de gevraagde som. Daarvan komen aan inschrijvingen
ad 5 pet. rente en waarvoor geen korting was bepaald:
te Parijs 145,104 inschrijvers, 725,520 franken rente;
departementen 483,130 inschrijvers, 2,415,650 franken
rente, te zamen 628,234 inschrijvers, 3,141,170 franken
rente. Inschrijvingen waarop wèl korting kon plaats
hebben: te Parijs 52,096, vertegenwoordigende 550,285,190
franken rente; departementen 100,962 franken, zijnde
657,043,100 franken rente. Bij elkander hebben voor
de 19,516,245 franken rente te Parijs ingeschreven
197,200 en in de departementen 584,092 personen (resp.
voor 551,010,710 en 109,173,560 franken rente). De
waarborg-storting gedurende de inschrijving bedraagt
meer dan 660 millioen.
In het legioen van eer zijn door keizer Napoleon
o. a. benoemd tot officier: de consul-generaal van Frank
rijk te Amsterdam A. O. A. Fabre; tot riddersde consul
van Frankrijk te Rotterdam A. F. II. de Pina, alsmede
de kanselier bij het Fransch consulaat te Amsterdam,
Philbert.
Het comité van waakzaamheid in Indiana is er toe
overgegaan om een paar roovers, die met een aantal
anderen de spoorwegen tot het tooneel van hun bedrijf
gekozen hebben, zonder vorm van proces op te hangen.
Het heeft voorts eene proclamatie uitgevaardigd, waarin
het de spoorwegroovers waarschuwt dat, indien zij
volgens hunne bedreiging, zich wegens die strafoefening
aan lijf of goed van éen eerlijk man wreken, dezelfde
korte wetten gemaakt zullen worden met ieder, die op
goeden grond voor een dief gehouden wordt en het
comité in handen zal komen.
Een zeer belangrijk verslag aangaande de cholera-
èpidemie van 1866 in Engeland, is door dr. Farr uit
officieele bronnen, op staatskosten uitgegeven. In 1866
stierven 14,378 menschen tengevolge van cholera, tegen
20,097 in 1854 en tegen 53,293 in de epidemie van 1849.
Hoe oneindig veel minder slachtoffers de laatste epidemie
geëischt heeft, blijkt uit de opgave, dat de bevolking van
Engeland in die jaren in aanmerking genomen, in 1849,
op iedere 10,000 menschen dertig aan cholera stierven,
in 1854 elf en in 1866 slechts zeven. De vermindering
van het sterftecijfer schrijft dr. Farr niet toe aan de
mindere kwaadaardigheid der ziekte, maar alleen aan de
betere en meer uitgebreide toepassing van gezondheids
maatregelen. De ziekte kan gewijzigd, zoo niet voorko
men worden, door wijze voorzorgsmaatregelen, die bijna
altijd in de macht van iedere gemeente staan. Hoogst
belangrijk is het uit de verschillende statistieke opgaven
te zien hoe nauw de verhouding is tusschen de epidemie
en de hoedanigheid van het drinkwater in de besmette
districten.
Weder is op den 6 dezer een drievoudige moord en
zelfmoord in Duitschland gepleegd. In het dorp Klein-
Oels, nabij Brieg (Pruisen), werd het negenjarig doch
tertje van den tuinier Biicher beschuldigd van een ander
meisje een paar gouden oorringen gestolen te hebben.
De ouders der bestolene, die de zekerheid hadden gekre
gen van het gepleegde feit, gaven hiervan kennis aan
den schoolonderwijzer, en deze liet Biiclier bij zich komen,
onderhield hem over het gebeurde en vermaande hem
ernstig voortaan over zijne kinderen een meer wakend
oog te houden, daar hij anders eene bende dieven zou
grootbrengen enz. De arme man trok zich dit zoozeer
aan, dat hij, buiten weten van zijne vrouw, besloot zich
en zijne kinderen, een jongen en drie meisjes, het leven
te benemen. Ter uitvoering van dit besluit begaf hij
zich, onder voorwendsel grootmoeder te gaan bezoeken,
met de kinderen naar eene diepe gracht. Onder de brug,
die in de nabijheid van het dorp Niehmen over de gracht
ligt, bond hij de twee jongste meisjes, 5 en 3jaar oud,
aan elkander vast en wierp ze in het water. Toen de
jongen dit zag, liep hij weg, waarop de vader het oudste
meisje, dat te vergeefs zich geweldig verzette, greep, het
met een opzettelijk daartoe medegenomen touw om zijn
lichaam bond en zich zoo neerwierp op de kinderen die
in het water met don dood worsteldenalle vier werden
als lijken er uitgehaald.
