BIJVOEGSEL VAN DE MIDBELBURGSCHE COURANT.
Dinsdag 12 Mei 1868. No. 76.
Gemeenteraad ran Ylïssisigen.
Zitting van Zaterdag 9 Mei. Rap posten gemeente-eigen
dommenvoorstel betreffende zeemans- en visschersbcurs
adres C. C. Oeivoyeontslag hulponderwijzervoorstel ver
pachting zijkanten wegen.
Voorzitter de lieer Callenfels. Afwezig de heeren
Ruysch en Verkuyl Quakkelaar.
Nadat de notulen der laatste twee zittingen zijn gear
resteerd, deelt de voorzitter mede dat de dag der verkie
zing van een lid voor den gemeenteraad, welke in de
vorige zitting was bepaald op 20 Mei a., door burgemeester
en wethouders is veranderd op 19 Mei, en wel met het
oog op den invallenden Hemelvaartsdag.
Geschiedt voorlezing van eenige rapporten der com
missie van fabricage, in verband met reeds vroeger
uitgebrachte, betreffende den toestand der gemeente
werken, waarin wordt aangevoerd dat het verslag, het
welk de gemeentebouwmeester omtrent dien toestand
aan burgemeester en wethouders heeft uitgebracht,
onvolledig en niet zóo naar waarheid is opgemaakt als
men van zoodanig verslag verwachten mag. Tot staving
van een en ander deelt de commissie de resultaten mede
van een door haar zelve ingesteld onderzoek tiaar den
toestand van verschillende kantoren en lokalen, van den
toren en de gasfabriek, van den beerput en de keibank,
van de riolen en de scholen enz.zij wijst een aantal
gebreken aan, welke in het verslag van den gemeente-
bouwmeester niet of niet voldoende zijn aangegeven, en
meerendeels, volgens haar oordeel, aan zorgeloosheid bij
de uitvoering of gemis van het noodige toezicht te wijten
zijn. Vooral geldt dit van cle gasfabriek waar zich nevens
andere calamiteiten eene verzakking voordoet, welke de
commissie onrustbarend noemt, en onherstelbaar acht.
Mocht die fabriek eerlang afgebroken en eene nieuwe
gebouwd worden, dan zou zij eene verplaatsing daarvan,
ook in verband met het uitzicht op de mogelijkheid van
meer gasverbruik, wensclielijk achten. Zoo ook wordt
ten aanzien van de keibank in het rapport gewezen op de j
verwoesting welke door den paalworm wordt aangericht
en de ook daar plaats hebbende verzakking, en stelt de
commissie voor, haar te machtigen om in overleg met
den gemeentebonwmeester en den havenmeester een
nieuw ontwerp te maken. Aan het slot van het rapport
wordt de wensch te kennen gegeven dat een volgend
verslag meer blijken zal mogen dragen van de accura
tesse van den gemeentebouwmeester.
De voorzitter stelt namens burgemeester en wethou
ders voor, op de gegeven wenken te letten en de rapporten
der commissie van fabricage voor kennisgeving aan te
nemen.
De heer Laernoes kan zich niet vereenigen met liet
rapport der commissie ten aanzien der gasfabriek. Hij
meent te mogen ontkennen dat de verzakking waarop
gewezen is aan eene zorgeloozc uitvoering zon te wijten
zijn, waartoe hij zich beroept op bet oordeel van den
heer de Kruyft', die destijds lid der bouwcommissie was.
Hij vreest dat voor die verzakking eene andere oorzaak
moet bestaan, omdat in de huizen in den omtrek dei-
fabriek, waaraan niet gewerkt is, die verzakking even
zeer wordt waargenomen.
De voorzitter zegt dat het ook hem is voorgekomen
dat voor de verzakking in de gasfabriek eene andere
oorzaak dan zorgeloosheid bestaat.
De heer de Kruyff beantwoordt het door den lieer
Laernoes op hem gedaan beroep met een paar opmer
kingen, welke deels tot bevestiging, deels tot bestrijding
van het door dien heer aangevoerde strekken.
De heer Schraver houdt vol, dat de calamiteiten aan
de gasfabriek aan zorgeloosheid bij de vervaardiging te
wijten zijn, en persisteert bij het uitgebracht rapport.
Alsnu worden de rapporten der commissie voor ken
nisgeving aangenomen.
De voorzitter herinnert dat hij in de vorige zitting in
overweging heeft gegeven om af te zien van de reorga
nisatie van het fonds der zeemans- en visschersbeurs in
een pensioenfonds voor gemeente-ambtenaren, en dit
fonds thans liever tot zijne primitieve bestemming terug
te brengen.
