£111M
MIDDELBURGSCHE
COURANT.
FEESTELIJKE OPENING
N° 105.
Donderdag
2 Juli.
1 Juli 1868.
1868.
Editie van Woensdag avond 8 uren.
VAX DB
In het begin van het jaar 1845 zag te Middelburg
een boekje het Jicht, getiteld: „Het doelmatige tot het
daarsteUcn van een spoorweg uit de hoofdstad van Zee
land, door de provinciën Noord-Braband en Limburg;
door Dirk Dronkers."
Wie toentertijd in de openbare aangelegenheden be
lang stelde en aangaande de publieke opinie geen vreem
deling was, herinnert zich zeker nog levendig welke
indrukken de verschijn ing van dat werkje alzoo teweeg
bracht. Een ongeloovig hoofdschudden was nog- niet de
ongunstigste uiting waarmede het ontvangen werd.
Een glimlach, zoo niet nu en dan een schaterlach over 1
het ongerijmde van het opgeworpen plan, gaf zich meestal
lucht bij ieder die over dit „hersenschimmig'' denkbeeld
werd aangesproken.
Men begreep over het algemeen niet hoe het in eenig i
menschelijk brein kon opkomen, juist die streken die
door de natuur zoo scherp van het vaste land waren afge
scheiden, daarmede te willen vereenigen, en dat nog wel
door een spoorweg, die nuttig en mogelijk werd geacht J
daar waar geene beletselen van bijzonderen aard zich j
voordoen, en waar een zeer dichte bevolking zulk een
onderneming reeds dadelijk winstgevend zou kunnen
maken, maar die in Zeeland even onuitvoerbaar als
doelloos wezen zou. Niets bespotte]ijker in veler oog j
dan de schijnbare naïviteit waarmede over een kaartje der j
Zeeuwsche eilanden en stroomen lijnen waren getrokken,
die den loop der toekomstige spoortreinen moesten aan-
duiden.
Maar zoo de eerste ontmoeting van het ontwerp twijfel i
of spot moge geweest zijn aan tegenwerking viel toen j
nog niet te denken er waren toch ook enkele mannen j
die de zaak ernstiger inzagen, en al kan niet zonder een
gevoel van leedwezen worden opgeteekend dat zij, bij
wien het ontwerp het eerst levendigen bijval vond, (Tie j
daaraan weldra kracht en steun verleenden, vreemdelin- J
gen waren, toen men den weerklank vernam dien het
plan hier en daar buitenslands vond, begonnen ook j
enkele Zeeuwen het van lieverlede met andere oogen
te beschouwen.
De ontwerper bleef daarbij geen lijdelijk toeschouwer; j
met zeldzame volharding, onder omstandigheden die
velen zoo licht totgeheele ontmoediging zouden hebben
gevoerd, trachtte hij zijne denkbeelden ingang te doen
vinden, en wist het zelfs zoo ver te brengen dat hem
reeds den 11 Maart 1846 definitief concessie werd ver-
leend tot het leggen van een spoorweg van Middel- j
burg met een zijtak naar Vlissingen, tot Maastricht,
en tevens tot het uitvoeren van ontworpen haven- en
kanaalwerken op Walcheren en tot afdamming van
het Sloe.
De zaak kreeg nu een geheel ander aanzien, en de spot
van vroeger maakte nu plaats voor tegenwerking, soms j
ook van eene zijde waarvan men recht had die niet te
verwachten.
Van dit oogenblilc had de Zeeuwsche spoorweg met
bezwaren van allerlei aard te kampen, die zoo ernstig
waren dat men reeds van de verleende concessie moest
afzien, die dan ook bij koninklijk besluit van 6 October
werd ingetrokken. Daarentegen werd echter aan den heer
Dronkers concessie verleend tot, afdamming der Ooster-
Schcldc, onder verplichting van het graven van een
kanaal door Zuid-Bevel and.
Men moest zich aanvankelijk hiermede tevreden stellen,
en zich troosten met de hoop dat. de uitvoering dezer
werken een belangrijke schrede zou zijn om later den
spoorweg te erlangen.
