verneemt men dat een onverwijld daarop ingesteld onder zoek naar de oorzaak niets aan het licht heeft gebracht. Er bestaat al zoo geene aanleiding om aan boos opzet of moedwil te denkeu. De militairen, op welke aanvanke lijk vermoeden was gevallen dat door hun toedoen de brand zou zijn ontstaan, zijn dan ook uit hun arrest ontslagen. {Haart, cour.) Het beruchte proces van madame Kachel is thans ten einde gebracht. De jury heeit, na korten tijd te hebben beraadslaagd, de beklaagde schuldig bevon den aan bedriegelijke oplichting van eeue weduwe, nirs. Borradaille. De president van de rechtbank eischte daarop, dat de zwaarste straf op madame Kachel zou worden toegepast, waarna zij tot vijfjaren dwangarbeid werd veroordeeld. De beschuldigde, die zich tijdens het langdurige rechtsgeding' steeds kalm en bedaard had gehouden, viel in onmacht toen het vonnis werd uit gesproken. Eenige dagen geleden is te Parijs, in eenentachtig- jarigen ouderdom, overleden Nicolas Jacques Frantz, de laatst overgebleven aanvoerder der in 1814 en 1815 op gerichte keizerlijke vrijkorpsen. Reeds tijdens de landing der Engelschen op Walcheren had Frantz, destijds advo caat tc Metz, een bataljon vrijwilligers van 1500 a 1600 man opgericht; welk korps later den veldtocht naar Rusland mede maakte. Ju 1815 door keizer Napoleon tot bevelhebber van het tweede vrijkorps van de Moezel benoemd, rustte hij dit, uit 500 man infanterie en 120 rui ters bestaande, bataljon op eigene kosten uit; zijne ge- heele fortuin daarbij ten offer brengende. Onder de door hem bedreven wapenfeiten behoort het deelnemen aan het verdrijven der Pruisen bij Longwy op den 12 Juli 1815. In 1816 werd Frantz (destijds in Pruisische krijgsge vangenschap) door den krijgsraad te Metz bij verstek ter dood veroordeeld. Na gedurende de restauratie in ballingschap rondgezworven te hebben, keerde hij onder de Juli regeering in Frankrijk terug. Koning Lodewijk Philips benoemde hem in 1847 tot ridder van het Legioen van eer, en legde hem een klein jaargeld toe. Te Huil is Vrijdag ochtend een gebouw, bekend onder den naam van „het oude Suikerhuis" ingestort, waarbij niet minder dan 40 menschen onder het puin werden bedolven. Het huis was te zwaar geladen met lijnzaad. Bij het vertrek van de post was men er slechts in geslaagd, drie personen te redden. Burgerlijke stand. Middelburg. Eerste huwelijks-afkondiging van den 27 dezer: I. ft. Hijmans, weduwn. 45 j. met E. R. van Lissa, jd. 22 j. (Van 19 tot 26 September.) Vlissingen. Gehuwd Th. Smits, jm. 29 j. met ft. C. J. Bom, jd. 28 j. C. J. Roos, jm. 25 j. met S. van Soelen, jd. 25 j. Bevallen: J. C. Quite, geb. Rivier, d. C. de Smidt, geb. Eykelenboom, d. M. Maas, geb. van Welle, z. J. Buijle, geb. Droek, d. L. Stroo, geb. Louwerse, z. Overleden: C. A. F. Maas, z. 3 m. H P. Minderhout, vrouw van J. P. Riemens, 47 j. J. C. Busquet, d. 3 w. J. Naerebout, jm. 16 j. P. A. Proost, jm. 19 j. Goes Gehuwd: J. van Sabben, weduwn. van F. Hoe- beke, 51 j. met C. Bras, wede. van L. de Herder, 38 j. Bevallen: C. van Liere, geb. Melse, d. L. van den Berge, geb. van der Bliek, z. A. van den Ende, geb. Bonse, z. K. Nagelkerke, geb. Bliek, z. A. M. Schneider, geb. Metzier, z. Overleden: L. J. Glerum, vrouw van W. de Leeuw, 33 j. W. de Leeuw, z. 12 d. D. de Witte, wed». van A. Bak, 55 j. Zierikzee. Bevallen. A. C. Beks, geb. Korte, z. A. W. Zendijk, geb. Machoël, z. ft. Pauli, geb. Hoogendorp, z. en d. K. Geleijnse, geb. van Zuijen, d. J. van Duin, geb. van Burgh, z. C. L. Joppe, geb. van de Kreke, z. Overleden: J. F. M. Paulus, d. 8 j. eu 9 m. J. Ochtman, man vau J. Jacobse, 75 j. J. van ftilst, wede. van J. Douw, 70 j. H. Rozemond, vrouw van P. de Weerd, 58 j. Therniometerstand. 