MIDDEL 6URGSCHE COURANT. tft 154. 1868 ri Saterdag 26 September. Editie van Vrijfiag avond 4 uren. Middelburg 35 September. De Haagsche correspondent van 1'Indépendance Beige spreekt ten onrechte; van een nieuwen „waterweg" welken "je Nederlandsche regeering zich voorstelt naast het kanaal door Zuid- Beveland te doen maken. De zaak is Eenvoudig deze; o p de begrooting voor 1869 zal een post v°orkomen voor t' .veede sluizen aan het kanaal door Zuid- Beveland, welke zeer spoedig zouden moeten voltooid worden. Deze t< .veede sluizen hebben ten doel de vaart h°or het kanaal bij drukke passage gemakkelijker te "haken en teve ns de bevaarbaarheid onder alle omstan digheden volko men te waarborgen, waardoor de afdam- ""ng van het Sloe en de voltooiing van den spoorweg t°t Vlissingen zeer zal kunnen worden bespoedigd. De eerste kamer heeft gisteren het adres van antwoord °P de troonrede onveranderd aangenomen. Bij de daar over gevoerde discussie heeft de minister van buiten- 'andsche zaken verklaard, dat al hetgeen in de dagbladen gemeld is omtrent ongelegenheden met Pruisen betrek kelijk de Rijnvaart, bezijden de waarheid is. Het eenige verschil dat nog bestaat betreft de redactie van het trac ht, en ook dit zal spoedig uit den weg geruimd zijn. Bij wijze van amendement werd door den heer Mes- Schert van Vollenhoven voorgesteld bij het concept-adres eea nieuwe paragraaf te voegen, waarin melding werd gmnaakt van den wensch tot wegneming van bezwaren betrekkelijk het lager onderwijs. Dit amendement werd "tet 26 tegen 5 stemmen verworpen. Het adres van antwoord der eerste kamer is van den v°lgenden inhoud; Sire! De eerste kamer acht het een groot voorrecht, dat uwe h'ajesteit de vergadering der staten-generaal heeft mogen °Penen met dankbare erkenning van het vele goede, dat aan het vaderland is te beurt gevallen. Met bijzondere belangstelling vernam zij van uwe kkyesteit, dat onze betrekkingen met de andere mogend heden niets te wenschen overlaten. De aanhoudende uitbreiding en verbetering der mid delen van internationaal verkeer en de zorgvuldige behar- %ingdoor uwer majesteits gezantschappen en consulaten de belangen van handel, scheepvaart en nijverheid, kkrinen geen andere dan gunstige gevolgen voor de uivaart der natie opleveren. Aangenaam was het ons de loffelijke plichtsbetrachting Van zee- en landmacht, zoowel hier te land als in de "Voi'zoesche bezittingen, op nieuw door uwe majesteit te zien erkend. De toezegging van wetsvoordrachten, welke ten doel ebben het rechtswezen te verbeteren, de rechterlijke '"richting aan te vullen, de zoo lang gewenschte regeling ''an het hooger onderwijs tot stand te brengen, den land- °Uw van den last der tienden te ontheffen, is ons een V(;rnieuwd bewijs van uwer majesteits voortdurende zorg v°°r deze gewichtige staatbelangen. "Hj verheugen ons met u, sire! over de groote vordc- fltlgen welke gemaakt zijn met den aanleg der werken v°°r de staatsspoorwegen, en over den regelmatigen v°°rtgang van andere groote werken van openbaar nut. Dat landbouw en nijverheid over het algemeen bevre- 'gende uitkomsten hebben opgeleverd, en de ziekte °hder het rundvee geheel is geweken, werd door ons dankbaarheid vernomen, en zoo eenige takken van Volksbestaan minder goede vruchten gaven, zij zullen, "aar wij hopen, eerlang tot vorigen bloei terugkeeren. Moge het ons geopende uitzicht worden verwezenlijkt, dat del, 'ii het volgend dienstjaar alle staatsuitgaven, ook voor de spoorwegen, zonder buitengewone hulpmid- en zullen bestreden kunnen worden. De wetsontwerpen met het financieel beheer in ver- 'nd staande, en daaronder