BIJVOEGSEL VAN DE MIDDELBURGSCHE COURANT. Zaterdag 31 October 1868. No. 174. Gemeenteraad van Middelburg. Zitting van Woensdag 28 October. Missive van Meu- keren; idem minister oorlogidem minister binnenlandsche zaken; idem gedeputeerde staten, goedkeuring raadsbe sluiten voorstel burgemeester en wethouders aanleg riolen; rapporten betreffende gemeentcbegrooting; vaststelling be grooting schutterij; idem subsidie en begrooting burgerlijk armbestuur; idem staat verkoop boomen; behandeling gemeentebegrooting; concept-besluit helling gcmaalbelas- ting; goedkeuring voorwaarden verpachting tollen voor dracht verhooging jaarwedde klerk leenbank; adres en besluit op voorstel aanwijzing plaats petroleummagazijn; quaestie overbrengen lantarens bij Vlissingschebrug. Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke. Afwezig de heeren van de Graft, Lambrechtsen van Mtthem en van Diggelen. Later komen de heeren Damme eh A. W. Snouck Hurgronje. De notulen van het verhandelde in de zitting van dezer worden na voorlezing goedgekeurd. Voor kennisgeving worden aangenomen aDo mededeeling des voorzitters dat de heeren van Gratt en van Diggelen door ongesteldheid en Lam- "fechtsen van Ititthem door uitlandigheid verhinderd 2|jn deze zitting bij te wonen. D Een brief van den heer W. H. van Meukeren te ^otterdam, houdende dankbetuiging voor de door den faad verleende ondersteuning, door liet zenden van a<lressen aan de ministers van binnenlandsche zaken en °°rlog, aan hun verzoek betreffende de totstandkoming Vat den spoorweg BoxtelCleefWezel. Eene missive van den minister van oorlog, in ant woord op bovenbedoeld aan zijn departement gericht a,lres, waarin hij te kennen geeft dat het, vermits door Oen genoemden spoorweg eenc zeer gevaarlijke verbin- 'Og met bet buitenland zou ontstaan, uit een militair ®°Spunt niet wenschelijk is hetgeen door de heeren van f^ukeren en Verster wordt verlangd toe tc staan, zoodat oot verzoek wordt van de hand gewezen. Eene missive van den minister van binnenlandsche ?aken, die mededeelt dat hij den eerstaanwezenden "genieur bij de staatsspoorwegen heeft opgedragen een k'an uit te werken betreffende de bij den St. Geertruids- over den spoorweg te maken voetbrug. eEene missive van gedeputeerde staten, houdende £°edkeuring van het raadsbesluit tot onderhandschen aankoop van het erf van het voormalig Bierhuis op den am. Hieromtrent deelt de voorzitter mede, dat reeds Wee verzoeken, van de heeren van Wulven en de Zeeuw, J'jn ingekomen om een deel van dien grond in erfpacht A krijgen. Deze verzoeken zijn gesteld in handen van "fgeiucestcr en wethouders tot het doen eener nadere W>ordracht. Twee missives van dezelfden, strekkende tot goed keuring der raadsbesluiten tot onderhandschen verkoop v'lri gemeentegrond aan de heeren Jongkindt en Brou- ?Taar Dronkers, alsmede tot aankoop van een erf in het agijnhof van het burgerlijk armbestuur. Den, overeenkomstig het in de vorige zitting genomen esluit opgemaakte, staat tot afstand van grond in het ^gijnhof aan de wede. Van der Poel, C. J. Kuiler en P. M. f;lle, is goedgekeurd. Geschiedt voorlezing van een door burgemeester en ^houders aan den raad ingediend voorstel betreffende 611 aanleg van riolen, niet begrepen in het algemeene au tot wijziging van het rioolstelsel. Dij de beschouwingen der gezondheidscommissie in omtrent hetgeen in deze gemeente zou behooren juicht te worden ter wegneming van voor de gezond- schadelijke invloeden werd ook in 't bijzonder de a,l<lacht gevestigd op de sloot of gracht achter het oude atitien en vrouwen- en armweesbuis, die bij lagen water- at*d door hare verpestende uitwasemingen dengeheelen "drek vergiftigde. Keeds in 1855 was hierover geklaagd werden burgemeester en wethouders van wege den jJ'Dster van binnenlandsche zaken dringend aangespoord 'Den toestand verbetering te brengen, en in 1862 werd °r den minister daarop nogmaals teruggekomen. De uitvoering stuitte echter steeds af op de groote