föuitertlanö. echter zóo zwak, dat hij niet kon schrijven, doch liet een zijner collega's een testament verlijden, waarbij htj een bewaarder aanbeval. De alzoo aanbevolene legde aan de rechtbank over een afschrift van dat testament, zijnde uit den aard der zaak eene authentieke acte. De rechtbank besliste echter dat de aanbevolene niet kon worden benoemd, op grond dat art. 68 van de wet op het nota risambt van 9 Juli 1842 de overlegging vordert van een „onderhandsch door den overleden notaris geheel geschreven, gedagteekend en onderteekend stuk." De rechtbank is alzoo van oordeel dat de wetgever aan een dergelijk onderhandsch stuk hoogere waarde heeft willen toekennen dan aan eene authentieke acte, en dus bij dit artikel eene uitzondering gemaakt op de bepalingen van het burgerlijk wetboek, die aan de authentieke acten vollediger bewijskracht en dus hoogere waarde toe kennen dan aan onderhandsche geschriften. De notaris daarentegen had bij zijn rcquest het artikel opgevat in den zin dat de wetgever aan een notaris het voorrecht heeft verleend om, behalve bij authentieke acte, ook nog bij een anders informeel stuk deze gewichtige be schikking te maken. Indien toch dit laatste waarde heeft, dan zou, naar zijn gevoelen, a fortiori het eerste waarde moeten bezitten, waarbij nog komt dat de notaris die uithoofde van ziekte niet meer schrijven kan, bij de opvatting van de rechtbank in het geheel geene aanbe veling kan doen en dus, in plaats van een voorrecht te erlangen, in veel slechter conditie is dan elk ander. Vermits de rechtbank bij art. 68 van bovengenoemde wet de bevoegdheid heeft om den aanbevolene niet aan te wijzen, is deze beschikking niet vatbaar voor hooger beroep of cassatie, hetgeen voor de quaestie omtrent de uitlegging van het bewuste artikel misschien te betreuren is. NEott. cour.) Koloniën. De gisteren hier per Engelsche mail aangebrachte berichten uit Nederlandsch-Indië, welke loopen tot 11 Juli jh, behelzen geen bijzonder nieuws. Gemengde berichten. Per telegraaf wordt uit Varzin gemeld dat graaf Bis- marek van zijn paard is gestort. Ofschoon uitwendig ongedeerd hebben zich ten gevolge van dezen val inwen dig pijnen geopenbaard. Men leest in het Weekblad van het recht: „0p21Juli 11. werden door dearrondissements-rechtbank te Botterdam naar den procureur-generaal verwezen drie personen, aangeklaagd van valschheid in zoogenaamde Mexicaansche lappon en in Zuid-Amerikaansche effecten (geconfedereerdcn), wat het eerste betreft in strijd met het requisitoir van het openbaar ministerie. Bij arrest van het provinciaal gerechtshof in Zuid-Holland, in raad kamer vergaderd, van 17 Augustus, zijn alle drie beklaag den wegens de beide zaken ontslagen, wat aangaat die van de Mexicaansche lappen coiiforin het requisitoir van den procureur-generaalen in den middag van 19 Augus tus werden allen in vrijheid gesteld. Twee der drie be klaagden bevonden zich sedert 17 September 1867 in hechtenis, en éen hunner hield zich, toen de vervolging begon, in eene Duitsche badplaats op tot herstel zijner gezondheid, en keerde van daar, op het bericht van eene bij hem gedane huiszoeking, onmiddellijk naar Botterdam terug; doch de ernstige ziekte, waaraan hij leed, moet door het leven in de gevangenis, in weerwil van de uit muntende behandeling, die men in het Botterdamsche huis van arrest gewoon is de gevangenen te doen onder vinden, zeer verergerd zijn. Deze zaak levert ons een nieuw bewijs, zoowel van onze meer dan gebrekkige wet geving op de preventieve gevangenis als van de treurige gevolgen van