Maar ook de uitvoering dezer werken, den 1 Juli 1852,
dus heden juist 16 jaren geleden, met veel plechtigheid
aangevangen, stuitte al spoedig op bezwaren en werd
eindelijk in Augustus 186L geheel gestaakt, totdat tus-
schcn de regeering en de Nederlandsclie maatschappij tot
indijkingder op- en aanwassen in de Oosfcer-Schelde, aan
wie de concessie door den heer Dronkers was overge
dragen, eene dading tot stand kwam en de werken door
het rijk werden voortgezet, met dat gevolg dat het kanaal
door Zuid-Beveland den lUDctober 1866 feestelijk werd
geopend en de dam door de Schelde in den aanvang van
het thans loopende jaar voltooid werd.
Inmiddels was ook de wet tot stand gekomen (den
18 Augustus 1860 door den koning bekrachtigd) waarbij
bepaald werd dat voor rekening van den staat Nederland
van een voldoend spoorwegnet zou worden voorzien,
waarin ook de lijn Bergen op,Zoom —Vlissingen begrepen
was.
Van dat oogenblik was de zaak van den spoorweg ver
zekerd en de wet van 1866 (Staatsblad n°. 196), waarbij
de onteigening werd bevolen der perceelen voor den
spoorweg van Goes langs Middelburg naar Vlissingen en
van een kanaal vanVlissingen naar Middelburg, met daarbij
Lehoovende werken, zette daarop de kroon.
Wij konden hier de lotgevallen der spoorwegplannen
niet. in bijzonderheden nagaan, maar verwijzen belang
stellenden naar het Overzicht van de geschiedenis van
den Zeeuwschen spoorweg door mr. G. N. de Stoppelaav,
geplaatst in het Zeeuwsch jaarboekje van 1866.
En zoo snort dan nu eindelijk, op het oogenblik dat
wij deze regelen schrijven, de eerste spoortrein over
Zeeland's polders en wat tot voor weinige maanden nog
slechts onvruchtbare schorren of snelvlietend water was
't Is waar, de werken zijn niet tot stand gekomen gelijk
die door den heer Dronkers in 1845 zijn aangewezen,
maar toch in' hoofdtrekken overeenstemmende met de
uitvoerige ontwerpen met zijne medewerking nu jaren
geleden door den heer J. G. W. Fijnje opgemaakt.
Wat Zeeland dus thans ontvangt is niet den spoorweg
van den lieer Dronkers, maar het rechtmatig aandeel in
hetgeen voor gansch Nederland gedaan wordt; toch valt
het niet te ontkennen dat indien niet reeds jaren geleden
het denkbeeld van een Zeeuwschen spoorweg was uit
gesproken, indien niet de verwezenlijking reeds toen
met kracht beproefd ware, indien het plan niet lang
zamerhand populair ware geworden, zeer waarschijnlijk
in 1860, toen de algemeene spoorwegwet aan de orde
was, nog even hard om het denkbeeld van een Zeeuw
schen spoorweg zou zijn gelachen als in 1845, en het.
is dus zeer twijfelachtig of, zonder het initiatief en de
volharding van den heer Dronkers, Zeeland in het
algemeen spoorwegnet zou zijn opgenomen geworden.
De gedachte van een Zeeuwschen spoorweg het eerst, te
hebben uitgesproken, aan de verwezenlijking onvermoeid
te hebben gearbeid, hem populair, ja, in de oogen zijner
landgenooten onmisbaar te hebben gemaakt, zijn de
verdiensten van een man aan wien het den tijdgenoot
past hulde te brengen.
En zoo snelt dan heden de eerste spoortrein over
Zeelands polders en wat tot voor weinige maanden nog
slechts onvruchtbare schorren of snelvlietend water was!
Wel mag Zeeland thans feest vieren, en het is dan ook
een schitterend feest dat heden t.e Goes gevierd wordt.
Tot deelneming aan de feestviering waren uitgenoo-
digd de ministers van binnenlandsche zaken en van
financiën, de twee Zeeuwsche leden van de eerste
kamer der staten-generaal, en de vier Zeeuwsche leden
van de tweede kamer der staten-generaal, de com
missarissen des konings in de provincie Zeeland en
Noord-Braband, de gedeputeerde staten en de griffier
der provinciale staten van Zeeland de gedeputeerde
staten der provincie Noord-Braband, "alsmede de burge
meesters van Middelburg, Bergen op Zoom, Arnemnidcn,
Oost- en West-Souburg, Vlissingen, 's Heer Arends-
kerkc, Krniningen en Krabbendijke. Voorts behoorden
onder de genoodjgden onderscheidene leden van den