Cjanïrflsberidjtfn. luiden van alle kanten weerkaatste, keek de jongman, van vreugde overmeesterd, zijne schoone gezellin met een vriendelijk lachje aan en reikte haar de hand. Alles was vreugde en genot, toen een ellendige hond, een krulhond, zóo onverwacht uit een sloot te voorschijn sprong dat het paard van Hyacint schrikte en neêr- stortte en datHyacint viel half ontwaakt uit het bed. Het was klaarlichte dag. Na op zulk een wreede wijze in zijn droom gestoord te zijn, sloot de jonge vorst weder zijne oogen om op nieuw in te slapen, toen hij juist tegenover zich, in een spiegel, die van het plafond tot den vloer reikte, zijn vijand den krulhond bemerkte. In woede ontstoken wil hij schreeu wen o, schrik! hij blafte: Die krulhond was hij zelf! Dat dwaze dier dat daar voor een spiegel stond te sprin gen, was vorst Hyacint, de laatste en schoonste spruit van het doorluchtige huis der Bolgewassen! In het eerste oogenblik was hij de wanhoop nabijhij vervloekte de afgunstige fortuin, hij zuchtte en weende: maar weldra kwam hij tot het bewustzijn van zijne waar digheid en trotseerde het noodlot. „Alles wel beschouwd, dacht hij, kan dit niets dan een beproeving zijn, en overi- gens, of ik nu mensch of hond ben, de hemel heeft mij toch geschapen om te heerschen. Als ik nu de ongeluk kige Vliegenvangers niet meer moet regeeren zal ik toch ten minste koning over het hondenras zijn! Zoodra zij mij zien, zal er niet óen hond zijn die mij niet als zijn meester beschonwt en er trotsch op is mij te gehoor zamen. Komaan, wij zullen onze nieuwe onderdanen eens gaan opzoeken." Terwijl hij dit zeide, bekeek Hyacint zich in den spiegel en was weldra met zijne nieuwe gedaante ver zoend. Het was een aardig kruihondje. Zijn wit, gekruld kopje, zijne donkere oogen, zijn opgekrulde neus gaven hem het uitzicht van een gepoederden markies. Zeker yan zijn zaak zijnde ging hij twee ledige kamers door ln de wachtkamer gekomen vond hij daar al zijne honden door elkaar liggende op een Perzisch tapijt; hun beroep bestond uit niets doen, zij deden daarin dan ook hun best. Op het gezicht van den vreemdeling stond een dom melende hazenwind op; hij naderde den onbekende en berook hem van den kop tot den staart en van den staart tot den kop met eene ongemanierde vrijpostigheid. De prins-krulhond kon echter volstrekt niet verdragen dat men jegens hem den verschuldigden eerbied uit liet oog verloor; hij zette zich dus in postuur en hief een drei gend gebrom aan. Dadelijk sprong de geheele troep op hare pootcn en kwam blaffende op hem af. Een bulhond van een kwaadaardig uitzicht jankte in zijn lionden- patois „Dat ding heeft geen halsband aanhet is een indringer. Valt aan En meteen gaf hij den nieuweling zulk een beet dat het arme dier (ik bedoel Hyacint) door het venster sprong alsof hij door een springveer in de vrije ruimte geslingerd werd. Gelukkig voor het stamhuis der Bolgewassen lag het vertrek van den prins slechts tien voet hoog. Hyacint kwam Dc- ii1 wooiionde opzichte- Id.vwJit en beet hein toi urnen, op zijn pooten neer en kwam er met eene kleine duizeling af. „Die dwaze dieren hebben mij niet herkend, dacht hij, wat zal het een genoegen zijn, wanneer ik weder eens de menschelijke gedaante aanneem, om al dat canaille dood te slaan en er het paleis van te zuiveren. Rondom zich kijkende bemerkte Hyacint dat hij in den tuin van het kasteel was. Het was een publieke wandelplaats; de vorst was er nog nooit in geweest. De gelegenheid was te schoon 0111 zich niet eens onder de menigte te mengen; Hyacint maakte gebruik van zijn incognito en begon zijn goed volk van nabij tebestudeeren. De lanen waren vol elegante dames, en het aantal minnen bonnes en kinderen was ontelbaar. Hetgeen den vorst