Cjan&clsbmclitrn. 2löücrt£ntint. De Fransche alliantie-plannen. ®chter daarvan overtuigd dat de overwinnaar hen tot Hrenden hebben zal. Dit oordeel is hard, ik erken het; Blaar het is met de gemoedsbewegingen van deze bevol- tongen gesteld als met een raderwerk waarvan de deelen yerloopen zijn." De schrijver van deze beschouwing verklaart echter ae Wurtembergsche bevolking hiervan uit te zonderen ecne wakkere natie welke desnoods zou handelen en toer anti-Pruisisch is. Maar wat kan de Wurtembergsche Bevolking doen vraagt hij te midden van al die andere staten, terwijl bovendien nog het Wurtemberg- tohe leger in het algemeen Pruisisch gezind is. Men zal zich herinneren dat de Pruisische vertegen woordiger bij het Oostenrijksche hof, de lieer von Wertlier, °nlangs officieel inlichtingen heeft gegeven aan den minis- tor van buitenlandsche zaken, von Beust, omtrent de torrnaard geworden nota van den Pruisischen zaakgelas tigde aan het hof te Florence, von Usedom, over het door Pruisen indertijd voorgesteld plan voor den veld tocht tegen Oostenrijk. Bedoelde officiecle mededeelingen hebben thans eene depêche van den Oostenrijkschen JBinister aan den Oostenrijkschen vertegenwoordiger bij het hot' te Berlijn ten gevolge gehad, van welke depêche de hoofdinhoud door een Weener dagblad wordt mede gedeeld. Een heden middag ontvangen telegram meldt dat de heer von Beust daarin zijne verwondering betuigt °ver de omstandigheid dat de Pruisische regeering, in •Mrijd met haar belang zoowel als dat van Oostenrijk, de Bpta van den heer von Usedom tot het onderwerp eener diplomatieke verklaring heeft gemaakt; de heer von 'toiist verklaart voorts de aan die nota ten grondslag J'ggende bedoelingen af te keuren, doch betuigt dat de '°atenrijksche regeering de handhaving van den vrede Jtonscht, als ook op dit oogenblik door de omstandig heden voor haar noodzakelijk. vorig Het artikel van the Times, waarvan in ons hommer werd melding gemaakt, luidt aldus: „Het kleine wolkje, „„niet grootergelijk menzeide (!an een mcuschenhand,"" dat eenigen tijd geleden aan hen politieken horizon opkwam, is nog niet geheel ver evenen. De Belgen kunnen nog niet geheel gerustgesteld J-'jn omtrent de plannen van Frankrijk ten opzichte "Unner commercieele en militaire onafhankelijkheid. Zij Weten dat geen tijdvak ooit door meer tastbare feiten van kwade trouw gekenmerkt is, dan dat hetwelk wij thans doorleven. Men herinnert zich immers hoe zelfs het bestaan van een plan tot den afstand van Savoye aan Frankrijk zoowel te Parijs als te Turijn tegengesproken werd tot aan den avond vóór dat het feit plaats had. „De verkoop van Luxemburg door Nederland aan frankrijk werd een lasterlijk en ongegrond gerucht ge- nBen al tot op het oogenblik waarin dc wisseling van "jcieele nota's de zaak bijna tot eene oorlogsuitbarsting gebracht heeft. Bepaalde bedreigingen van zekere vorsten Worden in onzen tijd waarlijk nauwelijks zoo gevaarlijk jtoacht als hunne geneigdheid om tegen hun toegeschreven Bedoelingen „„te veel te protesteeren."" Men gaat aan eene verklaring van „„vredelievende bedoelingen"" nu h'jna eene uitlegging geven, alsof daaruit het plan tot °°rlogvoeren bleek. Slechts eene krachtige affirmatie ^an de publieke opinie kan in staat zijn het publiek ver touwen te herstellen. „De algemeene kreet, die ten opzichte van Luxemburg Aangeheven werd, is krachtig genoeg geweest om de °uderhandelaars van hunnen schandelijken handel te ®°en afzien. Dezelfde onvermoeide samenzweerders