die tot vaststelling der aatsbegrooting en tot afschaffing van het zegelrecht P drukwerken met vervanging daarvan door andere 'ddelen, zullen door ons nauwlettend worden onder zocht. Wij vertrouwen dat bij de raming van uitgaven, mét inachtneming van die matiging, welke door omstan digheden geboden wordt, in alle eisclien van den dienst zal zijn voorzien. Wij erkennen met u, siredat de toestand van ons uit gebreid overzeesch gebied niet met éen woord is aan te duiden. Wij hopen echter dat het ons toegezegd verslag over den tegenwoordigen toestand voldoende licht zal verspreiden en geruststellende uitkomsten aanwijzen. Aan ijverige medewerking van de zijde der eerste kamer, voor zoover dit in hare macht ligt, zal het niet ontbreken, zoowel tot tijdige vaststelling der begrooting voor Nederlandsch-Indië als tot regeling van de vele groote belangen onzer voornaamste overzeesche bezit tingen. Alle overige ons toegezegde wets-voorstellen zullen wij met zorg en nauwgezetheid in overweging nemen. Moge alzoo de liefde voor koning en vaderland en de eendrachtige samenwerking van de verschillende staats machten, onder hoogeren zegen, tot krachtige bevorde ring van 's lands belangen strekken. In de tweede kamer heeft de heer van Reenen gisteren het voorzitterschap aanvaard, met de volgende rede „Mijne heeren! „Wederom tot de eervolle taak geroepen om uwe werk zaamheden te leiden, acht ik het mijn plicht de mij wel bekende betrekking nog eenmaal te aanvaarden, ofschoon ik mij niet ontveins de groote bezwaren die aan hare behoorlijke vervulling zijn verbonden. „Met afwijking van hetgeen in de laatste jaren hier plaats vond, heeft bij deze gelegenheid de keuze van den voorzitter aanleiding gegeven tot een levendigen strijd, waarin de overwinning onzeker is gebleven en die alleen door het lot kon worden beslist. „Voor mij is onder die omstandigheden de toestand tegenover de kamer eenigszins gewijzigd. Ik mis het groote voorrecht van eene meer algemeene keuze en den steun welken het besef daarvan noodwendig aan den voorzitter schenkt; maar evenmin als ik vroeger geacht werd de vertegenwoordiger van de eene of andere partij in deze kamer te zijn, behoor ik ook in het vervolg als zoodanig niet te worden beschouwd. Ik zal mij zeiven den hoon niet aandoen van te verklaren dat ik thans niet minder dan in vorige jaren de meest mogelijke onpartijdigheid in acht zal nemen, noch u, mijne heeren, dien van te twijfelen of eene eerlijke en getrouwe mede werking van de kamer in 'talgemeen mij in staat zal stellen mijne moeielijke taak behoorlijk te vervullen. Het tegendeel mag noch van u, noch van mij worden verondersteld. „Het is niet te ontkennen dat door ongewone omstan digheden in de laatste zittingen der kamer weinig op wetgevend gebied is tot stand gebracht. Veel is er dan ook nog te verrichten; talrijke onderwerpen, waarvan de regeling reeds te lang werd verdaagd, wachten op afdoe ning. Het Nederlandsche volk ziet verlangend uit naar de practische uitkomsten van onzen arbeid; moge het niet worden teleurgesteld, maar aan het einde van deze zitting met voldoening kunnen staren op veel goeds, ook door onze medewerking in het leven geroepen. „Laat ons, mijne heeren, al onze krachten inspannen om tot die uitkomst te geraken. „Ik verklaar het voorzitterschap van de tweede kamer der staten-generaal te aanvaarden." Van de afdeelingen is bericht ingekomen dat tot hare voorzitters gekozen zijn de heeren Dullert, Fransen van de Putte, van Nispen, Thorbecke en J. K. van Goltstein. De commissie tot het ontwerpen van het adres van antwoord op de troonrede bestaat uit