vooral trof was de uitstekende geest waarmede zijne soldaten bezield waren. Huzaren en infanteristen betwistten elkander het genoegen met de kinderen te spelen of hen op hunne knieën te laten rijden. Woeste knevelbaarden speelden daar met hoepels, mannen met lange, sleepsabels droegen poppen. Die kenteekenen van een goede inborst brachten Hyacint in verrukking. Rustig op het gras liggende zag hij juist naar twee sapeurs, die een groot touw draaiden, om kleine meisjes en hunne bonnes te laten springen, toen hij een zware stem hoorde die zeide „wacht, vriendje, ik zal je eens eerbied voor de wetten leeren." De vorst was een weinig onthutst toen hij hoorde dat er lieden waren, die in zijn kasteel de besluiten die bij den vorigen dag zelf geteekend had niet eerbiedigden. Hij keek dus rond zich, om den vermetele te zoeken die zich veroorloofde de wet teovertreden, toeneen geweldig harde stokslag hem tien schreden ver in het zand deed tuimelen. Blaffend stond hij op en bevond zich tegenover een opzichter in uniform die, onder het geroep van „sla hem dood, sla dood, hij beleedigt de overheid" op hem aanviel. Hoe dapper hij nu ook was, was de prins-krulhond toch niet bij machte zijn vijand te weerstaan, hij liep dus, steeds dooi- zijn beul gevolgd, op drie pooten weg. De minnen jachten, de kinderen en de soldaten gooiden hem -ai. Een arm dier te zien lijden, zie dat is het maak voor de Vliegenvangers. Het was een hek dicht bij was; Hyacint liep er naar toe ai' -li.: ongezien onder het schilder- te» i ctl ek sti Het is verboden losloopende honden den tuin te laten binnenkomen. Binnenkomen is geen uitgaan, antwoordde de schildwacht. Ha zoo, gij redeneert! riep de opzichter; uw naam? Mijn naam, zeide de soldaat, die kent gij wel, mijn heer Wolf, ik heet Narcis. Nareis, de schoone Narcis, do beminde van mejuf- vrouw Violier. Mejufvrouw Violier bemint mij niet; dat weet gij beter dan iemand anders, omdat gij haar wilt trouwen. Welnu vriendje, antwoordde de opzichter, ik zal deze gelegenheid om u een lesje te geven niet laten voorbijgaan. Ileidaar, sergeant! riep hij tot een ouden knevelbaard die voorbijging, vier dagen politiekamer voor dezen man, hij heeft geredeneerd. Toen de opzichter vertrokken was, naderde de sergeant den jongen soldaat en, hem met een vaderlijken blik aanziende, zeide hij„Gij deedt niet verstandig, mijn jongen, gij verspeelt uwe bevordering. Dus is het een fout, als men redeneert, vroeg Narcis ongeduldig. Erger dan een fout, mijn jongen, het is een misdrijf. En waarom toch, vader Bloem? Waarom? zeide de sergeant, vraagt gij mij nog waarom? Het is toch anders niet moeilijk het te zien het is zoo klaar als de dag. De sterksten hebben bepaald dat men niet redenceren mag, omdat, als men redeneerde, zij die gelijk hadden de sterksten zonden zijn en dat dan de sterksten geen gclij k zouden hebben. Begrijpt ge dat nu? Al wat ik begrijp, zeide Narcis zuchtende, 'is dat wij overmorgen gedetacheerd worden, dat ik morgen in de politiekamer zit, en dat ik mejufvrouw Violier geen vaarwel zal zeggen. Daar is wel een middeltje op, mijn jongen, zeide Bloem aan zijn knevel trekkende, zóo' oud ben ik nog niet om een rechtmatig gevoel niet te eerbiedigen. Daar komt de korporaal 11 aflossen, wees maar gerust en ver laat u op mijne teerhartigheid. Terwijl zij zoo praatten maakte Hyacint, die met zijn gekneusden rug op den grond uitgestrekt lag, vrij treu- rige overpeinzingen omtrent do verordeningen en de j gehoorzaamheid. Twijfel sloop zijn gemoed binnen. Hij begon zich reeds af te vragen of het niet goed zou zijn dat do wetten gemaakt werden door hen, op wie zij toegepast worden. Maar het beeld van de blonde Tamaris rees in zijn geest op, en aanstonds verjoeg hij