de wijze, waarop men die pleegt toe te passen. Elf maanden lang houdt men twee menschen gevangen, op grond van verdenkingen die ten slotte blijken zoo weinig grond te hebben, dat de rechter, en gedeeltelijk ook het openbaar ministerie, zelfs geene termen vindt tot een openbaar onderzoek der aanklacht. En na die elf maanden zegt men eenvoudigde justitie heeft abuis gehad; er zijn geene termen; gij kunt naar huis gaan. En daarmede loopt het afover al het overige bekommert men zich niet, mag men zich niet bekomme ren en van schadeloosstelling is geen quaestie. Zulke dingen moesten niet kunnen gebeuren." Men schrijft ons over de zooveel gerucht makende zaak van den predikant Woudsma nog het volgende uit Ulrum zelf„In sommige bladen wordt medegedeeld, „dat. men allengskens tot de zekerheid is gekomen, dat de predikant der christelijk afgescheiden gemeente te Ulrum, ds. Woudsma, met eene meid uit Ulrum het hazen pad heeft gekozen, zijne vrouw met drie kinderen achter latende; om het publiek alzoo te misleiden, schijnt hij met opzet zijn steek en zijn valies in het water te hebben geworpen." Ook in een stuk uit Grijpskerk geschreven en voor eenige dagen in de Provinciale Groninger cou rant geplaatst, wordt over het verdwijnen van zekere Sikke Ant gesproken en hare afwezigheid met die van ds. Woudsma in verband gebracht. Wat zullen we in Ulrum van deze dingen zeggen, wat gelooven, wat voor waarheid aannemen? We weten het niet. Er wordt over die zaak zoo veel, zoo dubbelzinnig, zoo tegenstrijdig gesproken, dat men wel doet voor het oogenblik stil te zwijgen en eenvoudig den tijd af te wachten, die wellicht over het verdwijnen van die twee personen opheldering zal verschaffen. Opdat het algemeen zelf kunne oordeelen zullen we mededeelen, wat er tot heden met zekerheid van kan gezegd worden. Woudsma is verdwenen. Zijn hoed en valies zijn gevonden, de eerste in een bootje, het tweede in of aan den kant van het water in de Kom- merzijlster rijt. Verder is er van dien man tot heden geen spoor ontdekt. Antje Kapinga, huisvrouw van een zekeren van Trappen, van Hoogeveen, die gescheiden van haren man, om welke reden is ons onbekend, ten huize van hare ouders te Ulrum woonde, stond, tot dusver, te dezer plaatse goed ter naam en faam bekend. Zij leefde huislijk en stil en liet weinig van zich hooren. Zij is dos voormiddags van denzelfdcn dag, dat ds. Woudsma des avonds het laatst te Kommerzijl en omstreken gezien is, per schuit van Ulrum naar Groningen vertrokken, en heeft daar des nachts vertoefd, ten huize van den schuite- vaarder V. Zij wilde haren broeder A. K., welke te Meppel woont, een bezoek brengen. Den volgenden dag is zij met den spoortrein van Groningen naar Harlingen verder ge reisd, zeggende eene andere rontc naar Meppel te willen nemen. Zij is niet te Meppel bij haren broederaangekomen en van haar weet men tot heden even weinig als van ds. Woudsma. De justitie doet intusschen ijverig onder zoek en van hare bemoeiingen verwacht men dan ook de beste gevolgen. Dat men te Ulrum naar licht in deze duis tere en raadselachtige dingen verlangt, is gemakkelijk te begrijpen. Van moord verdenke men niemand, want de onschuldige kan zoo licht beticht worden, en iemand van moord te verdenken, zonder dat er genoegzame gronden voor bestaan, is ijselijkmaar ook werpe men den steen der verguizing en verachting' niet op afwezenden, vóór het bewezen is dat zij dingen gedaan hebben te schandelijk en te vernederend om te noemen." ProvGron. cour.) Wij lezen in de Wekstem omtrent deze zaak het volgende „Vijfhonderd gulden als belooning wordt toegezegd aan hem of haar die bewijzen kan, dat ds. P. Woudsma van Ulrum zich met een meisje naar elders heeft begeven, en dus de eerste berichten, als zou Z.eerw. waarschijnlijk gewelddadig om 'tleven zijn gebracht, onwaar zijn. „Brieven franco aan den uitgeverderWekstem, Zalsman, te Kampen." Volgens de Kölnische Zeitung zijn tusschen de Pruisische en de Nederlandsche regeering op dit oogen blik onderhandelingen aanhangig over het aansluiten van den Oldenburg-Bremer spoorweg bij het Nederland sche spoorwegnet. De verbinding zou door het maken van een spoorweg tusschen Nieuwe-Schans en Ihrhove tot stand gebracht worden. -TeGent hebben den 18 dezer ongeregeldheden plaats gehad, doordien een Hollandsch predikant, de heer van Schelven, de godsdienstige gevoelens van zijn gehoor kwetste. Zij, die waren opgekomen, begonnen eerst te fluiten, waarna de grootste wanorde ontstond. Drie personen zijn gearresteerd. Tc 4 uren nam de menigte zulk eene houding aan, dat de predikant het noodzakelijk oordeelde om, begeleid door de politie en een tal van jouwende straatjongens, het station van den spoorweg te bereiken. In Baltimore heerscht groote nood tengevolge van overstroomingen. Meer dan 200 familiën ontvangen van de zijde der regeering ondersteuning; ruim 5000 dollars worden iederen dag verdeeld. Om zich een begrip te kunnen vormen van deze ramp, wordt op het feit ge wezen, dat reeds meer dan 75,000 karren slijk, welke de rivier heeft achtergelaten, zijn weggeruimd. Een plan is ontworpen, waarvoor reeds 2000 p. st. bijeengebracht zijn, om eene dames-academie in Enge land te stichten. In het prospectns wordt de aandacht er op gevestigd, dat vele dames 't zij door de meer alge meen toenemende welvaart, 't zij door den meerderen vrijen tijd, die haar gelaten wordt tengevolge van de in voering van allerlei machines tot verrichting vanhetliuis- houdelijke werk, na afloop van haar schooltijd de studie wenschen voort te zetten en daartoe in den huiselijken kring dikwijls de gelegenheid en de hulpmiddelen mis sen. Om in die behoefte te voorzien, wenscht men een college op te richten, aan welks hoofd eene dame zal staan, terwijl ook het verdere besturend personeel uit dames zal zijn samengesteld, eene soort van congregatie ter beoefening der wetenschap, doch waar de cursus door mannelijke onderwijzers zal gegeven worden. Het collegegeld voor onderwijs, kost en inwoning zal op f 1000 a f 1200 gesteld worden. De godsdienst zal vol gens de leer der Engelsche kerk gehouden worden, doch de leerlingen zullen niet verplicht zijn om den dienst bij te wonen. Men herinnert zich dat verleden jaar een lid van bet lagerhuis in Engeland de aandacht van het gouverne ment vestigde op den staat der Engelsche steenkolen mijnen. Hij was van oordeel, dat, indien men den uitvoer der kolen steeds zoo deed voortgaan, de mijnen binnen 50 jaar zouden uitgeput zijn en Engeland geene steen kolen meer zou bezitten. Deze onrustwekkende woorden bleven niet zonder gevolg. Talrijke petitiën werden der koningin aangeboden uit vele graafschappen, steden en namens vele maatschappijen. De koningin heeft daarop eene commissie benoemd, onder voorzitterschap van den hertog van Argyll, ten einde alle noodige inlichtingen over dit belangrijk onderwerp te verzamelen. De com missie heeft in last een onderzoek in te stellen naar den approximatieven inhoud der mijnen, der hoeveelheid benoodigde kolen voor huiselijk of industriëel gebruik en ook voor de scheepvaart. Zij moet ook nagaan of men steenkolen van do eerste