Burgerlijke sfand.
Middelburg. Eerste huwelijks-afkondiging van den
16 dezer: N. de Visser, jm. 29 j. met W. C. Akkerman,
jd. 25 j. J. Louws, jm. 41 j. met M. C. Kloprogge, jd. 24 j.
(Van 8 tot 15 Augustus.)
Vlissingen. Gehuwd: M. L. Pols, jm. 23 j. met J. Ver
laat, wed. van A. Snijders, 41 j.
BevallenJ. Baljeu, geb. de Rijcke, d. M. F. Auer, geb.
van Zwijndregt, d. M. J. F. de Vries, geb. Maquiné, d.
P. Swennen, geb. van de Sande, z. L. M. van Sluys, geb.
Callier, z. P. Meuldijk, geb. Tanes, z. I. Bavelaar, geb.
de Graaf, d. B. E. Heijer, geb. Offeuberg, d.
Overleden: A. E. de Buck, jd. 57 j. C. P. Jansen, z. 5 w.
D. Q. Grims, vrouw van T. van Vossen, 51 j. C. Vogt,
z. 6 m. M. P. Kolp, vrouw van A. van Holthuyzen, 47 j.
J. L. Polderman, z. 8 m. C. Boogaard, z. 13 j. A. J. La-
port, z. 4 m.
Goes. GehuwdJ. A. Theewis, jm. 24 j. met J. K.
Scheffer, jd. 25 j. J. Brouwer, jm. 22 j. met M. C. Schou
wenburg, jd. 22 j. G. Verburg, jm. 29 j. met L. Bruijn-
zeel,jd. 27 j.
Geboren: B. Cornelisse, geb. Rijnhout, z. N. Botbijl,
geb. Leenpoel, z. M. van der Mark, geb. van der Mark, z.
Overleden: C. Berks, d. 4 m. J. B. Ritmeester, vrouw
van F. Kleeuwens, 29 j.
Zierikzee. Gehuwd: J. L. Chanfleurx van IJsselsteyn,
jon 49 j. met C. J. Egter, jd. 42 j.
Bevallen: G. den Dekker, geb. Vermunt, z. D. Adri-
aanse, geb. Eyke, z. H. van der Valk, geb. Branden
burg, z. P. Bodt, geb. Mulder, z. P. van Strien, geb.
Zoomer, d. C. Biesheuvel, geb. Schoenmaker, d.
OverledenA. S. Berrevoets, vrouw van J. W. de Graij,
44 j. (overleden te Delft 25 Juni jl.) A. Kaan, z. 2 j.
A. van den Ende, z. 2 m. C. B. Dixon, z. circa 5 m.
J. F. Keijzer, z. 7 m. B. A. Boot, z. 1 m. M. Cats, z. 6 m.
ITheriiioni eterstand.
17Aug.'sav. llu.63gr.
IS 's morg.7 u. 66 gr. 'smidd.lu. 78gr.'sav. 11 u. 69 gr.
19 's morg.7 u. 66 'smidd.lu. 72 gr.
UITTREKSEL
UIT HET
Verslag rail Gedeputeerde Staten vau Zeeland orer 1867.
Vervolg.)
Buitengewone maatregelen'van politie zijn in het jaar
1867 alleenlijk te Zierikzee noodig geweest, alwaar de
hulp der schutterij is moeten worden ingeroepen tot
bewaring der goede orde, die dreigde gestoord te worden
door samenscholingen die, in het laatst van Augustus,
aldaar plaats hadden, tengevolge van het besluit van
den raad tot het niet houden der kermis.
Hetgeen aangaande het personeel dergemeente-politie
is aangeteekend, luidt, op enkele uitzonderingen na,
gunstig.
De rijks-politie en de marechaussee bleven goede
diensten bewijzen.
Eene versterking van het personeel der rijks-politie te
Brouwershaven wordt wenschelijk geacht, daar, wanneer
de tegenwoordigheid van den gemeente-veldwachter, in
liet belang der scheepvaart, op de reede wordt vereischt,
en de rijksveldwachter en tournee is, de gemeente, met
zeker getal vreemde zeelieden in haar midden, zonder
eenige politiemacht is. De pogingen door het gemeente
bestuur bij het departement van justitie daartoe aange
wend, bleven evenwel tot nogtoe zonder gevolg.
Het gemeentebestuur van Goes koesterde de vreès dat
het politie-personeel aldaar niet voldoende zou zijn, als
de spoorweg eenmaal zou zijn geopend. Het vleide zich,
dat, mochten de financieele krachten geene uitbreiding
der politie gedoogen, daarin van 's rijks wege zou worden
voorzien.
