Abyssinië. achter den prins een revolver op hem lossen, waarvan, gelijk men weet, de kogel in den rug gedrongen is en, langs de negende rib gaande, ten linkerzijde van voren in het vleesch is blijven zitten. De prins viel voorover. Sir W. Manning keerde zich om en plaatste zich tusschen den moordenaar en zijn slachtoffer. O'Tarrell legde het pistool op sir W. Manning aan, die, bukkende om het schot te ontwijken, viel, hoewel het schot weigerde. Op dat oogenblik liep de major van Sydney, do heer Thorne, naar sir W. Manning en sprong gelijktijdig zekere Viall, een wagenfabrikant, den moordenaar op den rug. Deze trachtte eerst het pistool achterom op zijn bespringer te richten. Daarop richtte hij het weder op den prins, in wiens nabijheid zich ook sir W. Manning en de heer Thorne bevonden. De heer Viall greep onmiddellijk den arm des boosdoeners en duwde dien naar beneden, waar door het schot, toen het afging, naar den grond gericht was, echter niet genoeg, want de heer Thorne werd nog ernstig in den voet gewond. Ondertusschen poogde Viall hem te doen vallen, en kwam de geheele menigte opzet ten, om zich van den moordenaar meester te maken en hem te vermoorden. Sommigen zagen Viall voor iemand aan, die hem beschermen wilde, en trokken hem bij de haren naar beneden. De politie kon zich nog in tijds van den moordenaar meester maken en hem, hoewel met zeer veel moeite, voor den wrekenden arm der wet bewaren. Eer zij echter na geweldig veel moeite het schip bereikt hadden, was O'Tarrel geweldig gewond en gekneusd aan geheel het bovenlijf, waarvan de kleederen letterlijk aan flarden gescheurd waren. Ook van de politie zijn enkelen gewond. Toen hij op het schip kwam, stonden de matrozen klaar met een strop om hem op te hangen. Ook dit werd belet. Het volk op het strand echter begon een meeting te houden, en te besluiten, dat zij zeiven de straf aan den booswicht zouden volvoeren. Zij sommeerden den kapi tein van het schip om hem weer aan land te brengen. En zonder het verbod van een aan boord zijnde hoogen rechterlijken beambte zou deze daartoe waarschijnlijk zijn overgegaan. Dc prins was onder dat alles naar ecne der tenten gedragen. Hij had zeer veel pijn, doch verloor geen oogenblik zijn bewustzijn. Het volk drong natuurlijk rondom de tent op; doch toen men het zeide dat de prins naar frissche lucht verlangde en stilte noodig had, week het onmiddellijk tot op 40 of 50 el afstand terug en be waarde dien afstand. Op oene draagbaar is de prins, na verbonden te zijn, een paar uur later voorzichtig aan boord van de Galathea gebracht. Veertien dagen later reed hij voor het eerst weder door de feestelijk versierde stad, onder de luide toejui chingen van de bevolking. Zeven dagen na zijne ver wonding plaatste hij in de New-South Wales Gazette, in antwoord op tal van adressen van deelneming, de verzekering, dat de verraderlijke daad van een enkel persoon de verzekering van trouw en gehechtheid niet aan het wankelen had gebracht, en dat hij die gevoelens aan de koningin zou overbrengen. Als berinnering aan het gelukkig beho.id van den prins is 4000 p. st. gecol lecteerd voor de oprichting van een prins-Alfred-hospi- taal, en den heer Viall heeft men eene medaille aan geboden. De moordenaar is iemand van 35 jaar oud, de zoon vaneen slachter te Melbourne, in zijne jeugd bestemd om priester te worden, reeds vroeg met warme. lersche gevoelens bezield. Na eene Europeesche reis heeft hij zijne kerkelijke vocatie opgegeven en toen in Victoria niet eene graanhandelszaak vrij wat geld verdiend. In dien tijd reeds is hij aan den drank geraakt. Hij is latei- in mijn-actiën gaan speculeeren en is geheel achteruit gegaan. Zijne levenswijze werd daar niet beter op. Meermalen heeft hij reeds delirium trcmenx gehad. In een aanval daarvan heeft hij bijna iemand die hem geen geld wilde leenen vermoord. Verleden jaar in April heeft hij een tijd lang in een gasthuis doorgebracht, wegens een aanval van dezelfde kwaal. Hij was nog slechts eenige dagen in Sydney, toen hij de daad ver richtte. Hij