MIDDIiLRlIUiSCJUi COL RAM
B TJVOEGSEL
VAN Mi
van Zaterdag 3 October 1808. No. 158.
Stateu-xcneraal.
TWEEDE KAMER.
Zittiug van Dinsdag 29 September. Voortzetting
discussie adres.
Elf nieuwe sprekers liebbeu in de zitting van heden
het woord gevoerd over 5 en de daarop voorgestelde
amendementen, waarvan vijf zich vóór en zes zich tegen
de amendementen verklaarden.
De eerste spreker was de lieer van Nispen van Sevenaer,
die vooral opkwam tegen de beschuldigingen gisteren
door den heer Gratama tegen den inhoud en de strekking
van het mandement ingebracht. I-Iij ontkende dat aan
dat stuk eene politieke strekking moest worden toege
kend. Het eenig doel is om te zorgen voor een goed
catholiek onderwijs; daarmede blijven de bisschoppen
binnen de grenzen hunner bevoegdheid. Hij herinnerde
voorts aan den strijd door hem steeds tegen de wet van
1857 gevoerd en herhaalde nogmaals openlijk dat men
onder de werking dier wet niet kan vormen het rustige
en ordelijke geslacht, dat men noodig heelt om in een
land de orde te bewaren. Hij ontkende dat de roomschen
waren tegen de neutrale schoolzij verlangen slechts
vrijheid van onderwijs in den waren zin. Ten slotte
protesteerde hij er tegen alsof van de ondenvijs-quaestie
een stormram zou worden gemaakt tegen deze regeering.
Hij vervult ten minste slechts zijn plicht en hoopte dien
met Gods hulp, zoolang hij op deze plaats staat, tot het
einde toe te kunnen blijven vervullen.
De heer de Bosch Kemper ving zijne rede aan met zich
te verdedigen tegen de verwijten hem van clericale en
anti-revolutionaire zijde gedaan, dat hij zou zijn volbloed-
modern; hij werpt dit. verwijt van zich at, al3 men daar
onder ten minste verstaan wil dat hij zou zijn tegeu eiken
gevestigden godsdienst. Hij verlangt volstrekt geen
ongodsdienstigheid; integendeel het ouderwijs moet den
godsdienst bevorderen. Wat nu de zaak zelve betreft, het
is eeu feit, dat er groots agitatie tegen het openbaar
lager onderwijs bestaat, maar daarom ook acht hij het de
plicht van echte volksvertegenwoordigers om hun stem
te doen liooren tegen de beschuldiging alsof ons open
haar lager onderwijs zou zijn godsdienstloos. Neen, de
openbare school is niet godsdienstloos, maar het onderwijs
in den godsdienst moet buiten de school blijven. Het
lager onderwijs moet worden aangevuld door het cate
chetisch onderwijs van de kerk. De wet van 1857 bevor
dert den godsdienst, ,en haar hoofdbeginsel kan aan geen
enkele godsdienstige gezindheid aanstoot geven.
Wat betreft de klachten tegen het openbaar onderwijs,
zij zijn tweeërlei1°. De bijzondere klachten. Hiertegen
heeft de minister Fock toegezegd dat hij gestreng zou
waken. 2°. De algemeene klachten tegen de wet zelve.
Deze moeten eerst duidelijk worden geformuleerd, wil
men herstel kunnen wachten. Hij waarschuwt echter
tegen het toegeven aan de eischen tot wetswijziging,
want men zal steeds meer verlangen, om ten slotte met
den eisch te komen dat het geheele onderwijs onder toe
zicht der geestelijkheid wordt gesteld. Dit neemt even
wel niet weg dat de klachten moeten worden onderzocht.
Ook hij zou wijziging van eenige artikelen verlangen,
maar daarom treedt hij nog niet op als beschuldiger tegen
deze regeering, dat zij geen voorstel doet. Zij zou liet
niet kuuneu doen zonder zich aan groote onvoorzichtig
heid schuldig te maken.