kosten, en men moest zich bepalen tot het schoonmaken der sloot. In het vorig jaar, toen de verschillende hier in het eerste tiental jaren uit te voeren groote werken behandeld wer den, werd bovengenoemde aangelegenheid op nieuw ter sprake gebracht, Op voorstel van burgemeester en wet houders, in overleg met de commissie voor de fabricage, werd toen door den raad besloten, ook thans nog te wachten met de wenschelijke demping en daaruit voort vloeiende rioleering, en inmiddels te trachten op min kostbare wijze de schadelijke uitdampingen te voor- komen. Op de suppletoiro begrooting voor 1867 werd f 350 gebracht tot het uitdiepen en schoonmaken der sloot, en eene gelijke som aangewezen om deze en der- gelijken jaarlijks schoon te houden. Het voorstel ging toen echter verderdeze middelen zouden weinig helpen zoo niet het uitloopen van secree- ten en gaten uit stallen op deze sloot kon worden ge weerd. Burgemeester en wethouders stelden dan ook als noodzakelijk gevolg voor, in dien geest maatregelen te nemen. Met genoegen voegden zij er toen bij dat reeds een eerste stap was gedaan en de secreeten van het oude mannen- en vrouwenhuis, die vroeger daarop uit liepen, thans van behoorlijke beerputten voorzien waren Bij den aanvang van het werk in het afgeloopen voor jaar bespeurde men alzoo dat men zich in den omvang van het kwaad aanmerkelijk had vergist en dat, waar men gemeend had slechts met een enkelen eigenaar van te dichten uitloopen te doen te zullen hebben, men in aanraking zou moeten komen met nagenoeg alle bewoners van het blok huizen tussehen de achtergracht, de Noord poortstraat, de Heeregracht, de Seislaagte en nog enkelen tussehen de Seisstraat en Seislaagte aan de achtergracht wonende. Van niet minder dan 30 perceelen toch vloeit thans beer in de bewuste sloot, terwijl voor nagenoeg allen het spoelwater en overtollig hemelwater daarin wordt opgenomen. Hier en daar hebben verscheidene perceelen blijkens eene bij dit voorstel overgelegde teekening een gemeensehappelijken uitloop, hetgeen oorzaak was dat burgemeester en wethouders meenden met slechts éen perceel te doen te hebben. Sommige uitloopen waren bovendien door hunnen vervallen toe stand zóo verborgen dat hun bestaan geheel onbekend was, terwijl andere bleken niet alleen spoel- en hemel water af te voeren, zooals men meende, maar ook beer- stoflfen bevatten. In dezen stand der zaak hebben burgemeester en wet houders gemeend geen uitvoering te moeten geven aan de voorgenomen uitdieping, in afwachting der beslissing op de volgende aan den raad te onderwerpen vragen. Vooreerst: zal men bij bet voornemen blijven om de voortdurende verontreiniging der bedoelde sloot te be letten door te verbieden dat daarin voortaan secreet- en andere meststoffen worden afgevoerd? Met het oog op de klachten over den bestaanden toestand zal het antwoord hierop wel niet anders dan bevestigend kun nen zijn. Ten tweede: Zal men aan de eigenaars en gebruikers van perceelen, die daardoor in de uitloozing hunner secreeten worden belemmerd, overlaten op welke wijze zij in die stoornis wenschen te voorzien Dit zou, volgens burgemeester en wethouders, zeker de eenvou digste en voor de gemeentekas meest voordeelige weg zijn, maar door dien te volgen ontstaat eene nieuwe vraag, namelijk of op die wijze kans bestaat het voorge stelde doel te bereiken, en of het niet veeleer te vreezen is dat daardoor alleen eene verplaatsing zal worden teweeggebracht, die zelfs met ergere gevolgen dreigt dan tot dusver zijn ondervonden. De eigenaars der verschil lende buizen toch, die niet alle over de vereischte som men zullen kunnen beschikken, die waarschijnlijk niet doordrongen zullen zijn van de wenschelijkheid van den maatregel en bovendien niet alle zelf hunne panden be wonen, zullen op de minst kostbare wijze in de behoefte trachten te voorzien. Aan ieder perceel of voor sommige gezamenlijk zullen zoogenaamde gestapelde beerputten worden gemaakt, die alleen de