Het gemeentebestuur van Hontenisse klaagt over de
weinige medewerking die de gemeente-politie van de
zijde der marechaussee ondervindt, en schrijft 't daaraan
toe dat de ingezetenen, door naamlooze schriftelijke be
dreigingen van brandstichting, maanden lang in onrust
zijn gehouden, tot het aan de beide gemeente-veldwach
ters is gelukt daaraan een einde te maken, door het op
heeterdaad betrappen van den dader.
Het gemeentebestuur van Kats acht 't weuschelijk dat
een veldwachter speciaal voor de gemeente worde be
noemd, daar de politie-dienst thans door éen veldwachter
voor drie gemeenten moet worden verricht. Redenen
van financieelen aard beletten echter deze verbetering.
Door de gemeentebesturen van Veere en Vrouwepol
der wordt het verlangen te kennen gegeven dat het
personeel der rijks-politie aldaar worde versterkt, ten
einde, bij onverhoopte ongeregeldheden van de zijde
der bij de werken gebezigd wordende polder-arbeiders,
de plaatselijke politie bij te staan.
Door de verplaatsing van den vroeger te Yerseke ge-
stationeerden rijksveldwachter naar YVemeldinge, is de
politiedienst ter eerstgemelde plaats, naar het oordeel
van het gemeentebestuur, niet genoegzaam verzekerd,
in verband met het aldaar bestaande sterk bezochte
overzetveer en de oester- en mosselbanken in de Ooster-
Schelde.
De toestand der brandbluschraiddelen is, volgens de
gemeenteverslagen, over het algemeen bevredigend.
Als opmerking verdienende branden en rampen wordt
van de volgende melding gemaakt.
Te Zierikzee werd op den 16 Januari het gebouw der
sociëteit „De vereeniging" geheel door brand vernield.
Als oorzaak werd een op den vorigen dag, zoo men
meende, gebluschte schoorsteenbrand, beschouwd. Ge
bouw en inboedel waren tegen brandschade verzekerd.
Op den 2 Maart brandden in dezelfde gemeente 2 houten
schuren, met vlas gevuld, geheel af. De oorzaak bleef
onbekend. Het vernielde was tegen brandschade ver
zekerd. Den 21 Februari ontstond te Wissenkerke
brand in eene schuur in de kom der gemeente, welke
zoo spoedig toenam, dat de aangesnelde brandspuiten
niet meer konden beletten dat, behalve de bedoelde
schuur, nog 2 anderen in de asch werden gelegd. De
oorzaak scheen zelfs niet te kunnen worden vermoed.
De gebouwen waren tegen brandschade verzekerd,
doch beneden de waarde. Te Clinge werd op den
22 April eene kleine hoeve met 2 paarden en 3 koeien,
benevens al het huisraad en de gereedschappen, eene
prooi der vlammen. Zoowel het roerend als het onroe
rend goed was tegen brandschade verzekerd. Men meende
daarbij aan moedwil te moeten denken. Op den
8 Mei werden te Boschkapelle vijf arbeiderswoningen,
met de stalling van eene zesde, geheel in de asch gelegd.
De oorzaak bleef onbekendterwijl niets tegen brand;
schade was verzekerd. In den morgen van den 3 Juni
werd de toren der gemeente Dreischor door den bliksem
getroffen, en brandde tot beneden het uurwerk af. De
kerk, ofschoon met dien toren een geheel uitmakende,
werd niet beschadigd. De toren was voor ƒ8000 (inner
lijke waarde, niet in herbouw) verzekerd. Eindelijk
werd den 30 Juni te Westkapelle eene schuur met een
varken en eene geit, benevens eenig gereedschap,
door brand vernield. Het pand werd geschat op eene
waarde van ƒ3130 en was tegen brandschade verzekerd.
De oorzaak bleef onbekend.
Omtrent de straat verlichting wordt alleen medegedeeld
dat te Domburg in het najaar een aanvang werd gemaakt
met de verlichting van de meest bezocht wordende ge
deelten dier gemeente, door middel van petroleum.
In 1867 werden door gedeputeerde staten, voor zooveel
het administratief gezag betreft, goedgekeurd 22 reke
ningen wegens verkochte en 4 rekeningen wegens ge
reclameerde onder het beheer der strandvonderij gestelde
goederen. De batige saldo's der eerstgemelde rekeningen
bedroegen te zamen de som van 2012.37 en werden bij
de betrokkene ontvangers der registratie gestort.
