MIDDELBURGSCHE COURANT. Zaterdag 1868. 16 Mei. i\°- 78. Editie van Vrijdag avond 8 uren. middelburg 15 Mei. Onze berichten omtrent den stand der ministerieele crisis zijn lieden zeer uiteenloopend. terwijl men, volgens een onzer correspondenten thans ïoet een ministerie zou gereed zijn waarin de heer E. de Waal, oud-adjunct-secretaris bij de algemeene secretarie te Batavia, als minister van koloniën zitting zou nemen, wordt ons van eene andere zijde gemeld dat de porte feuille van koloniën aan den heer de Swart, lid van den raad van state, is aangeboden. In verband met eerstgenoemd bericht wordt ons nog gemeld dat de tweede kamer den 26 dezer zou bijeen komen. Het voorstel der vijf leden van de eerste kamer, om een adres te richten aan Z. M. den koning, is lieden met 18 tegen 16 stemmen verworpen. y oor stemden de heeren Stork, Hein, van Eijsinga, Viruly, Fransen van de Putte, van Beeck Vollenhoven, Gecrtsema, Nobel, Blankenhcijm, Joost van Vollenhoven, van Swinderen, Óremers, Schot, Cost Jordens, Smit en Duymaer van Twist. Aan liet onderzoek van het voorstel der vijf leden der eerste kamer om cene voordracht aan den koning aan te bieden, hebben - gelijk reeds gisteren morgen aan ■Ij SealxonnciM-dcij op het bulletin is medegedeeld 84 leden deel genomen. De groote meerderheid heeft ontkennend beantwoord de vraag: of de kamer, in de thans bestaande omstandigheden van haar, door niemand betwijfeld, recht gebruik moet maken om, overeenkomstig art. 113 der grondwet, eene voor dracht aan den koning te doen. Die meerderheid had daarvoor verschillende motieven. Sommige oordeelden dat de tegenwoordige omstandigheden geene termen opleveren tot het aanbieden van een adres, omdat de grondwet niet is overtreden en de kamer zich moet wachten eenige censuur uit te oefenen over de wijze waarop andere staatsmachten har© grondwettige rechten uitoefenen. Het recht des konings om de hoofden van ministerieele departementen te benoemen en te ontslaan naar welgevallen, en om de kamers der staten generaal te Ontbinden, is zoo bij uitstek een praerogatief der kroon, dat de kamer zich daarmede niet heeft in te laten. Even zeer moet zij zich onbevoegd achten om als raadgeefster van de kroon op te treden. Sommige leden meenden ook, dat elke strijd op zuiver staatkundig gebied tusschen de leden der kamer onder ling zooveel mogelijk moet worden vermeden, terwijl andoren weder meenden dat liet doel, dat men zich bij het doen ecner voordracht heeft voorgesteld, niet wel te bereiken zou zijn. Weder anderen, die zich met de opgegeven beweeg redenen niet of slechts gedeeltelijk konden vereenigen, gaven evenwel te kennen dat ook hun het indienen van een adres thans niet meer raadzaam scheen te zijn. De omstandigheden zijn, sedert de bijeenroeping van de leden der kamer, merkelijk veranderd. De ministers nebben bun ontslag gevraagd, hetgeen geacht kan worden tb zijn aangenomen door de opdracht der vorming van een nieuw kabinet aan den lieer van Reonen, zoodat thans voor eene nieuwe ontbinding der tweede kamer geen redelijke vrees bestaat. Het doen cener voordracht moet dus thans zoowel ontijdig als overbodig en onraad zaam worden geacht. De minderheid der leden daarentegen was van ge voelen dat er wel een adres moest worden aangeboden. Sommigen merkten op, dat daartoe eerst thans, nu er cenc ministerieele crisis is ontstaan, gelegenheid bestaat. De overige leden der minderheid wezen van hun kant P het buitengewone der tegenwoordige omstandigheden. 0 gevolgen van herhaalde ontbinding hebben doen (j J'vcn dat de toestand van het land is miskend gewor- terwijl daaruit eene zeer te betreuren spanning is ee. ?faa,n" Hieruit kan worden afgeleid, dat het voor de den l- 'er een plicht is, eerbiedig dien toestand aan zich i°n!n® kenbaar te maken. Deze kamer onthoudt i-len "'kwerf van het uitspreken harer mcening over <ifiemCien,en gang V!U1 zaken. Zij behoort zich vol- iLonh+ov,20 nu alihans voor zoodanig zwijgen te nu er eene nieuwe crisis geboren werd, wier beëindiging, door het optreden van een nieuw kabinet nog niet is verzekerd. Dit oogenblik is daarom uitermate geschikt om de aandacht van den koning te vestigen op het nadeehge der gevolgen van herhaalde ontbinding, waartoe te meer grond schijnt te bestaan, naarmate het minder zeker is dat de pogingen, die ter vorming van j een nieuw kabinet worden aangewend, met een gunstigen uitslag zullen worden bekroond. j Voor het overige betwistte de minderheid liet gevoe len, dat de kamer zich met de uitoefening van grond