was op dit oogenblik gekleed in een don keren jas en pantalon met wit vest. Hij heeft een eenigzins militair voorkomen, geen ongunstig uiterlijk en goede manieren. Toen hij naar het schip gevoerd werd riep hij „Ik ben een Fenia'n, leve Ierland!" Voor den rechter heeft hij ver klaard, dat alleen het tusschcnkomen van sir W. Manning hem belet heeft, den prins voor de tweede maal te treffen. Zoo hij daartoe tijd gehad had, zou hij vervolgens zich zeiven doorschoten hebben. Doch op sir Manning wilde hij niet schieten. Met dezen had hij niets te maken. Hij verklaarde voorts, dat de taak om den prins te vermoor den uit Engeland was opgelegd, en dat hij met negen anderen daarom geloot had. Hij verzekerde, dat hem die opdracht onaangenaam was geweest, en hij blijde was niet geslaagd te zijn. Bij de landing van den prins had hij voor een bovenraam met een geweer op de loer ge zeten, doch niet geschoten, uit vrees van den persoon, die naast den prins reed, te verwonden. Later had hij op een gecosturaeerd bal zijn plan willen volvoeren, doch het weder opgegeven. Een ander van de tien die geloot hadden, had hem aangeboden om bij een ander bal de loods, waarin het gehouden werd, in brand te steken, ten einde hij van de verwarring zou kunnen gebruik maken; doch ook dit plan was O'Tarrell te kras. Onder meer verklaarde hij voor den rechter, dat de algemeene bedoeling van de Feniansche organisatie is, om bet Engelsche volk angst en schrik aan te jagen, in het vertrouwen, dat dit het krachtigste middel is, om de onafhankelijkheid van Ierland tot stand tc brengen. Zij stelden dergelijke moorden volkomen gelijk met het ter dood brengen der drie Ieren te Manchester tengevolge van een vonnis van den Engelsehen rechter. Verkoopinjen en aaabesfedlnjca. Heden zijn alhier ten verkoop aangeboden 26 bun ders 56 roeden 67 ellen wei- en bouwlanden, verdeeld in elf afzonderlijke koopen, waarvan de eerste is gelegen in de gemeente Grijpskerke, de overigen onder de gemeente Oostkapelie, te weten 1» Koop 2 bunders 91 roeden 22 ellen weiland en sprink, in pacht voor /Töl'sjaars. Verkocht voor ƒ2342.75. 2e Koop2 bunders 19 roeden 40 ellen bouwland (vroeger weiland), in pacht voor ƒ91 'sjaars. Verkocht voor ƒ2035. 3e Koop97 roeden 70 ellen weiland, in pacht voor ƒ63 'sjaars. Voorloopig toegewezen voor ƒ1000. 4e Koop1 bunder 25 roeden 70 ellen weiland, in pacht voor ƒ82 'sjaars. Voorloopig toegewezen voor ƒ1300, en daarna te zamen met den vorigen koop verkocht voor ƒ2401. 5e Koop: 3 bunders 28 roeden 70 ellen bouwland (vroeger wei- en bouwland), in pacht voor 167'sjaars. Verkocht voor /2660. 6e Koop62 roeden 70 ellen weiland (vroeger bouw land), in pacht voor 31 'sjaars. Verkocht voor ƒ612. 7e Koop3 bunders 50 roeden 50 ellen bouwland (vroe ger bouw- en weiland), in pacht voor ƒ230 'sjaars. Verkocht voor ƒ3500. 8e Koop: 2 bunders 69 roeden 30 ellen bouwland (vroeger weiland), in pacht voor 176 'sjaars. Verkocht voor 2875. 9' Koop: 1 bunder 84 roeden GO ellen weiland en sprink (vroeger bouwland en sprink), in pacht voor 127 'sjaars. Verkocht voor 2400. 10» Koop: 1 bunder 61 roeden weiland, in pacht voor 116 'sjaars. Verkocht voor 2550. 1B Koop5 bunders 65 roeden 85 ellen bouwland en sprink (vroeger weiland en sprink), in pacht voor 370 'sjaars. Verkocht voor 5292. De totale opbrengst dor verschillende koopen is alzoo ƒ26,667.75. Bij eene veiling in massa werd geen liooger bod gedaan. De verschillende koopen zijn dientenge volge definitief toegewezen. Thermumeterstand. 22 Mei. 