die verlei delijke gedachten. Zou de vader van zulk een schoon meisje niet een groot minister zijn? En buitendien, was een arme hond, die zachtst genomen zich toch aan onwe tendheid had schuldig gemaakt, wel bevoegd om over de administratieve conceptiën en de politieke inzichten van graaf Moeial te oordeelen naar den sein <i b;- l .1 „Gij hebt een hond laUst - nap] en. .Ta, antwoordde de sol-u uv .j,.... Waarom hebt gij licm niet steei gegeven Dat is buiten mijn consigne. ging rechtstreeks Hyacint vindt in zijn toestand van hond gelegenheid 0111 het volk waarover hij geroepen is te regeeren van wat naderbij te leeren kennen. Het eerste gesprek dat hij opvangt is dat van een wel varend burgerman, die zijn zoons de nuttige les voorhoudt van nooit een eigen wil, een eigen denkbeeld te hebben, of mede te praten. Do maatschappij is zoo goed ingericht, dat niemand ongestraft buiten de gewone plooi kan gaan. Als men napraat wat iedereen zegt komt men van zelf in aanzien en wordt men gegroet. Hyacint geniet de vrijheid en voelt zich gelukkig. Maar in een zóo goed ingerichte maatschappij kon de vrijheid niet van langen duur zijn. Een hond zonder halsband en muilkorf wordt gegrepen. Hyacint wordt dan ook spoedig gebracht naar een plaats, waar zich een aantal gearresteerde honden bevinden, waaruit de dokter een keus kan doen wie hij aan zijn ontleedkundige en toxicologische proefnemingen zal onderwerpen, wel zor gende alleen diegenen uit te kiezen van wie men ver wacht dat zij geen tegenweer zullen bieden. Er bestaat veel kans dat het slecht met Hyacint zal afloopen, maar zie, daar ontstaat verzet bij de gevangenende honden weten uit hunne Bastillc los te breken, en Harlekijn, de hoofdleider van den opstand, een vagebond bij uitne mendheid, een bulhond die do vrijheid liefheeft boven alles, neemt Hyacint in bescherming. Nu begint het zwer vend leven. Harlekijn leert hem inmiddels de waarde van den hond kennen. Het lot brengt Hyacint met ver scheidene mensclien, met „het volk" in aanraking; ook met mejufvrouw Violier, de geliefde van Narcis, die hem koestert, maar tevens met haar vader, een smid, die hem gebruikt om in een rad te loopen dat de blaasbalg in beweging brengt. Tevergeefs komt Violier tusschenbeide. „Laat hem even als ik zijn brood verdienen door te wer ken, krijgt zij tot antwoord. Wanneer er geen rust meel is voor de menschen, zou er dan voor de honden zijn?" Toch had die ruwe man een goed hart, maar de druk der tijden, de bezwaren van den arbeid, de zware lasten en het belemmerende van het militarisme, hadden hem voor het leed van anderen verhard, en, wangunstig op anderen die een gemakkelijk leven leiden, is thans zijne illusie, conciërge van het kasteel te worden. Tot verwe zenlijking van dien droom kanWolf hem helpen, en daar om moet Violier aan dezen en niet aan Narcis hare hand schenken. Na het harde lot van zijn nieuwen meester te hebben gedeeld, 11a tot middernacht zwaar te hebben gewerkt, kan hij zich eindelijk ncêrvleien en over zijn droevig lot nadenken. De vreeselijke Wolf die hem uit het slot zijner vaderen verjaagd heeft, komt hem weder voor den geest. Nog eens hoort hij Pratebol zijn redevoering uit- spreken en Druiloor zijne klaagliederen aanheffen. Maar 1 dat alles wordt verdrongen door het liefelijke beeld van de blonde Tamaris. Hij zuchtte, en eensklaps bevindt hij zich tot zijne groote vreugde in zijn vorstelijk vertrek op het met satijn behangen ledikant uitgestrekt. De koningin zit voor zijn bed. O, moeder, roept Hyacint uit, wat heb ik gedroomd Stil, mijn kind, zoek naar geen verklaring; uw leven en het mijne zijn er mede gemoeid. Alles wat ik u zeggen kan is, dat ik alleen in uw kamer ben geweest; indien er een geheim te bewaren