28Sept.'sav. 11 u. 56 gr. 29 'smorg.7u.59gr.'smidd.lu.61gr'sav. 11 u 59gr. 30 '8 morg.7 u. 57 's midd. 1 u. 65 gr. St alen-generaal. tweede kamer. Zitting \an Maandag 28 September. Ingekomen wetsont werpen beraadslaging adres. Zijn ingekomen twee wetsontwerpen1». wijziging van hoofdstuk VI der staatsbegrooting voor 18672°. bekrach tiging van afstand van rijksgrond aan de gemeente Haar lemmermeer. Over de algemeene strekking van het ontwerp-adres van antwoord op de troonrede werd door vier leden het woord gevoerd. Tegen die algemeene strekking ver klaarde zich de heer Bichon van IJsselmonde, die meende dat, met het oog op de nietvermelding der quaestie van het onderwijs in de troonrede, het adres geen bloote weerklank mocht zijn. Daarentegen meende de heer Gef ken dat, daar het adres voor verbetering vatbaar was, hij zich wel met die algemeene strekking vereenigen kon; terwijl de heer Saaijmans Vader alleen te kennen gaf dat hij tegen het adres zou stemmen, wanneer er geen zin snede in opgenomen werd omtrent het lager onderwijs. Namens de commissie werd door den heer Dullert te kennen gegeven, dat het adres was noch een bloote weerklank, noch een zelfstandig stuk. Hier en daar heeft men een eigen gevoelen doen kennen. De bedoeling der commissie was om do discussie over de hoofdonderwerpen te verdagen tot bij de behandeling der staatsbegrooting. Met 61 tegen 8 stemmen werd dn algemeene strekking goedgekeurd en zonder stemming paragraaf 1 en 2. Bij de behandeling van paragraaf 3 gaf de minister van binnenlandschc zaken, op eene vraag van den heer Storm van 's Gravesande, te kennen, dat een ontwerp van wet op de schutterijen in bewerking is en dat er volstrekt geen plan bestaat die zaak te laten rusten. Naar aanleiding van de ontwikkeling der scherpschut- terijen wenschte de heer van Wassenaer Catwijck bij de derde paragraaf het volgende te hebben gevoegd: „De laatste dagen hebben het bewijs geleverd hoe uwe majes teit op de krachtige medewerking van nationale geest drifttot versterking van onze weerbaarheid kan rekenen." Na bestrijding door de heeren Dullert en Storm van 's Gravesande werd dit araendement met 51 tegen 19 stem men verworpen. Bij de behandeling der vierde paragraaf liepen de dis- cussiën hoofdzakelijk over do invoering eener nieuwe rechterlijke organisatie en de quaestie van de tienden. Verschillende leden voerden hierover het woord. Twee amendementen werden voorgesteld, waarvan het eene door den heer Kalff, die in het adres het volgende wilde hebben gezegd: „Al de wetsvoorstellen die verbetering van ons rechtswezen en het toi stand komen eener nieuwe rechterlijke inrichting beoogen, zullen wij met belang stelling te gemoet zien." Het ander amendement, voorge steld door den heer Pijnappel, werd uitgelokt door het spreken in de troonrede en het adres van „afschaffing der tienden". Men wilde zich niet uitlaten over de wijze waarop de tienden zouden moeten verdwijnen. En hoezeer nu de minister van justitie verklaarde dat tot grondslag van het nieuw ontwerp zal worden genomen de vroeger door de tweede kamer aangenomen wet, met inachtneming der bezwaren van de eerste kamer, vereenigde de kamer zich toch met 50 tegen 21 stemmen met hot amendement van den heer Pijnappel om, in plaats van „afschaffing der tienden" te lezen: „om den landbouw van den last der tienden te ontheffen". Het amendement van den heer Kalff werd met 51 tegen 19 stemmen verworpen Bij de behandeling van 5 kwam de quaestie van het lager onderwijs ter sprake. In het ontwerp der commissie luidt deze paragraaf aldus: „Uwer majesteits bijzondere zorg voor het onder wijs stellen wij op hoogen prijs. De wetsvoordracht tot regeling van het hoogcr onderwijs, die daarvan een ver nieuwd blijk zal opleveren, wordt door ons met verlangen tegemoet gezien". Door den heer Gefken werd als amendement voorge steld hierbij deze zinsnede te voegen „"Wij mogen echter ons leedwezen niet ontveinzen, dat door uwer majesteits regeering niet aan de natie tevens het uitzicht wordt geopend op eene wenschelijke tegemoetkoming aan billij ke bezwaren, voortvloeiende uit de bestaande wetgeving regelende het middelbaar cn lager onderwijs". Spreker constateerde dat niet meer ontkend kon worden dat er bezwaren tegen het middelbaar en lager onderwijs be staan; hij achtte die bezwaren