soort gebruikt, waar die van de tweede voldoende zouden zijn. Er is te Parijs op het oogenblik een proces aan hangig, dat weder bewijst hoe fraai de Fransche maat schappij in elkander zit: De dochter van een rijken rijtuig-verhuurder trouwde onlangs met een jongen onder-prefect uit de provincie zij bracht hem, naar men zeide, 60,000 franken rente mede ten huwelijk. Die echt was gekoppeld door zekere madame de la Montesson, bekend bij alle trouwlustigen. De jonggetrouwden hadden zich verbonden aan de moeder van den onder-prefect 12,000 franken per jaar uit te koeren, terwijl de moeder van haren kant eene obligatie had geteekend, dat zij aan de la Montesson 30,000 franken zou uitkeeren, indien het huwelijk voltrokken werd. Nu schijnt de schoonvader met die verschillende obligatiën ten laste van zijn fortuin, niet ingenomen te zijn, en bevinden zich de jong getrouwden in de onmogelijkheid de 12,000 franken aan de moeder uit te keeren, terwijl do koppelaarster de 30,000 franken reclameert, daar het huwelijk voltrokken is. Vandaar een dubbel proces: van de moeder tegen de kinderen en van de la Montesson tegen de moeder. Volgens berichten uit Dieppe wordt aldaar door dc bekende Theresa en de niet minder bekende pater Felis ijverig met elkander geconcurreerd. Hunne niededeelin- gen aan het publiek, van zoo verschillenden aard, zijn naast elkaar aangeplakt. Te Cowes in Engeland is een zoogenaamde lief- dadigkeids-bazar geopend. De opbrengst van al hetgeen daar verkocht wordt is ten voordeelc der armen en de inkoopsprijs van sommige dier te koop aangeboden voor werpen is niet groot. Onder de weldadige dames toch die zich daar wel met den verkoop willen belasten is er eene, de bekoorlijkste van allen, miss Pauline Markhauii actrice aan Astley-theatre, die kussen verkoopt. Shoc king 1 Och neenOordeel zelf. „Een kus koopen mijnheer?" fluistert miss Pauline met uitdagenden blik tot de bezoekers van den bazar. Geen mogelijkheid om te weigeren! Zij kosten een pond 'tstuk. Men be taalt, in afwachting datMiss Pauline brengt nU met een allerliefst lachje haar mond even aan een sier lijk blad rozenrood papier, vouwt dat in vieren en „levert" den kooper alzoo het verkochte goed. -Te Washington heeft men een in de Hollandsche taal gedrukt boek van het jaar 1772 gevonden, waarvan de bladen uit de meest verschillende soorten van papier zijn vervaardigd. Men vindt er onder papier gefabriceerd uit wespennesten, houtzaagsel, brandnetels, wijnranken, hennep, moerbcziënbladen, aloëbladen, distels, stroo, houtskool, wol, gras, hout van populieren, wilgen, ber- kenboomen en beukenboomen, kastanjeboomenbladen en tulpen. De bladen zijn niet allen zeer blank; maar het boek bewijst dat men voor honderd jaren reeds papier wist te maken zonder gebruik van lompen. Therniometerstand. 22 Aug. 's av. 11 u. 58 gr. 23 's morg.7u.58gr.'smidd.lu. 67 gr'sav. 11 u 60gr- 24 's morg.7 u. 57 's midd. 1 u. 67 gr. Algemeen overzicht. Te Parijs komen meer en meer allerlei drukpers-pro cedures aan de orde. Lanterne, Beveil, Electeur worden overstelpt met vervolgingen van het openbaar ministerie en op nieuw blijkt dezer dagen hoe drukpers processen tot verbittering leiden, zoowel aan de zijde der regee ring, welke de vervolging inspireert als aan de zijd® van het deel der bevolking, hetwelk partij trekt voor de slachtoffers der vervolgings-fnrie. Die verbittering der regeerings-autoriteiten neemt zoo toe dat zij belachelijk zou wezen, ware zij niet een hoogst belangrijk verschijn-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 2