De beraadslaging over dit voorstel des voorzitters
geopend zijnde, zegt de heer de Groof, dat hij zich daar
mede geheel kan vereenigen. Brengt men liet fonds, met
het oog op de meer gunstige tijden die men tegemoet
gaat, tot zijne oude bestemming terug, dan gelooft hij
dat dit later voor handel en zeevaart nuttig zal kunnen
werken. Hij zou het goed achten de zaak thans eenigen
tijd te laten rusten en inmiddels een en ander voor te
bereiden om ze tot eene normale positie te brengen.
De heer Hector deelt mede dat het voorstel des voor
zitters om het fonds tot zijne vroegere bestemming terug
te brengen hem bevreemdt, daar de raad toch in 1863, na
advies der commissie ad hoebesloten heeft om het fonds,
welks oorspronkelijke bestemming van zelf vervallen
was, te veranderen in een pensioenfonds voor gemeente
ambtenaren. Zegt men dat het fonds nog is bestemd
voor zeelieden en visschers, dan staan deze laatsten
hoogstens nog maar gelijk met de gemeente-ambtenaren,
want de tegenwoordige visschers en zeelui hebben niet
aan liet fonds bijgedragen, de ambtenaren grootendeels
wel. De commissie heeft zich dan ook lang bezig gehou
den met liet maken van eene ontwerp-verordening voor
de bij raadsbesluit gewijzigde bestemming van het fonds,
en nil kan spreker zich niet vereenigen met het denk
beeld om het toen aangenomen principe nu in eens
weder te veranderen.
De voorzitter antwoordt dat de reden van zijn voorstel
is, dat er nu verandering- in den toestand gekomen is
door het vooruitzicht op verlevendiging van handel en
scheepvaart, alsmede dat verschillende personen zich
reeds hebben aangemeld om aan het fonds der zeemans-
en visschersbeurs bij te dragen.
De heer Hector voert hiertegen aan dat de door den
voorzitter bedoelde verlevendiging van handel en scheep
vaart een perspectief' is, hetwelk in 1865 reeds evenzeer
bestond.
De lieer Pot merkt in de eerste plaats op in antwoord
op het straks door den heer de Groof gezegde, dat het
terugbrengen van het fonds tot zijne oude bestemming
van zelf eenigen tijd tot voorafgaand vernieuwd nauw
keurig- onderzoek der reglementen vorderen zal. Ove
rigens zegt hij dat het hem niet verwondert dat het voorstel
des voorzitters den lieer Hector niet aangenaam is, na
de vele zorg en moeite welke die heer zich met de heeren
Ruysch en Thierens heeft getroost tot het maken van een
ontwerp-reglement voor een pensioenfonds, waarin on
tegenzeggelijk ook veel goeds gelegen is. Die zorg en
vele moeite zijn echter volstrekt niet te vergeefs geweest,
want later zal, ook bij terugkeer tot de oorspronkelijke
bestemming van liet fonds, van de gegeven wenken een
nuttig gebruik kunnen worden gemaakt en de taak dei-
commissie voor de beurs veel vergemakkelijkt kunnen
worden. Wat betreft de meening dat de indertijd van
gemeente-ambtenaren gelieven retributiën dezen ook recht
zouden geven om later uit het fouds te, trekken, zulks
blijkt, volgens spreker, volstrekt niet uit de statuten.
Ware dit zoo, dan zouden ook de leden van den raad
daarop recht hebben, want op ieder die vroeger tot
„raadsman" dezer stad werd aangesteld, rustte de ver
plichting eene som van f 100 aan de beurs te betalen.
Boven alles noemt spreker het voorstel des voorzitters
j eerlijk. Art. 9 der wet tot regeling van liet armbestuur
spreekt van instellingen van weldadigheid van gemeng-
den aard. Daartoe behoort ook het fonds der zeemans-
en visschersbeurs. Is nu het doel eener zoodanige
instelling vervallen, dan moet, volgens dat art. 9, het
gebruik harer bezittingen en inkomsten tot eene andere
aan de laatst bekende zoo nabij mogelijk komende be
stemming worden teruggebracht. Dit nu geschiedt dooi
de aanneming van des voorzitters voorstel en niet door j
het maken van een pensioenfonds voor gemeente-ambte
naren. Spreker lieeft zelfs ongevraagd een advies van J
een hem persoonlijk onbekend rechtsgeleerde, een doctor
j in de beide rechten, gekregen, die de verslagen der raads-
zittingen in de courant sinds 1863 uit liefhebberij nauw-
keurig nagegaan en gevraagd heeft, hoe het mogelijk
J was dat de raad ooit op het denkbeeld van een pensioen-
j fonds voor gemeente-ambtenaren is kunnen komen.