billijk en gegrond, en noemde 'het eene dwaling van den minister Fock, dat aan die bezwaren zou kunnen worden tegemoetgekomen alleen door eene goede, rechtschapen toepassing der be staande wetten. De wetten zelve moeten gewijzigd worden, vooral voor zooveel be'trcft de kosteu van het onderwijs en het kosteloos schoolgeld op de lagere en het minimum schoolgeld op de middelbare scholen. Nadat de heer Thorbecke, namens de commissie, ver klaard had, dat zij eerst aan het einde der discussiën haar gevoelen zou doen kennen, ondersteunde de heer van Nispen van Sevenaer de hoofdtrekken der rede van den heer Gefken. Hij wilde echter thans zoover niet gaan als dit lid, en zou het thans voldoende achten, wan neer de wensch werd uitgesproken, dat de regeering de bezwaren, tegen de wet op het onderwijs bestaande, niet uit het oog zou verliezen. Bij de behandeling van hoofd stuk V zou dan eene stemming in bepaalden zin kunnen worden uitgelokt. De heer Ileijdenrijck zeide zich in de zaak van het lager onderwijs steeds te hebben geplaatst op een liberaal terrein. Daarentegen verschuiven de liberalen het vol doen aan zijne billijke wenschen steeds ad kalendosgraecax. De vrijheid die zij zeggen dat bestaat, bestaat slechts op papier. Hij richt vooral het woord tot den heer Jonckbloet en vraagt wanneer men de door hem beleden beginselen in toepassing zal zien gebracht. Hij kan in het harts tochtelijk vasthouden ook van den minister Fock aan de wet van 1857 geen vrijzinnigheid zien, evenmin als in de intrekking van het ontwerp-Heemskerk. En wanneer mennuzegt: degeestelijkheidzou den boventoon krijgen de nationale geest zou worden verdoofdhet kind moet door den staat geleid worden, dan noemt hij het eerste argument een bewijs van vrees, machteloosheid, zwakheid en de laatste: despotisme, staatsdwang, geenerlei vrij zinnigheid. Spreker wilde niettemin geen amendement voorstellen. Hij wil de quaestie vóór de verkiezingen van 1869 zuiver hebben beslist. Daarom is zijn voornemen, wanneer het adres onveranderd blijft, ditafstemming van het adres als protest tegen de struisvogelpolitiek die het oog sluit voor wat allen zienbespreking der quaestie au fond bij hoofdstuk Vbepaling van zijn stem alsdan als practisch middel; en ten slotte, kort voor de verkiezingen, een voorstel tot herziening der schoolwet, eene interpellatie of eene motie, een en ander gevolgd door eene stemming zoo zuiver mogelijk. De heer W. van Goltstein ging zoover niet. Hij kon zich noch met het ontwerp der commissie, noch met het amendement van den heer Gefken vereenigen. Niet met het eerste, omdat in het adres over het lager onderwijs had moeten zijn gesprokenniet met het laatste omdw hij voorstander is van het hoofdbeginsel der wet van 185); Het zwijgen in de troonrede over dit onderwerp acht bij even onbegrijpelijk als onverantwoordelijk, en daarom stelde hij voor 5 aldus te lezen: „Uwer majesteits bij' zondere zorg voor het onderwijs stellen wij op hoog®" prijs. Zij strekt ten waarborg, dat de bezwaren van vele" tegen ons lager onderwijs door uwer majesteits regeering met ernst cn belangstelling zullen overwogen worden- De wetsvoordracht tot regeling van het hooger onderwij' wordt door ons met verlangen tegemoet gezien." Het doel van dit amendement is drieledig: 1». om de regee ring tot ernst en aandacht aan te sporen2°. om te doen blijken van de belangstelling der kamer in deze zaaki 3». om vóór de verkiezingen van 1869 aan de natie duidelijk te doen zien wat men van de leden der kamer met betrekking tot deze zaak te wachten heeft. De heer ftratama, die vroeger meende dat in de be zwaren tegen de wet op het lager onderwijs door wets herziening kon worden tegemoet gekomen, was thans, vooral na het mandement der bisschoppen, tot andere gedachten gekomen. Door dat mandement toch is hij gekomen tot een duidelijk inzicht in deze drie waar heden: 1°. dat het neutraal onderwijs alleen hief te lande mogelijk is2°. dat do geestelijkheid daarop invloed moet hebben3". dat het bijzonder