Hij verklaarde zich tegen de heide amendementen,
omdat door aanneming van een van beiden de agitatie
zou voortduren on de regeering in groote moeilijkheid
worden gebracht. Evenwel de agitatie moet worden weg
genomen; hij wil daarom een bepaald voorstel óf van
clericale óf van eonfessioneele zijde. Zoo niet, dan moet
van de groote constitutioneele partij een maatregel uit
gaan, waardoor een einde wordt gemaakt aan den strijd,
en dat wel zoo spoedig mogelijk, afgescheiden van de
begrooting.
De heer Bichon van IJssehnonde noemde het een hoon, 1
aangedaan aan allen die gemoedsbezwaren hebben, door
in de troonrede te zwijgen over een onderwerp dat voort
durend aan de orde van den dag is. Mocht hij van den
minister geene geruststellende verklaringen ontvangen,
dan zou hij zijn vertrouwen aan de regeering ontzeggen.
Hij verklaarde zich voor heide amendementen.
De heer van der Does de Willeboiswasook van meening.
dat in het adres gewag moest worden gemaakt van de
bezwaren tegen de wet op het lager onderwijs, vooral na
het zwijgen daarover in de troonrede. Hij zou daarom
voor elk amendement in dien geest stemmen. Het hoofd-
betoog van hem was gericht tegen de reeds door den
heer van Nispen besproken beschuldigingen van den
heer Gratama tegen het bisschoppelijk mandement. Met
kracht protesteerde hij er tegen, alsof politieke bedoelin
gen hierbij hadden voorgezeten; de bisschoppen hebben
slechts hun kerkelijkcn plicht vervuld.
De heer Gul jé kan zich niet vereenigen met de strek
king der voorgestelde amendementen, omdat hij de
klachten tegen de wet van 1857 niet rechtvaardig achtte
en bovendien de scboohvetbeweging onbillijk, verder
felijk, en noodlottig beschouwde voor de zonen van het
zelfde vaderland. De openbare school moet in Nederland
zijn neutraal, en daarnaast moet staan de bijzondere
school. Z. i. verraadt de schoolvvetbeweging iets anders
dan belangstelling in het lager onderwijs. De openbare
school is niet godsdienstloos, maar het leerstellig gods
dienstig onderwijs moet buiten de openbare school blij
ven. Bovendien, de ondervinding der laatste tien jaren
heeft getoond, dat die school niet die nadeelen oplevert
welke velen willen doen gelooven.
De heer Moens betoogde dat de untie geen herziening
der schoolwet verlangt en verklaarde zicli om die reden
tegen de voorgestelde, amendementen. Hij ontkende
dy.t in het adres de zaak van het lager onderwijs was
geïgnoreerd, want daarin wordt gesproken van het onder
wijs in het algemeen, dus ook van liet lager en middel
baar onderwijs. Er behoeft geene afzonderlijke melding
van de bezwaren te worden gemaakt. Hij vertrouwt deze
regeering en gelooft dus dat zij ook voor het lager onder
wijs zal zorgen. Hij vereenigde zich ten volle met de
redactie der commissie en verlangde dat allen, die
vóór den minister zijn, tegen de amendementen zouden
stemmen.
De heer van Kuyk was van oordeel dat in het adres
van de schoolquaestie moest worden gesproken;deze mag
in clezc kamer niet worden geïgnoreerd. Onze natie toch
is eene hij uitstek godsdienstige natie, bij wie opvoeding
en onderwijs niet van elkaar gescheiden kunnen worden.
Hij is noch clericaal, noch confessioneel, maar hij mag
niet blind zijn voor hetgeen bestaat. Juist door de wets
herziening togen te houden, heeft men de agitatie doen
toenemen. De quaestie moet dus worden opgelost. Nu
kunnen wel alle bezwaren niet worden weggeruimd, maar
het onrecht kan worden weggenomen en dit zit voor
namelijk in de schoolgelden. Hij is groot voorstander dei-
openbare school, maar wil dat de bijzondere er mede
kunnen concurreeren. Hij is voorde heide amendementen,
mits uit dat van den heer Gctken vervalt do vermelding
van het middelbaar onderwijs.
