dat langs anderen weg naar de
stadsgrachten behoort af te vloeien, en tot wederwraak
de glazen van hun verblijf zagen inslaan. Politie is toen
tusschenbcide gekomen, waarbij plotseling, men zegt
tengevolge van noodelooze gewelddadigheid tegen een
jongen, een der agenten de volkswoede tegen zich op
wekte en vluchten moest in een herberg. Het. volk be
legerde de deur en wilde een zestal agenten met een
inspecteur verhinderen hun collega aan het dreigend
pak slaag te ontrukken. Die tegenstand werd met sabel
slagen afgeweerd, welke weder door vuistslagen beant
woord werden. Na ecu poos vechtens behield dien avond
echter de politie de victorie. Dit geval nu was voor
Jacob de Vletter weder een aanleiding om de politie te
bemoeilijken cn zich populair te maken. Hij trok den
volgenden avond met de jongens der teekenschool naar
dezelfde gemeene straten, waarschijnlijk in de hoop, dat
de politie beginnen zou met hun iets in de weg te leggen
'tgeen echter niet gebeurde, waardoor dien avond, Don
derdag, de zaak rustig afliep. Den Vrijdag avond werd
evenwel het gevaarlijk spelletje herhaald. De menigte,
op de been, was veel talrijker. De Vletter hield rede
voeringen tot het volk over 't geheel om hen te door
dringen van het besef, dat als de politie eenig geweld
pleegt, het volk zich mag verzetten. De politie bevond
zich op straat, doch hield zich onzijdig. De stoet trok
naar de verschillende politic-bureaux. Een oogenblik
meende de politie de Vletter uit het gedrang te moeten
helpen en in een haven-wachthuisje te bergen; doch het
volk dacht dat men hem arresteeren wilde, en sloeg dc
glazen van dat huisje in. Voor de politie-bureaux bleef
het niet bij het gejouw, waarmee alle agenten begroet
werden. Alras werd daar een lantaren ingeworpen, waarop
terstond de sabels uit dc scheden kwamen en het volk,
eenigszins beschadigd, verjaagd werd, terug kwam, weer
verjaagd werd, eindelijk de Vletter in zijn woning aan
't uiteinde der stad een ovatie bracht, door hem uit een
venster toegesproken werd, „Weg met de politie!"
schreeuwde, en eindelijk verliep.
„Nu kwam de Zaterdag avond, de toch reeds zoo drukke
avond. De politic schijnt order gehad te hebben, zich
alleen tot de verdediging der bureaux te bepalen. De
Vletter's huis stond den geheelen dag onder politie-toe-
zicht, doch hij schijnt zijn vrijheid behouden te hebben.
Althans 'savonds, vernam ik, heeft hij weer toespraken
gehouden van denzelfden inhoud. Ilij bracht het dronken
gemeen in beweging en hitste het aan tot verzet bij de
minste daad van geweld bij de politiedoch wilde schan
delijk niet begrijpeu dat in zulk een stemming, evenals
den vorigen avond, het volk met geweldplegen begint,
en dan de minste beweging van een politieagent reeds
aanranding noemt, 't Gevolg was dan ook, dat aan het
bureau op den Schiedamschen singel deglazen ingeworpen
werden en het volk met de sabel uiteengejaagd werd,
omstreeks negen uur. Voor het huis van den burgemeester,
dat eenigszins buiten de stad ligt, heeft het volk staan
tieren en jouwen. Om tien uren werd het politie-bureau,
naast den achtergevel van het stadhuis, belegerd. Bij de
verdediging daarvan werden eenige lieden zwaar gewond,
waaronder een vrouw, 'tgeen de woede van het volk ge
weldig deed stijgen. Langs de zes of zeven straten die op
de Kaasmarkt voor dit bureau uitloopen, stroomde het
volk, grootendeels nieuwsgierigen, toe, om te zien hoe
de zaken stonden en werd telkens door het gezicht der
blanke sabels op de vlucht gedreven. Doch te 12 uren
werd de toestand nog veel erger. Van het welbewaakte
politie-bureau sloeg de baldadigheid over op het stadhuis
er naast. Aan de zijde van de Hoogstraat, van de Kaas
markt en van de Stadhuissteeg, die beiden verbindt,
werden alle glazen in het gebouw met de uit de straat
genomen steenen aan stuk geworpen. De politie in en
voor het politie-bureau had haar gebouw te verdedigen
en kon ter nauwernood weten, wat op eenige schreden
afstand gebeurde. Eenige agenten die in het stadhuis
waren, hadden misschien aan éen ingang ruim baan
kunnen maken, doch zelfs dit mocht twijfelachtig hceten.