wettige rechten des konings op geenerlei wijze had in te laten. De meeste leden die voor een adres waren, wilden daarin gewezen hebben op de gevaren en bezwaren die voor het constitutioneel leven van den staat met her haalde ontbinding gepaard gaan, zonder daardoor het grondwettig recht der kroon to willen beperken of de onschendbaarheid des konings te krenken. Men wilde alleen doen uitkomen dat voor de uitoefening van de rechten der kroon, de ministers, die daarvoor verant woordelijk zijn, ook aansprakelijk raceten worden geacht. Tegen de bewoordingen van liet voorstel werden ook onderscheidene bedenkingen geopperd. In hunne memorie van antwoord geven de voorstellers te kennen dat voor hen groote teleurstelling gelegen was in do verklaring, dat de groote meerderheid zich tegen liet voorstel heeft verklaard. Met het oog evenwel op de bijzondere bezwaren van verschillende deelen dier meerderheid, hopen zij althans een gedeelte dier meer derheid tot andere inzichten te zullen brengen. De voor stellers blijven bij hunne overtuiging, dat de bijzondere toestand van het oogenblik eene bijzondere overweging verdient en van de eerste kamer vordert en dat die kamer daardoor een duren plicht jegens het land vervult. Zij treden voorts in cene uitvoerige nadere toelichting van hun voorstel en verklaren dat zij eenstemmig dadelijk van oordcel waren, dat het wenschelijk is, dat eene oplossing der bestaande politieke moeilijkheden worde verkregen zonder ontbinding van de beide of van eene der twee kamers van de staten-generaal. Het is hun wensch en bedoeling dat de kamer in hare voor dracht eerbiedig uitdrnkke haar oordeel, dat ontbinding thans niet raadzaam is. De bevoegdheid der kamer tot uitdrukking van zoodanig oordeel ontieenen de voor stellers aan de woorden van art. 113 der grondwet. Do voorstellers beantwoorden verder het bezwaar dat het bespreken van 's konings recht van ontbinding een grondwettig recht des konings zou schenden en verklaren daarbij overtuigd te zijn dat de macht des konings door die bespreking volstrekt niet zal worden gesehonden. Door het uitspreken van den wensch der kamer wordt niets ongrondwettigs gepleegd, zoolang de kamer geenerlei pressie hoegenaamd beoogt. Om aan te toonen dat het tweeledig gevaar: aanval op de rechten der kroon, of' het opwerpen van een conflict met de tweede kamer, kan worden vermeden, geven de voorstellers den inhoud op van een adres, zooals dat zou kunnen worden ingediend. In dat adres zou de kamer den koning van hare onwankelbare trouw de verzekering- geven en de voordeden erkennen die het land geniet. Zij maakt tot de hare de woorden van 's konings minis ters, waarmede zij in Januari 11. de ontbinding der tweede kamer hebben aangeraden, en waaraan het koninklijk zegel van goedkeuring is gehecht geworden„eene vol doende ondersteuning bij de vertegenwoordiging is on misbaar voor elk kabinet dat den koning en het land zal dienenzonder die ondersteuning kan in een vrij land als het onze niet worden geregeerd." Zij spreekt niet van hare ondersteuning; zij spreekt geen oordeel uit over de tweede kamer; zij 'heelt met allen gezien dat het onmisbare niet aanwezig is in de tweede kamer en zij drukt eerbiedig doch vrijmoedig hare overtuiging uit, dat herstel thans niet zal worden verkregen dooi de uitoefening van het koninklijk recht van ontbinding. Plichtbesef heeft haar genoopt dezen eerbiedigen stap te doen, maar zal ook teweeg brengen, dat zij 's konings beslissing, hoe die ook moge uitvallen, zal afwachten en ontvangen als een uitvloeisel van zijne zorg voor 's lands heil en van de altijd vrije uitoefening van zijn grondwettig reeht. Ter wegneming nog van sommige bezwaren hebben de voorstellers hun voorstel in dien zin gewijzigd, dat de kamer nu zou besluiten aan den koning een eerbiedig adres aan te bieden, in bovenbedoelden zin en strekking, met dankbare erkenning, dat 's konings wijsheid de be langen van het land aan een nieuw te vormen ministerie wil opdragen, waaruit de kamer aanleiding neemt tot eene hernieuwde betuiging van hulde en erkentelijkheid, met de verzekering harer ongekrenkte gehechtheid aan het goliefdestamhuis van Oranje en aan onze grondwettige instellingen. liet verslag omtrent de heden namiddag gehouden zit ting van den gemeenteraad alhier is in dit nommer opge nomen. Bij de lezing van dat verslag zal blijken dat het rapport der commissie omtrent het geschil met Wak-lie ren over de graskanten der wegén welk rapport vol gens de in ons vorig nommer medegedeelde agenda