de heeren Dullert, Fransen van de Putte, Heemskerk, Thorbecke en Rochussen. Tot de ingekomen wetsontwerpen behoort dat betrek kelijk de Indische begrooting. Van den heer de Bosch Kemper is een voorstel inge komen tot herziening van het reglement van orde. De staatsbegrooting zal in de zitting van Zaterdag worden ingediend. Heden heeft de com/nissie uit de tweede kamer, voor het adres van antwoord benoemd, haar ontwerp ter tafel gebracht. Het is naar de afdeelingen verzonden. Gelijk wij reeds gemeld hebben, is de heer van Reenen als eerste candidaat op de aanbevelingslijst voor hét presidentschap der tweede kamer geplaatst door het lot, nadat vier stemmingen hadden plaats gehad. Stemmingen van vroegere jaren gaven den volgenden uitslag 22 September 1863. Van Reenen gekozen, bij eerste stemming, met 34 van de 65 stemmen. De andere candidaten waren Dullert en Jespers. 20 September 1864. Van Reenen gekozen, bij eerste stemming met 35 van de 69 stemmen. De andere candidaten waren Dullert en van Muiken. 19 September 1865. Van Reenen gekozen, bij eerste stemming, met 41 van de 61 stemmen. De andere candidaten waren Dullert en Jespers. 18 September 1866. Van Reenen gekozen, bij eerste stemming, met 43 van de 52 stemmen. De andere candidaten waren Dullert en J. K. van Goltstein. 20 November 1866. (Na de ontbinding ten gevolge der motie Keuchenius.) Van Reenen gekozen, bij eerste stemming, met 50 van de 63 stemmen. De andere candidaten waren Storm van 's Gravesande en Luyben. 17 September 1867. Van Reenen gekozen, bij eerste stemming, met 47 van de 55 stemmen. De andere candidaten waren Dullert en Luyben. 26 Februari 1868. (Na ontbinding tengevolge afstemming buitenlandsche zaken.) Van Reenen gekozen, bij eerste stemming, met 39 van de 62 stemmen. De andere candidaten waren Dullert en van Goltstein. Behalve de in ons vorig nommer genoemde Nederland sche officieren heeft de groothertog van Luxemburg, volgens het Handelsblad, nog tot ridder der orde van den Eikenkroon benoemd den ritmeester der huzaren W. A. A. B. van Toll. Benoemingen en besluiten. ridderorden. Vergunning verleend aan den heer J. G. Smits, kunstschilder te 's Gravenhage, tot het aan nemen en dragen der versierselen van ridder der orde van Wasa, hem door Z. M. den koning van Zweden en Noorwegen geschonken; en aan den heer Edward Jacob- son, laatstelijk woonachtig te Samarang, tijdelijk verblijf houdende te Frankfurt a/M., tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder der orde van Philippus den Grootmoedige, 1» klasse, hem door Z. K. H. den Groot hertog van Hessen-Darmstadt geschonken. eereteekenen. Vergunning verleend aan L. van Wetering, C. Spanjaard, G. Alders, Th. Huyboom en J. Mulder, allen te Velzen woonachtig, tot het aannemen en dragen van hun door Z. II. den paus toegekende eere teekenen, te weten het kruis Fidei et virtuti en, wat G. Alders betreft, ook de gouden medaille 3e grootte. Verleend als blijk van koninklijke goedkeuring en tevredenheid de bronzen medaille met een loffelijk ge tuigschrift aan II. A. Jalink, sergeant der infanterie bij het leger in Nederlandsch Indië, wegens het met levens gevaar redden van eenen korporaal uit den snel stroo menden Kali-mas op 14 April jl. ministerieele departementen. Benoemd tot commies bij het departement van binnenlandsche zaken mr. J. de Sitter. telegraphie. Benoemd tot opzichter 3e klasse van de rijkstelegraaf de tijdelijke opzichter J. A. van der Heyden. leger. Op pensioen gesteld, op verzoek, onder dank betuiging voor de langdurige en goede diensten aan het

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 1