De lieer Lenting ontkent dat in liet adres de bezwaren
tegen de schoolwet worden geïgnoreerd, maar meent
tevens dat er overdrijving heerscht in liet voorstellen
der klachten. Bovendien, tegenover de minderheid, die
klachten hebben, staat de meerderheid die handhaving
der neutrale school wil. Kan men nu, met handhaving
van het beginsel der wet, aan de bezwaren der minder
heid tegemoet komen, dan wil liij dit gaarne, doch hij
gelooft niet dat wetsherziening daartoe kan leiden. Hij
verklaarde zich tegen de beide amendementen.
De heer Koorders kwam op tegen hetgeen wat hij
noemde politieke ketterijen, die vau de voorstanders der
wet van 1857 vernomen zijn. Hij ontkent; 1°. dat de
grondwet zou hebben verboden andere dan openbare
gemengde scholen2°. dat in ons land, niet de gemengde
bevolking, geen andere school dan de openbare gemengde
kan bestaan; cu 3°. dat de openbare gemengde school
moet worden gehandhaafd om de eendracht tusscben de
zonen van hetzelfde vaderland te bewaren. Spreker wil
evenwel de openbare neutrale school handhaven, mits
zij wezenlijk neutraal zij en geen seetesehool voor de
modernen. Voor die quaiiticatie vindt hij grond in het
geen gezegd wordt in het provinciaal jaarverslag van
Gelderland, dat de toenemende agitatie is toe te schrijven
aan de moderne richting van het openbaar lager onder
wijs. Volgens spreker moet het initiatief tot wetsherzie
ning van de regeering uitgaan. Doch hiervan is thans
de quaestie niet. Thans moet alleen, tegenover de over
tuiging des ministers, dat wetsherziening niet noodig is,
gesteld worden de overtuiging der kamer dat, zonder die
herziening, wegneming van grieven ondenkbaar is. Hij
is voor het amendement van den heer Gel'ken, dat hij
zelfs nog wel sterker gekleurd wenschte. Wat het
amendement van den heer van Goltstein betreft, wanneer
dit soms door de liberale partij mocht worden onder
steund, dan vertrouwt hij dat dit lid het amendement zal
intrekken.
De heer Gratama verdedigde zich tegen hetgeen dooi
de heeren van Nispen en van der Does tegen zijne eerste
rede is aangevoerd; hij houdt vol, dat de bedoeling van
het mandement verder strekte dan om binnen de muren
der kerk te blijven. Hij houdt vol, dat door het mande
ment gestreefd wordt naar een bondgenootschap met de
oud-gereformeerde partij
De lieer Jonckbloct wenschte gaarne te kunnen mede
werken tot het doen ophouden der bestaande gisting, maai
de discussie thans achtte hij onvruchtbaar. De oplossing-
van den strijd kan alleen verkregen worden door de
formuleering van een wetsvoorstel. De discussie kan
bovendien niet vruchtbaar zijn, omdat zij gebracht is op
het algemeen politiek terrein en de verkiezingen er aan
zijn vastgeknoopt. Men maakt van de zaak een stormram
tegen het kabinet. Hij verdedigde het zwijgen der regee
ring over de schoolquaestie en deed uitkomen dat ook
de kamer, door niet te verklaren dat er bezwaren zijn, ze
daarom nog niet zou ignoreeren. Hij verklaarde zich
tegen de heide amendementen en meende dat het 't best
was de redactie der eommissie aan te nemen. Ten slotte
verklaarde hij, dat de tijd nog niet gekomen is om de
bepalingen der grondwet omtrent het onderwijs in libe
ralen zin te hervormen, en gaf hij als zijne meening te
kennen dat de grondwet wil bescherming voor de open
bare school en aan de bijzondere alleen het recht van
bestaan heeft gegeven.