moe- weten dat men in deze dagen van vrede niet over 'tolgie zou kunnen beschikken zonder nog een veel ftoehtiger en nadrukkelijker protest uit te lokken. Het oit er weinig op aan wat deze koopers en verkoopers Wenschen of hopen; zij zullen hun plan niet tot rijpheid tongen, dood eenvoudig omdat zij het niet zullen durven. „Lord Stanley heeft, bij de sluiting der parlements- 'ttingen, in het lagerhuis de verzekering kunnen geven tot op dat oogenblik geen voorstel, óf tot een militair-, tot een handelsverbond, door het Fransche gouverne- "tont aan de kabinetten te Brussel en te 's Gravenhage ?edaan was. Wij hebben gegronde redenen om te gelooven (.at, ook sedert dien dag tot op het oogenblik waarop wij 't schrijven, Frankrijk geen pogingen in het werk ge told heeft. Het schijnt echter even zeker dat de quaestie edert eenigen tijd in de Fransche regeeringskringen ehandeld is, en niemand kan zich volkomen overtuigd sftvoelen dat men er geheel en al van afgezien heeft. „Onze tijd, men heeft het op de wijze der orakels ver- °»digd, heeft onwederstaanbare neigingen ontwikkeld tot samenvoeging van kleine staten tot groote rijken. "Jder den indruk van den schrik, veroorzaakt door de plot- 'nge verdwijning van zoo veleltaliaansche en Duitsche tostendommen, haastte men zich tot de conclusie te p°fflen dat ook de dagen van zulke zwakke staten als e'gië, Nederland en Zwitserland geteld waren. Het is Baoodig om te trachten te raden wat te dezen opzichte Siarritz besproken of zelfs geregeld was, of ook wat geschied zou zijn indien de oorlog in plaats van zeven eken, zeven maanden of zeven jaren geduurd had. Het .ons voldoende dat de gelegenheid daarvoor onherstel- - ar verloren is, terwijl men ook niet meer kan denken Aan \n vredestijd zoo maar zeer bedaard te volbrengen 'Jvingen getuige Luxemburg onder welke ver- ttming of welk voorwendsel dan ook. zee Franseh gouvernement verwerpt, naar wij meeneu r bepaald en zeer ter goeder trouw, elk dénkbeeld aan eene directe en vooral gewelddadige inlijving. Het heeft echter den schijn alsof die regeering zich in de voortdurende noodzakelijkheid bevindt om het een of ander te doen of te ondernemen, en zij schijnt tevens niet in te zien waarom zij niet jegens België en Neder land ageeren zou, om deze in dezelfde positie te plaatsen als welke Pruisen door Beieren, Wurtemburg en Baden heeft doen aanvaarden. „Het verschil moet echter toch wel in het oog springen, want de militaire verdragen tusschen Noord- en Zuid- Duitscliland zijn als vredesvoorwaarden opgelegd, en het verdrag van het Zollverein was gegrond op traetaten welke sedert lang bestonden; deze combinatiën in Duitschland waren overigens het resultaat der nationali- teits-beginselen, waarvan Frankrijk van den beginne af voorstander en kampioen was: Volentibus non fit injuria; sedert het einde van den oorlog van 1866 hebben Baden, Wurtemberg en Beieren overigens met Pruisen geenerlei verdrag gesloten, tenzij geheel en al vrijwillig. „Wij stemmen intusschen volstrekt niet toe dat Frank rijk récht zou hebben om met de Belgen militaire en handels-tractaten te sluiten, zelfsal was dit met de na rijp beraad gegeven toestemming van dezen staat, en wel omdat het nietige voorwendsel van nationaliteit, dat in de Duitsche aangelegenheden in het algemeen op den voorgrond werd geplaatst, niet zou kunnen wor den bijgebracht tot argument voor het schenden dei- verdragen van onzijdigheid, waarop het volkenrecht van Europa zoowel als het bestaan van België zelf