vaste deelen tegenhou den, doch de waterdeelen in den bodem doen dringen, en inplaats van eene althans gemakkelijk te naderen ver zamelplaats zal men overal tussehen en bij de gebouwen kleinere, maar door hunne ligging vooral niet minder schadelijke bronnen van verontreiniging zien ontstaan, terwijl het geen betoog behoeft hoe nadeelig die voor het drinkwater dreigen te worden. Ten derde: Zullen de kosten voor rekening der ge meente genomen worden Ook hiertegen bestaat bezwaar. Dat er geen verplichting toe bestaat is ontegen zeggelijk. Hetgeen tot dusver plaats bad was geen recht, het was louter gedoogen, en waar dit in 't algemeen belang onraadzaam blijkt kan van schadevergoeding of tegemoetkoming uit een oogpunt van recht geen sprake zijn. Het zou bovendien een beginsel vaststellen van nu niet te berekenen gevolgen en kosten voor de gemeentekas, en eene onbillijkheid doen plegen jegens anderen, die reeds tengevolge van dergelijke gezondheidsmaatregelen, zij het ook met minder kosten, zelf de noodige verande ringen hebben moeten betalen. Ten vierde: Wat moet dan in de gegeven omstandig heden wenschelijk en billijk worden geacht? Tot beantwoording dezer vraag nemen burgemeester en wethouders een eenigszins ruimer veld. De onder handen zijnde nieuwe riooleering hoezeer zij alleen bedoelt de groote stads-riolen op te vangen en zich niet direct met die van particulieren inlaat, dan voor zoover deze op stads-riolen uitloopen voorziet, op weinige uit zonderingen na, feitelijk in de behoefte van de bewoners der wijken A tot en met L, N en 0. Die uitzonderingen zijn voornamelijk aanwezig op de binnensingels (wijk K en L). De privaten zullen daar van de gracht moe ten worden afgevoerd. Anders is het echter gesteld in de wijken M, P en Q, die voorziening behoeven. Voor namelijk in wijk P, waar de huizen op den Kinder en Korendijk uitloozen op het scheepsdok of op de thans tot demping voorgedragen sloot achter den Korendijk het huis van verzekering op de daarachter liggende gracht, en de huizen op het Wagenplein en achter de Teerpakhuizen mede op die gracht of op niets. Voor laatstgenoemde echter wordt binnen kort vanwege het rijk eene nieuwe uitwatering in de richting der sloot bij de Winterstraat gemaakt. De huizen op den Kinder- en Korendijk echter zullen de bestaande uitloozing niet kunnen behouden wanneer het scheepsdok evenals de kaden een vasten waterstand zal hebben. Hierin kan alleen "worden voorzien door het maken van een riool, hetwelk door middel van een syphon met het riool aan de overzijde is verbonden. In de wijk Q zal de toestand der gewone waterloopen grootendeels behouden kunnen blijven door de huizen hunne afwatering op de achter- slooten en daardoor in de vesten te doen behouden. Ook daar zullen evenwel de privaten van die afwatering behooren afgesloten te worden. Met het oog op de aanzienlijke sommen van gemeente wege in het belang van den gezondheidstoestand besteed, achten burgemeester en wethouders het wenschelijk en noodig niet ten halve te blijven staan, maar thans alles te verrichten wat dringend wordt gevorderd en van parti culieren niet kan worden verwacht. Zij achten dit ook billijk en plichtmatig jegens die ingezetenen die, in min der gunstige positie verkeerende, toch ook het hunne bij dragen om het grooter deel der gemeente te helpen, en dus evenzeer aanspraak kunnen maken dat ook hunne belangen door algemeene maatregelen worden behartigd. Daarom meenen burgemeester en wethouders hier niets aan eigen goedvinden der betrokkenen te moeten over laten, maar dat verordeningen moeten worden vastgesteld, die het onderwerp volledig regelen en de ingezetenen waarborgen tegen de schade die zij door toedoen van nalatige of onverschillige buren zouden kunnen lijden. Het komt hen voor, dat de bepalingen der artt. 2, 4 en 5 (met weglating van hetgeen daarin op pompen betrek king heeft) van de verordening op het bouwen en

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 1