is moet het onder ons beide blijven. Het volk zal alleen vernemen wat wij willen dat het weet. Hier is „de Officieele waarheid", lees wat daarin staat. Aan het hoofd van de eerste kolom van het blad las men het volgende, met groote letters gedrukt: „De toejuichingen van een volk dat van geestdrift en vreugde buiten zichzelven was, hebben op den vorst een zoo levendigen indruk gemaakt dat zijn gezondheid ge schokt is. De dokters hebben den koning voorgeschreven zich een paar dagen rust te gunnen. „De ongesteldheid is van geen ernstigen aard, en men voedt de hoop dat zijne majesteit morgen weder het voor zitterschap van den ministerraad zal kunnen waarnemen. „Een prins die geen weerstand kan bieden aan de vreugde die de liefde van zijn volk bij hem opwekt, levert een bewonderenswaardig schouwspel op. „De geschiedenis en de schoone kunsten zullen de herinnering daaraan tot het nageslacht overbrengen. „Gelukkig door het gevoel dat zij bemind wordt, zal de getrouwe natie der Vliegenvangers een eeuwig durende dankbaarheid jegens haren vorst koesteren. Zij weet dat de gevoeligste zielen ook de dapperste zijn een hart dat de liefde doet kloppen, zal niet beven voor den vijand." Moeder, zegt Hyacint, dat hebt gij toch niet ge schreven -Dc ridder Pratebol, mijn zoon, onze redacteur in buitengewonen dienst, heeft, bij het vernemen uwer ongesteldheid deze regelen in „de Officieele waarheid" doen plaatsen. Maar het is een leugen Mijn zoon, herneemt de koningin meesmuilende, gebruik dat leelijke woord niet. In de staatkunde be staat noch leugen noch waarheid, alles is maar zooals men het afspreekt even als in de comedie. De Vliegen vangers verlangen niet dat men hun de waarheid vertelt; zij zijn er bang voor. Zij begeeren slechts dat men hen amuseert. Men bedient hen naar hun smaak. Dat arti keltje zal hun bevallen en niemand kwaad doen. Wat kan men onschuldigers denken Moeder, gij hebt mij altijd geleerd dat ik de waar heid spreken moet. Zeker, mijn zoon, de leugen is een fatsoenlijk man, en zoo veel te meer een prins onwaardig. Tegen zijn naaste moet men waarheid sprekenmaar tegen liet volkdat is wat anders. Het volk is een kind, men fopt hot in zijn eigen belang, opdat het zich stil houden en gehoorzaam wezen zou. Zijn er dan twee standaards voor zedelijkheid? Vraag dit aan uwe ministers, mijn lief" kind. Het is tijd om naar den raad te gaan waar men u sedert twee dagen wacht. Wat mij betreft, ik weet slechts een ding, en dat is, dat ik van u houd en u omhels. Adieubeau UiloRonhe. Meekrappi-ijzen. Rotterdam, 25 Mei. Tot vorigen prijs was er goede vraag en werden eenige partijtjes verkocht. Graanmarkten enz. Amsterdam 25 Mei. Raapolie op 6 weken 35. Lijn olie op 6 weken f 36 f. Rotterdam, 25 Mei. Tarwe was 75, Rogge 50, Gerst, Haver en Paardenboonen 20, bruine en witte boonen 50 cent lager. Axel 23 Mei. Tarwe ƒ12.60 a f 13.55; rogge ƒ9.35 a ƒ9.60; wintergerst 7.25 a 7.70zomergerst 6.70 a ƒ7.haver ƒ4.95 a ƒ5.30; paardenboonen 9.35 9.50. Prijzen van effecten. Amsterdam 25 Mei 1868. Nederland. Ccrtific. Werkelijke schuld 21 pet. 54f dito dito dito 3 63f dito dito dito 4 85J Aand. Handelmaatschappij 4.j- België. Certificaten bij Rothschild 2-1 55;] Rusland. Obligatiën 1798/1816 5 93 Oblig. Hope Co. 1855,6e serie 5 73/ dito ƒ1000 1864 5 86fJ. Oblig. 1000 1866 5 85 Loten 1866 5 „214 Oblig. Hope Co. Leening 1860 4 j- 79J Ccrtific. dito4 66J dito 1867 4 63.V dito6 441 Aand. spoorwegn 19g| Oblig. spoorweg Poti-Tiflis 5 77-& Polen. Schatkistobligatiën 4 61 Hi Oostenrijk. Obligatiën metalliek5 46 dito 1847/1852 2)s 22^ dito rente Amsterdam5 61f dito nationale5 50 dito 1864 5 54}^ dito fr. 500 1865 60j Bankactiën3 *..706

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 3