De heer Godefroi verklaarde zich mede tegen de heide
amendementen. Volgens hem kon men deze regeering
geen herziening der wet vragen. Het doel kan dan ook
niet anders zijn dan verwijdering van het kabinet,
en dit middel acht hij thans onraadzaam, omdat de kamer
het recht vau initiatief heeft en dus zij, die bezwaren
hebben, zelf met een wetsvoorstel kunnen te voorschijn
treden. 1-Iij ontkende dat de liberale partij de bezwaren
wil ignoreeren, maar doet uitkomen dat zij, die veel met
die bezwaren op hebben, vergeten dat de grondwet wil
de openbare gemengde school tot eerbiediging van ieders
godsdienstige overtuiging. Dat beginsel is ook de uit
drukking van de eenheid der natie; het belet de onver
draagzaamheid. Hij zal elke poging om een scheidsmuur
tcplaatsen tussehen de kinderen vau hetzelfde vaderland
met de meest mogelijke kracht tegengaan.
Nadat de heer Lenting nog de meening van den heer
Koorders bestreden had, dat er vele onderwijzers van de
openbare scholen de moderne richting zijn toegedaan,
wordt de voortzetting der disenssiën op morgen bepaald.
Gemeenteraad van Vlissingen.
Zitting vau Voeusdag 30 September. Ontslag, voordraelit
en benoeming geneesheer algemeen armbestuur; besluit
schietbaan; beschikking adres J. Filis; besluit omtreu.t
gemeentebouwineesterreglement zeevloeden; rapport af
schaffing keurfouneninterpellatie betreffende leenbank.
Voorzitter de heer Callenfels. Afwezig de heeren
de Kruyff en de Gelder.
Na de goedkeuring der notulen van het verhandelde
in de zitting van 23 September, zegt de voorzitter dat
hij eene kleine terechtwijzing geven wil. Hij heeft name
lijk in do vorige vergadering op eene door den heer
Itujsch gedane vraag geantwoorddat dr. Hazenberg
vroeger de betrekking van geneesheer hij het algemeen
armbestuur niet heeft waargenomen; het is hem evenwel
later gebleken dat d1'. Hazenberg genoemde betrekking
wel ©enigen tijd heeft vervuld, hoezeer niet in zijne hoe
danigheid van gemeente-geneesheer. De heer Ifuysch
betuigt den .voorzitter voor deze mededeeling dank.
Op de, volgens koninklijk besluit van 2 April 1829,
ingezonden voordracht ter benoeming vaneen geneesheer
bij het algemeen armbestuur voor dit enliet volgende jaar
zijn geplaatst de Iiceren d>'. J. Hazenberg, F. C. Stewart
Seliullz en E. J. Muller.
Op de vraag van den heer Hector, of de onlangs tot
f 250 verhoogde jaarwedde voor den te benoemen genees
heer behouden blijft, antwoordt de heer van Uije Pieterse
toestemmend, daar die verhooging- van jaarwedde niet
gold den persoon des geneeshcers, maar de vele aan de
betrekking verbonden werkzaamheden.
De heer ltuysch merkt op, dat in de vorige zitting-
besloten is, den gemeente-geneesheer niet tot genees
heer bij het algemeen armbestuur te benoemen. Hij
noemt het daarom vreemd dat d'\ Hazenberg, niettegen
staande dat besluit, toch op de voordracht staat.
De voorzitter antwoordt, dat dr. Hazenberg wel op
de voordracht voorkomt, doch niet in zijne betrekking
yan gemeente-geneesheer.
Alsnu wordt aan dr. J. van der Beke Callenfels het door
hem gevraagd eervol ontslag als geneesheer bij het alge
meen armbestuur verleend, en vervolgens als zoodanig
benoemd de heer E. J. Muller, met 9 steramen. De heer
Stewart Schultz verkreeg-3 stemmen, d'-. Hazenberg-I stem.