's av. 11 u. 60 gr. 23 'smorg.7u 63 'smidd. iu. 72gr. Algemeen overzicht. Heden middag is de zitting van het Duitsch tol-parle- ment door den koning van Pruisen met eene troonrede gesloten. Daarin werd het resultaat der gevoerde debatten kortelijk geresumeerd, en voorts vertrouwd dat spoedig eene uiteenzetting der financieele huishoudelijke belan gen zal volgen. De koning verklaarde overigens dat hij als door de wettige macht tot zijne hoogo waardigheid geroepen, de hem toegekende rechten als een heilig goed zal handhaven en bewaren. Thans zoowel als in de toe komst zal het behoud dezer rechten, en geenszins ver meerdering van macht, het richtsnoer zijner staatkunde wezen. De heer von Bismarck had, reeds eenige dagen gele den, in het parlement nader de politiek der Pruisische regeering ten opzichte der Zuid-Duitsche staten uiteen gezet. Hij verklaarde daarbij dat er geenerlei pressie werd uitgeoefend op het zuiden en dat alleen eene nauwere vereeniging met het zuiden denkbaar was, welke het gevolg zou zijn van den vrijen wil der Zuid-Duitsche staten. Ook uit deze redevoering bleek dat von Bismarck deze qnaestie als eene uitsluitend Duitsche blijft be schouwen, en tevens dat, indien Baden en Wurtemberg binnen een korter of langer tijdsverloop zich bereid mochten verklaren om op het altaar van het groote Duitsche vaderland de overblijfselen hunner onafhanke lijkheid ten offer te brengen, geene buitenlandsche mogendheid zich daarin zal hebben te mengen. De leden van het tolparlement, die uit den Noord-Duitschem bond zijn afgevaardigd, hebben aan de Zuid-Duitsche leden eergisteren een diner aangeboden. De heer von Bismarck wijdde bij deze gelegenheid een toast aan „de broeders van het Zuiden," terwijl de Beiersclie minister von Hohenlohe, vice-president van liet tolparlement een dronk uitbracht op „de vereeniging der Duitsche bevolkingen." De strijd in het Fransch wetgevend lichaam tusschen het protectionisme en den vrijen handel is geëindigd. De vergadering is overgegaan tot de orde van den dag. Gedurende de debatten werd door de regeering, bij monde van den heer Itouher ten aanzien van liandelstractaten verklaard dat, hoewel zij te dezen opzichte het recht van het hoofd van den staat handhaafde, toch „neiging" bestond bij het gouvernement om bij het bepalen van tarieven zich tot het wetgevend lichaam te wenden. Eene poging om den minister van staat over te halen nader deze belofte in krachtiger bewoordingen te doen, mislukte: de heer Itouher bleet weigeren om van iets anders te spreken dan van de „neiging." In den Franschen senaat zijn de debatten aangevangen over de ingekomen petitie tegen de verderfelijke richting van het hooger onderwijs. Do kardinaals Donnet en de Bonnechose hebben hunne grieven tegen die richting ontwikkeld en voorgesteld, om de petitie naar den betrok ken minister te verzenden als protest daartegen. Keizer Napoleon zal op 31 Mei een bezoek brengen aan Rouaan en aldaar tegenwoordig zijn bij de sluiting eener landbouw-tentoonstelling. Men verwacht dat de keizer ook daar eenige woorden spreken zal. Te Parijs is bij don uitgever Arnyot eene brochure verschenen „Recherches sur l'art de parvenir", waarin, onder meer, ook de tegenwoordige weifelende politiek van het keizerrijk in het bijzonder mot zekere ironie wordt behandeld. „Niemand zegt de onbekende schrij ver vraagt aan de politiek om consequent met zich zelf te blijven. Men kan altijd zonder bezwaar met zich zelf in strijd zijn. Men neemt het een of ander systeem aan, maar volgt een ander; men kondigt aan dat het vrede zal blijven, maar volgt den oorlog of omgekeerd. Men gaat ten oorlog in het Noorden voor het een of ander belang, hetwelk men later weder geheel uit het oog verliest, of men ondersteunt in het Zuiden de eene of andere mogendheid, welke men een oogenblik later weder helpt vernietigen. Men rukt het grondgebied van het een of ander rijk binnen krachtens het veroverings- reclit en verlaat dat weder krachtens het volkenrecht. De diplomatie is het werktuig der politiek. Men zou haar, op zich zelf beschouwd, „l'art des prétextes" kunnen noemen; in hare onderdeelen is zij eene soort van rechts geding, waarvan de verschillende phases aan de daden van geweld voorafgaan of opvolgen." Men noemt als schrijver van dit geschrift den heer M. Joly, die vroeger de „samenspraken tusschen Montesquieu enMachiavelli" schreef en daarvoor met eene vrij langdurige gevange nisstraf moest boeten. Nadat de Italiaansche kamer van afgevaardigden reeds tweemalen hare zitting had moeten verdagen, daar geen genoegzaam