onderwij' niet moet worden gesubsidieerd. Alle belemmeringen van dat onderwijs moeten echter worden weggenomen, en lnj vertrouwde dat de minister, door eerlijke toepassing der wet, daartoe kon komen. De heer Holiingerus Pijpers herinnerde van den aan vang af bezwaren tegen de wet van 1857 te hebben gehad; gedeeltelijk zijn die uit den weg geruimd; g"' deeltelijk bestaan zij nog. Alvorens echter den weg tot wettelijke wegneminguit te spreken, moeten alle bezwaren zijn gepreciseerd en de middelen tot herstel aangewezen- Daarom was hij tegen het amendement van den heer Gefken, maar zou hij zich met het hoofddenkbeeld van den heer van Goltstein kunnen vereenigen. Hij wilde den minister, die reeds getoond heeft bezwaren te wille0 wegnemen, verder aan het werk laten. De heer van Wassenaer van Catwijck kwam op tegen het zwijgen in de troonrede over de onderwijs-quaestie- De kamer mocht dien weg niet volgen. Hij noemde zich te liberaal om te wenschen dat eene wet onveranderd bleef, die bij duizenden billijke bezwaren heeft doen ont staan Hij zou voor de beide amendementen stemmen, maar gaf de voorkeur aan dat van den lieer Gefken, omdat aan het voorstel van den heer van Goltstein een® mindere bcteekenis zou kunnen worden gehecht. De laatste spreker van heden was de heer de Brauw, die met diep leedwezen de zinsnede in de troonrede omtrent het onderwijs heeft gelegen. Daarin ligt toch opgesloten dat de regeeringszank zich hoofdzakelijk bepaalt tot het hooger onderwijs. Het liberaal kabinet had die houding niet moeten aannemen, nu de bezwaren niet meer kunnen worden ontkend. Het had in de troon rede moeten uitdrukken dat die bezwaren haar ter harte gaanz. i. is de wet van 1857 eene mislukte proeve tot uitvoering der grondwet. Door die wet wordt toch niet de volledige toepassing van het grondwettig voorschrift van eerbiediging van ieders godsdienstige overtuiging verkregen. Wijziging der wet is daarom noodig, evenwel met behoud der openbare neutrale school. Hij zal ziek voegen bij ieder amendement dat het denkbeeld uitdrukt dat aan de bezwaren moet worden tegemoet gekomen. Algemeen overzicht. De Spaansche opstand erlangt meer en meer bet karakter eener nationale beweging. Indien de heden aangebrachte tijdingen zich mochten bevestigen, dan bestaat er voor koningin Isabella weinig hoop meer op het behoud der Spaansche kroon voor haar en hare dynastie en zal zij zelf weldra de collectie vermeerderen der in Europa rondzwervende, en voor het grootste dee' door eigen schuld, uit hunne rijken verjaagde vorstelijke personen. De bevestiging dier tijdingen zal niet lang uitblij ven- Verdient het toch reeds de aandacht, blijkens het fei1 dat telegrammen aan een paar Engelsche dagbladen konden gezonden worden, dat de telegraaflijn naar Madrid niet meer voor particuliere depeches gesloten is: de inhoud dier heden morgen reeds aan de geabonneerde11 op het Bulletin medegedeelde telegrammen is zoo weinig twijfelachtig, dat die wel als in hoofdzaak juist kan worden beschouwd en mag worden aangenomen dat d" vaan des opstands thans van het koninklijk paleis te Madrid waait. De macht der Bourbons is dus ook in Spanje verbroken- Het is met die dynastie gegaan gelijk met zoovele ander" geslachten, waarvan de leden, om over eenig rijk het bestuur te erlangen, zich slechts de moeite behoefden t" geven van geboren te worden. Is hunne opvoeding daarb!) voorts, als pleegt te geschieden, weinig bestemd om hen te releveeren, dan staat de geschiktheid van den opvolg®" meestal eenige graden beneden die van zijn voorgang""' Eindelijk daalt dan die geschiktheid zoover beneden nub dat alle sympathie voor de leden dier dynastie in een1 onverschilligheid overgaat, welke in diezelfde mate 9 meer en meer ijskoud wordt. De Bonrbons gaven hier va11 een leerrijk voorbeeld. Wederom is een ster aan den Napoleontischen hein" verdwenen in graaf Walewski, eergisteren plotseling 1 Straatsburg overleden. Telkens als een der hoofdfiglU'e

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 2