De voorzitter deelt mede dat burgemeester en wet
houders zijn werkzaam geweest met betrekking tot den
aankoop van het terrein voor de verlengde schietbaan.
Daar de pachters echter onwillig zijn tot afstand hunner
pacht van de noodige gronden, is het dagelijkscli bestuur
in zijne onderhandelingen met den eigenaar niet ge
slaagd. Op grond daarvan stellen zij thans, na daartoe
bekomen goedkeuring van den minister van oorlog, voor;
de schietbaan korter en alleen op rijles-militairen grond
te maken, ter lengte van 300 el of 450 passen, en de
gemeente 300 in de kosten te doen bijdragen.
Na bevestigende beantwoording der vraag van den
heer Ruyseh, of het terrein behoorlijk is onderzocht en
de verkorting der schietbaan geen bezwaar oplevert,
wordt het voorstel van burgemeester en wethouders aan
genomen en besloten de bijdrage van f 300 te vinden
uit den post van onvoorziene uitgaven.
De heer Sehraver brengt, namens de commissie voor
fabricage, rapport uit op het in hare handen gestelde
adres van den heer J. Filis, om vrijstelling van boete
wegens te late oplevering van werk. Volgens dat rapport
is de commissie bekend met het gebeurde ten aanzien
van het voor dat werk geleverde en herhaaldelijk afge
keurde hout,en heeft zij de handelingen van den gemeente-
bouwmeester dienaangaande kunnen goedkeureu, zoodat
zij adviseert het verzoek van den adressant af te wijzeu.
De heer Hector vraagt, of er geen andere redenen zijn
waarom de heer Filis vrijstelling der boete vraagt. De
voorzitter antwoordt ontkennend.
De heer Laernoes vraagt of de leverantie van het afge
keurde hout afhankelijk was van des aannemers wil. en
of de schuld niet veeleer aan den leverancier moet wor
den geweten. De voorzitter antwoordt dat dit eene
zaak is tusscben den aannemer en den leverancier.
De heer Sehraver voegt hierbij, dat na de eerste afkeu
ring van het geleverde hout, de leverancier zich voor de
tweede keer had kunnen wachten, doch dit niet heeft
gedaan.
Uit het op eene vraag van den heer Hector gegeven
antwoord blijkt dat de beloopen boete flS bedraagt, op
een werk van f 900.
De heer van Uije Pieterse zegt dat het de vraag zou
kunnen zijn, of het vereischte hout meermalen in den
handel voorkomt, of slechts moeilijk te vinden is. In
het laatste geval zou hij voor inwilliging van het ver
zoek zijn.
De heer Sehraver antwoordt dat het hout even goed
als het vorig jaar te krijgen was, en dat er bij de aanbe
steding ook volstrekt geene bezwaren tegen die in het
bestek omschreven houtsoort zijn ingebracht.
De heer van Uije Pieterse heeft nogtans bezwaar
tegen onvoorwaardelijke afwijzing van bet verzoek. De
gemeente is meermalen met den lieer Filis in aanraking-
geweest en heelt nimmer eenige moeilijkheid met hem
gehad, zoodat hij het niet de billijkheid niet rijmen kan
den adressant af te wijzen.
De heer ltuysch is het eens met den heer van Uije
Pieterse. De heer Filis is een nobel mensch, een ingeze
ten der gemeente en iemand die vele menschen arbeid
verschaft. Ofschoon hulde doende aan de bedoeling- der
commissie van fabricage, zou hij de aanneming der con
clusie van het rapport hard noemen.
De lieer van der Hij den merkt op dat in het bestek
van het werk met duidelijke woorden staat dat rij sliout
moest geleverd wordenhetgeen een groot verschil
maakt met Noord-Brabandscli hout. Om deze reden heeft
de commissie van fabricage de boete willen zien toe
passen.