van werkzaamheden mede aan de orde was heden niet (althans niet in de openbare zitting) is uitgebracht. TeBoschkapcllezijn in plaats van de heeren P. J. Rottier en J. F. Verdunnen, die lmn ontslag- hebben genomen, tot leden van den gemeenteraad gekozen de heeren M. N. A. van de Vijver en P. J. van der Wielen. Te Amsterdam zijn tot leden van de porvinciale staten herkozen de heeren L. A. Bienfait, dn C. E. Biichner, O. A. von Hemert-, mn M. J. de Lange, m'. A. de Vries en mn L. A. A. van Wensen, die door do beide liberale kiesvereenigingen waren aanbevolen. Voorts zijn herkozen dc heeren Rijnders, Bonnike en Rahusen, die door „de Grondwet" waren aanbevolen, benevens de aftredende leden J». van Eik en mr. IJ. J. Koenen. Van de nieuwe candidaten, door de beide liberale vereenigingen voorgesteld, zijn gekozen de beeren mr. C. Fock, irr. C. A. Crommelin, N. G. Pierson, A. J.H.van der Toorn. Herstemming moet plaats hebben tusschen de heeren Joan Muller (door de liberale ver eenigingen aanbevolen), mr.H. J.vanLennep, mr.H.L.M. Luden, J. Ter Meulen en W. Borski. De hoofden der provinciale bureaux voor statistiek zijn door den minister van binnenlandsche zaken opge roepen tot eene bijeenkomst aan zijn departement op Maandag den 18 dezer en volgende dagen, ter beraad slaging over de voorbereidende maatregelen voor de in het laatst van 186'J op nieuw te houden volkstelling en over eenige andere onderwerpen van statistischen aard. De groothertog van Luxemburg heeft den hofdentiste dr. S. N. Dentz, te Amsterdam, benoemd tot ridder dei- orde van de Eikenkroon. Bij beschikking van den minister van binnenlandsche zaken van den 6 Mei is, met machtiging des koningSj de onder dagteekening van 13 December 1865 aan den heer J. J. van der Maaden te Amsterdam verleende concessie voor den aanleg en de exploitatie van een spoorweg van Amsterdam langs Alphen naar Rotterdam, namens den koning ingetrokken. De Staatscourant van jl.Woensdag bevat dc wetten van den 19 April jl., houdende vaststelling der begrooting van Nederlandsch Indië voor het dienstjaar 1868; die hou dende aanwijzing van de middelen en inkomsten ter goedmaking van de uitgaven, begrepen in de begrooting van Nederlandsch Indië voor hetzelfde dienstjaar; die tot wijziging der begrooting van Nederlandsch Indië voor het dienstjaar 1867, vastgesteld bij de wetten van 16 September 1866 (Staatsblad n»s. 152 en 153), en die houdende bekrachtiging van een crediet, door den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië geopend boven de begrooting van Nederlandsch Indië voor het dienstjaar 1867, vastgesteld bij de wetten van 16 Sep- tember 1866, en gewijzigd bij de wet van 6 Juli 1867 (Staatsblad no. 66), enz. Rcnocminscn en brMfiitrn. ministerieele depautementp.n. Benoemd bii het departement van koloniën tot adjunct-commies de eerste klerken P. J. van Dam den Boumeester, C. J. IIup- scber, R. P. van den Bosch en A. van Rliijn; en jhr. mr. W. V. R.K.Baud (buiten bezwaar van den lande). EERETEEKENEN. Verleend als blijk van goedkeuring en tevredenheid aan C. Jz. van As, schipper te Huizen; de bronzen medaille en een loffelijk getuigschrift; en aan E. van As en J. Jz. van Amstel, schippersknechts te Huizen, ieder een loffelijk getuigschrift, wegens het redden van vier personen van een in de Zuiderzee zin kend vaartuig in den nacht van 9 April 1868. politie. Benoemd tot commissaris van politie te Sneek J. C. Wichers, thans inspecteur van politie te Rotterdam. leger. Eervol uit Zr. Ms. militairen dienst ontslagen, de adjudant in buitengewonen dienst de kolonel der infanterie van het leger in Nederlandsch Indië E. C. F. Ilappë, thans met verlof hier te lande, naar aanleiding zijner benoeming tot lid van den raauvan Nederlandsch Indië, onder toekenning van den rang van generaal- ma joor en met vergunning om de activiteits-uniform van dien rang te dragen. Kerknieuws. De kerkeraad der Nederdnitsche hervormde gemeente te Utrecht heeft met eene groote meerderheid besloten, op de vragen, door dc synode bij de jongste kerkvisitatie gedaan, geen antwoord te geven en te verklaren dat hij, haar geéne bevoegdheid toekennende, zieli aan hare beve len niet zal onderwerpen. Ulr. darjh De stemgerechtigde leden van de remonetrantsch hervormde gemeente te Amsterdam heeft tot predikant beroepen dr. J. W. Bok, predikant te Utrecht. fflarine en leger. Dinsdag avond arriveerde te Moerdijk Zr. Ms. stoom schip de Valk, dat de naar Frankrijk op reis gaande

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 1