aantal leden tegenwoordig was om besluiten te kunnen nemen, heeft zij eindelijk eergisteren de be langrijke belastingwetten, welke aan de orde waren, de zegel-registratie-wetten alsmede de zoo weinig populaire wet op de gemaalbelasting, met zeer groote meerderheid aangenomen. In verband met de spanning tusschen de regecring te Bueharest en het Oostenrijksch gouvernement wordt ge meld dat de regeering van vorst Karei ij verig bezig zou zijn met het nemen van oorlogsmaatregelen. Een aantal kanonnen waren uit Pruisen te Bueharest aangekomen. Thans zijn volledig de bijzonderheden bekend, betref fende de inneming van Magdala. Blijkens de berichten stond het grootste gedeelte der Britsclie armee reeds nabij die plaats, toen koning Theodorns, door zijne spionnen verkeerd onderricht, nog ton stelligste meende, dat er niets anders was dan een enkel detachement sol daten, die op verkenning waren uitgezonden, om naar een geschikt terrein voor eene legerplaats te zoeken. Zelfs toen kolonel Milward reeds met een groot deel der Engelschen den top van den Arogee-bergpas had bereikt, zag Theodorns in het verschiet de batterij en brigade voor een gewoon transport aan. Om nu te toonen wat hij ten uitvoer kon brengen, liet hij door een paar kanon schoten het teeken tot den aanval geven en de Abyssi- niërs rukten alsnu dadelijk op de Engelschen aan, zoo fier en kloek, alsof zij wilden te kennen geven dat het voor hen maar een kinderspel was dat hoopje Europeanen in een oogenblik in de pan te hakken. Het eenige bezwaar was dat zij de Engelschen niet spoedig genoeg konden bereiken. Toen zij eindelijk zoover tegen de hoogte waren opgekomen, dat zij meenden met goed gevolg er op te kunnen instormen, legden de Engelschen de Snider- geweren aan en nauwlijks hadden zij daarmede het vuur geopend, of de Abyssiniörs werden als 'tware wegge maaid en stortten bij geheele hoopen naar omlaag. Toch hielden de overigen stand en wel zoo flink en kordaat dat de Engelschen er over verbaasd waren. Naderhand bleek evenwel dat dit kwam doordien de Abyssiniërs nog altoos in den waan verkeerden, dat zij maar met een onbeduidend troepje te doen hadden. Zij bemerkten hunne dwaling niet voor de Engelschen het berggeschut lieten losbranden, doch desniettegenstaande schenen zij vast besloten den strijd niet op te geven. Nadat toch minstens 500 hunner krijgsmakkers in de diepte waren gevallen en een hunner voornaamste veldoversten was gesneuveld, sloten zij zich toch weer tot een nieuwen aanval aaneen. Hierbij rekenden zij op hunne zoo be ruchte kanonnen, doch toen zij daarmede tegen de hoogte moesten opwerken, bleek het dat zij met dergelijke manoeuvres niet terecht konden komen, zoodat zij bij slot van rekening veel meer overlast dan voordeel van hun geschut hadden. Zelfs sprong het grootste kanon, van hetwelk zij wonderen verwachtten, bij het eerste schot uit elkander, waardoor vier man gedood werden, terwijl met de overige zes stukken wel geschoten, maar niets geraakt werd. Daar het intusschen donker werd en sir Charles Staveley begreep, dat het eigenlijk weinig zou baten of hij in het donker al eene slachting onder de vijanden zou willen aanrichten, zoo nam hij een gun stig oogenblik waar om met dc invallende duisternis zoover terug te trekken, als noodig was om de veiligheid der Engelschen te verzekeren. Van hunne zijde was niemand gesneuveld en slechts 19 waren gekwetst. Theodorus, inmiddels moedeloos geworden door de geleden verliezen en ook niet veel kunnende uitrichten, doordien telkens een aantal zijner soldaten deserteerden, begon eindelijk te onderhandelen over den vrede. De Europeesche gevangenen had hij reeds terug gegeven,, doch nu werd tot voorwaarde van don vrede gesteld, dat hij zich zelf ook aan de Engelschen moest overgeven, waartoe hem 24 uren tijd van bedenking werd gegeven. Terwijl men hierop te vergeefs naar antwoord wachtte, liep dos morgens vroeg het gerucht dat hij des nachts op de vlucht was gegaan. Sommige zijner voornaamste

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 2