De weinige verdedigers van het stadhuis beklommen het
dak en wierpen op het volk aan de achterzijde met dak
pannen. Zoo althans vertelde men aan de zijde van de Hoog
straat. Het werptuig van den eenen kant gebruikt, werd
wederkeerig van den anderen kant nog eens gebezigd.
De gaslantarens werden uit den grond gerukt. De
jalouziën van de vensters getrokken. Een oogenblik,
tegen half' twee, was de toestand zeer beangstigend.
Juist waren een paar politie-inspecteurs, die zich van
de eene kampplaats naar de andere begaven, deerlijk
door het volk geslagen; men hoorde, dat aan de eene
zijde van het stadhuis gordijnen uit een der vertrek
ken afgerukt, in brand gestoken en brandend naar
binnen geworpen waren. Aan de zijde van de Hoogstraat
zag men een troep rondom dc vlam die uit de gaspijp,
waar de lantarenpaal gestaan had, opsteeg, stukken van
jalouziën en vensterroeden aansteken en eindelijk.ge
zamenlijk met de lantarenpaal de groote deur van het
stadhuis rammeien. De deur kraakte, doch bezweek
gelukkig niet. Onder dat alles luidde de brandklok op
het stadhuis. In de straat had het volk rondom het
gebouw volmaakt de handen vrij. De politic was ontoe
reikend om tegelijk de vier in verschillende deelcn der
stad gelegen bureaux te verdedigen en manschappen
af te zonderen tot bewaking van het stadhuis, waarop
de aanval hun waarschijnlijk ook niet bekend was.
Gelukkig begon het volk kort daarna wat af te deinzen.
Hier hoorde men een troep schreeuwen „naar den burge
meester". Daar vernam men dat de strijd op het oogen
blik aan een ander politie-bureau het hevigst was,
kortom te twee uren was het gevaar bij het politic
bureau achter het stadhuis en bij dit gebouw zelf ge
weken. De stemming van het gemeen was allerellendigst
Vroeg men wat er gaande was, men kreeg ten antwoord,
„dat het volk aan zijn verontwaardiging lucht gaf", en
uittartend werd er bij gezegd, „en zij hebben gelijk!"
Overal door de stad werden de gaslantarens met steenen
ingeworpen. Een alleenloopendedronltenman ineenstille
straat zag ik een straatkei in een gaslantaren werpen,
onder de kreet van „Eendracht maakt macht„Leve
de Vletter!" was het geroep, dat men in alle kroegen
hoorde weergalmen. Het voornemen om het stadhuis
in brand te steken heeft eeu oogenblik in allen ernst
bestaan. Wat er dan gebeurd zou zijn Hoeveel tijd er
noodig zou geweest zijn om de bluschmiddelen telialenl
Hoe de tegenstand tegen hetblusschen zou overwonnen
zijn?Gelukkig is het niet gebeurd en kort na
twee uur rukten een paar honderd man cavalerie uit
's Hage de stad binnen en werd de rust aldra hersteld.
Of andere voorzorgen, in tijds genomen, de zaak hadden
kunnen voorkomen, wil ik niet beslissen. Men zegt, dat
op de schutterij bij dergelijke gelegenheden niet geheel
te vertrouwen is. Ook is het ontzag voor dit korps bij
het gemeen zeer gering. Daarenboven was het onmogelijk
iets dergelijks als Zaterdag avond hier plaats vond te
voorzien. Zelfs achterna kan men zich zulk een doellooze
volkswoede nauwelijks voorstellen. Garnizoen ligt er
niet te Rotterdam. En het korps weerbaarheids-mannen
telt natuurlijk niet mode. Ik-hoop hartelijk u van heden,
Zondag avond, betere berichten te kunnen mededeelen."
Aan de Nieuwe Rotterdamsche courant ontleenen wij
nog het volgende.
De justitie heeft in het voorgevallene aanleiding ge
vonden om last te geven tot de arrestatie van den prac-
tizijn Jacob de Vletter, die des namiddags uit zijne woning
gehaald en onder militair escorte naar de gevangenis
op de Korte Hoogstraat werd overgebracht. In den loop-
van den nacht en voormiddag zijn nog ruim een hon
derdtal personen gearresteerd, waarvan vermoedelijk