rust. „België zou dus zelfs de bevoegdheid niet hebben om zijn toestemming daartoe te geven. Maar nog meer zeker en meer tot de thans behandelde quaestie betrekkelijk, is dat eene dergelijke toestemming niet verkregen zou kunnen worden. Integendeel toch is het beweerde voor stel tot een handelsverbond met Frankrijk door allo orga nen der Belgische pers gekenschetst als een vermomd plan tot inlijving, en heeft dit den indruk gemaakt als van een aanslag op de onafhankelijkheid van België. „Indien het denkbeeld tot een handelsverbond van de Belgische regeering uitgegaan was, zou men kunnen onderstellen dat het zijn oorsprong uitsluitend gevonden had in economische overwegingen. En inderdaad is het met het oog op den industrieelen vooruitgang in beide landen duidelijk: dat alle handels-voordeelen eener com binatie van dezen aard aan de zijde van België zouden komen. Immers wat zou Frankrijk er bij winnen om zijne markten voor Belgische producten open te stellen'? Of wel, indien dat zijne bedoeling was, welke behoefte zou er voor Frankrijk dan bestaan om daarvoor een tolver bond te sluiten? „Indien het slechts daarom te doen was, zou zijn doel eveneens bereikt kunnen worden door eene eenvoudige verlaging van tarief waardoor het België halverwege zou tegemoetkomen in de beginselen van vrijen handel, waar aan dit liberale land reeds zoo zeer gehecht is. „Er moet alzoo eene bepaalde reden bestaan waarom Frankrijk den wensch koestert om een verbintenis aan te gaan welke slechts tot zijn nadeel kan uitloopen. Die reden moet gezocht worden in den invloed dien derge lijke combinatie aan een groote mogendheid op een staat van den tweeden rang zou geven. Het denkbeeld van een tolverbond tusschen die twee rijken is niet nieuw. Wij herinneren ons dat er quaestie geweest is van een plan van denzelfden aard onder de dynastie der Orleans. liet gouvernement van Bodewijk Philips heeft even wel de oprechtheid gehad om te bekennen-dat zijn doel was „„zijn politieken invloed in België te doen toe nemen."" Maar op dat tijdstip had men het voorbeeld van Duitschland nog niet, om te toonen hoe een tolver bond kan strekken tot een werktuig voor politieke overweldigingen, hoe de band der materieele belangen de noodzakelijkheid kan teweegbrengen tot een geza menlijk optreden op internationaal gebied. België,methet bestuur zijner indirecte belastingen in handen van zijn machtigen nabuur, gedrongen om de liberale handelspoli tiek waaraan het gehecht is te verlaten, genoodzaakt om al zijne handelsverdragen met andere natiën te verscheu ren of ten minste te herzien, België zou zich gebracht zien tot den toestand van Frankrijk's satelliet in vredestijd zoowel als in oorlogstijd. Men zou waarlijk kunnen vragen of eene eenvoudige inlijving voor dien staat niet beter zou zijn dan een verbond waarvan hij alle lasten zou dragen, zonder eenige der voordeelen, aan het onaf hankelijk bestaan verbonden, meer te genieten. „Doch zulk een feit kan niet tot stand komen. Telkens als men onder Bodewijk Philips een voorstel tot een Fransch-Belgisch tolverbond op het tapijt bracht, ver klaarden de Europeesche mogendheden onveranderlijk en eenparig dat zoo iets niet kon plaats hebben, dat eene dergelijke combinatie onbestaanbaar zou zijn met de traetaten van 1831, waaraan België zijn bestaan ver schuldigd is. „Dezelfde bezwaren doen zich ook thans voor tegen het voorstel in quaestie. Men zou moeilijk kunnen zeggen in hoeverre men een handels- of politiek verbond, wanneer het door beide