Al de goedgekeurde rekeningen betroffen, op eene
enkele uitzondering na, voorwerpen van geringe waarde
éene wegens gereclameerde goederen had het Pruisische
barkschip „George Marchand" met zijne lading steen
kolen ten onderwerp. Dit schip met volle tuig door een
loodsvaartuig op de hoogte van den „Noord-Hinder" ge
heel verlaten gevonden en te Vlissingen binnen ge
bracht, is later door zijn gezagvoerder teruggevorderd
en aan dezen afgegeven.
Eene aanzienlijke hoeveelheid tarwebloem, behoord
hebbende tot de lading van het Fransche schip „Timsah",
gezagvoerder Ouille,'t welk op de hoogte van Breskens
op het strand was geraakt, is, als Fransch eigendom,
overeenkomstig de tractaten, aan den consulairen agent
van Frankrijk te Vlissingen afgegeven. Hetzelfde had
plaats met het casco van zeker Fransch schip, dat op
stroom in de „Roompot" gevonden, en onder het beheer
van den burgemeester van Wissekerke gesteld was.
Van de te Zoutelande geplaatste reddingboot is in het
vorig jaar geen gebruik behoeven gemaakt te worden.
Ook elders waren geen pogingen tot redding van schip
breukelingen noodig.
Een staat van den afloop der lichting voor de nationale
militie van 1867 wijst onder anderen aan dat het aandeel
der provincie in die lichting heeft bedragen 536; op de
inschrijvingsregisters zijn gebracht 1335 militieplichtigen
(na aftrek van 14 in 1866 overledenen, 2 die in dat jaar
het rijk hebben verlaten en 1 abusief ingeschrevene, die
reeds in het vorige jaar aan zijne verplichtingen had
voldaan, welk geval eerst na de loting in 1867 is ontdekt.).
Het getal ingeschrevenen waarnaar het aandeel der
provincie in de lichting is bepaald, bedroeg 1262. Vrij
gesteld werden 604 ingeschrevenen, terwijl 2 wegens
wanbedrijf veroordeelde en zich in hechtenis bevindende
personen werden uitgesloten, zoodat het getal over
gebleven lotelingen 729 bedroeg. Zonder loting werden
2 personen ingelijfd; als vrijwilligers waren reeds in
dienst 6 bij de zeemacht en 8 bij het leger hier te lande;
het getal der plaatsvervangers bedroeg 80, dat der
nummerverwisselaars 23; bij de militie te land werden
380, bij de zeemilitie 18 lotelingen ingelijfd. Het totaal
der afgeleverde manschappen bedroeg alzoo 517. Het
getal ontbrekende aan het aandeel der provincie was 19.
Bij gedeputeerde staten werden 11 bezwaarschriften
tegen uitspraken van den militieraad ingediend, zoo
wegens geweigerde vrijstelling ter zake van lichaams
gebreken, ten getale van 8, als ter zake van broeder-
dienst, ten getale van 3, zijnde er van de eerste 6 en de
laatsten allen ongegrond bevonden, terwijl van eene
der uitspraken van gedeputeerde staten, in zake broeder-
dienst, bij den koning is in beroep gekomen, dat echter
is afgewezen.
Daar de gemeentebesturen volgens de voorschriften
slechts om de vijf jaren over den toestand der schutte
rijen mededeelingen doen, missen gedeputeerde staten
de gegevens om deswege iets meer te vermelden dan dat
de toestand, voor zoover hun bekend is, bevredigend is-
Zr. Ms. besluit van 22 Januari jl. (Staatsbl. n°. 13) be
paalt nader de sterkte, samenstelling en indeeling der
schutterijen in dit gewest. Volgens dat besluit zal, even
als tot dusver, eene dienstdoende schutterij bestaan te
Middelburg, Vlissingen, Zierikzee en Goes.
Van de dienstdoende schutterij te Vlissingen zal eene
compagnie, ter sterkte van ±110 man, met inbegrip van
het kader, voor den dienst der vesting-artillerie worden
bestemd. De rustende schutterij zal bestaan uit 5 batal
jons, samengesteld als volgt: het 1» bataljon uit de ge
meenten in Walcheren, met uitzondering van Middelburg
en Vlissingen, en die in Noord-Beveland; het 2" bataljon
uit de gemeenten in Tholen; Schouwen en Duiveland,
met uitzondering van Zierikzee, het 3" bataljon uit de
gemeenten in Zuid-Beveland met uitzondering van Goes
het 4e bataljon uit de gemeenten gelegen bewesten de
Brakman en het 5C bataljon uit de gemeenten gelegen
beoosten de Brakman. Bij het in werking treden van
dat besluit zullen de tot dusver bestaande 3 halve batal
jons in Walcheren, in Tholen en in Schouwen en Duive-
land hebben opgehouden te bestaan.