partijen gewenscht werd, zou kunnen beletten. Maar na de krachtige manifestatie van de opinie in België is de afkeer van dit land voor eene dergelijke combinatie buiten twijfel gesteld. „België wil er niet over hooren spreken; Frankrijk moet er niet om denken. De vorst, die zoo goed wist af te zien van eene onhoudbare positie in de Luxemburg- sche quaestie is waarschijnlijk niet geneigd om zich eene nieuwe verwikkeling in België te berokkenen. Een terug treden van dien kant zou dan ook wellicht veel moeie- ly ker, maar, in ieder geval, minder eervol wezen." Graanmarkten enz. Amsterdam 2 September. Kaapolie op 6 weken 31$. Lijnolie op 6 weken 35$. Prijzen -van effecten. Amsterdam 2 September 1868. Nederland. Certifïc. Werkelijke schuld 2$ pet. 56$$ dito dito' dito 3 65$ dito dito dito 4 „88 Aand. Handelmaatschappij 4$ 129$ dito exploitatie Ned. staatssp. 38$ België. Certificaten bij Rothschild 2$ 56$$ Rusland. Obligatiën 1798/1816 5 93$ Certifïc. adm. Hamburg 5 69j dito Hope Co. 1855, 6e serie 5 74A dito ƒ1000 18645 „88$ dito ƒ1000 1866 5 88$ Loten 1866 5 „219 Oblig.Hope&Co. Leening 1860 4$ 79$ Certific. dito4 Inseript. Stieglitz Co. 2« a 4<= L. 4 Obligatiën 1867 4 65 Certificaten6 Aand. spoorweg Gr. Maatsch. 5 198$ Oblig. dito 4 159$ dito spoorweg Poti-Tiflis 5 77tV dito dito 1868 5 76 Polen. Schatkistobligatiën4 63 A Pruisen. Obligatiën5 Oostenrijk. Obligatiën metalliek5 48 dito 1847/1852 2$ 23$$ dito rente Amsterdam5 61$ dito nationale5 51$ dito 1864 5 56$ dito fr. 500 1865 5 59$ dito 1866 0. W..-.5 48A Bankactiën3 Italië. Leening 18615 Certific. bij Lamaison c. s.5 49$ Spanje. Obligatiën3 thans 2$ 33$ dito Binnenlandsche3 31$$ Portugal. dito 1856—1863 3 „37$ dito 1867 3 37$ Turkije. dito (binnenl.)5 38 Griekenl. dito (blauwe) 5 Amerika. dito Yereenigde Staten (1874) 5 80$ dito dito dito (1904) 5 71$ dito dito dito (1882) 6 75$ dito dito dito (1885) 6 73$$ dito Illinois7 dito Atl.Gr.W.Spw.Ohio sec.(p) 7 57$ dito dito geconsolideerde 7 37$ dito dito debentures 8 dito St.Paul&Pac. Spw.2esec. 7 65$ Brazilië. dito 1863 4$ 65A dito 1865 5 74$$ Mexico. dito 1850 3 15$ Grenada. dito afgestempeld6 Venezuela, dito3 Ecuador. dito1 Door Gods goedheid beviel heden zeer voorspoedig van eene welgeschapene Dochter A. A. S. GRAVEN- STE1N, hartelijk geliefde Echtgenoote van Poortvliet, C. DE WILDE Cz., 29 Augustus 1868. v. d. m. Voorspoedig bevallen van eene Dochter E. J. MA- CH1ELSE, Echtgenoote van Middelburg, C. J. KRUIJSSE. 1 September 1868. Mijne geliefde Echtgenoote IIENDRIKA PETR0- NELLA GELDOF, beviel heden van een Dochter. 31 Aug. 1868. J. J. VAN DER HARST Lz. Ook namens mijne Kinderen, Wed®, a. GELDHOF, Minderhoud. Heden overleed, na langdurig lijden, in den ouderdom van 61 jaren, Mejufvrouw ANNA CATHARINA TAK. Middelburg, 30 Augustus 1868. Heden overleed plotseling in den ouderdom van ruim 72 jaren, mijn geliefde Echtgenoot ABRAHAM GELD HOF, tot diepe droefheid van mij, mijne Kinderen en Behuwdkinderen. Middelburg, 31 Augustus 1868. Eenige en algemeene kennisgeving. lieden overleed in den ouderdom van ruim negentig jaren, onze waarde Nicht P. C. VAN BERGH,W ed. NEDEL. Middelburg, Mede uit naam der Betrekkingen, den 1 September 1868. B. C. HEERÓLDT. Eenige en algemeene kennisgeving. Heden werd. ons ouderhart gewond door het overlijden van ons jongste Kindje MARIA LEVINA, sle&UuMges weken C Vli&hÉ^A - G.DEI 1 September. 186«t'5? gJ J. DE LANG% -WaWon, Algenjeèue^j^jondere kennisgeving.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 3