I Op grond van een en ander dringt de heer Pot aan, ge-
bruik te maken van de bestaande gelegenheid om het
i fonds tot zijne oorspronkelijke bestemming te doen terug
la eeren.
De heer van Uije Pieterse herinnert aan de vele malen
die hij over de thans besproken zaak het woord heeft
gevoerd. Steeds heeft hij het onrechtvaardig geacht van
liet bedoelde fonds een pensioenfonds voor gemeente-
j ambtenaren te maken, hoe gewensclit zoodanig fonds
overigens hier ook wezen zou. Zijns inziens heeft de
heer Pot terecht opgemerkt dat de recognitie der ge-
meente-ambtenaren hun geen reclit gaf op latere onder-
i steuning uit het fonds, daar dit dan ook het geval zou
moeten zijn met de leden van den raad, die ook /"100
I aan het fonds betalen moesten. Hoezeer persoonlijk tegen
een pensioensfonds zijnde, heeft hij zich echter, toen de
raad bij meerderheid van stemmen daartoe besloten
heeft, aan dat besluit onderworpen. Het gevolg is ge
weest dat de voor deze zaak benoemde commissie zich
zeer veel moeite heeft getroost en een zeer belangrijk
ontwerp heeft voorgedragen, waarvan later zeker nog een
1 nuttig gebruik zal kunnen gemaakt worden. Hij kan
zich echter niet vereenigen met liet leedwezen van den
lieer Hector over de door die commissie genomen ver-
geefsche moeitewant dan moet hij in herinnering
j brengen de vele moeite welke burgemeester en wethou-
I houders zich evenzeer hebben getroost tot het maken
i eener concept-verordening op het bewonen van huizen,
welk concept onlangs ook wel door den raad verwor
pen werd, niettegenstaande vooraf was vastgesteld het
principe om zoodanige verordening tot stand te bren
gen. Tot de zaak zelve terugkomende, verzekert
hij dat het liem veel genoegen doet dat er bij den
voorzitter een goede geest bestaat om mede te werken
tot terugkoming op een vroeger genomen besluit. Daar.
door zal men rechtvaardig handelen. Natuurlijk zal men
eenigen tijd behoeven om de bestaande reglementen nog
eens na te zien en liet verouderde daarin te verbeteren
of te wijzigen. Nu is de stand der zaken anders dan in
1864 en 1865. Nu hebben zich weder zeelieden tot bij
drage aan het fonds aangemeld. Bij art. 1 der statuten
is het doel van dat fonds omschreven, en dat doel moet
blijven bestaan.
De heer Winkelman geeft als zijn persoonlijk gevoelen
te kennen dat het vroegere denkbeeld om uit het fonds,
naast zeelieden en visschers, ook gemeente-ambtenaren
te doen trekken, ook bij hem aanvankelijk ingang vond,
doch dat hij liet thans eens is met het voorstel van den
voorzitter en daartoe dan ook wil medewerken.
De beraadslaging alsnu gesloten zijnde, wordt met 12
tegen 1 stem (van den beer Hector) het voorstel des
voorzitters aangenomen, en alzoo besloten het fonds der
zeemans- en visschersbeurs tot zijne oorspronkelijke be
stemming terug te brengen en daarvan geen pensioen
fonds voor gemeente-ambtenaren te makenterwijl
burgemeester en wethouders nu het oude reglement
zullen herzien en, op de grondslagen van het oude, de
noodige wijzigingen zullen maken, om daarna van een
en ander een concept aan den raad voor te dragen.
Geschiedt voorlezing van een adres van C. C. Delvoye,
die afstand van een gedeelte gemeentegrond verzoekt
voor de plaatsing van een muur bij eene herbouwing
van zijn huis op de Ritthemsclie markt.
Op dit adres is inmiddels het advies der commissie
van fabricage ingewonnen, die adviseert liet verzoek af
te wijzen, op grond dat de in liet adres bedoelde brand
gang van het hoogste belang is en daarin uitgangen van
vier verschillende woningen voorkomen, waarop het recht
door verjaring is verkregen.
Op grond van dit advies is het verzoek van den adres
sant van de hand gewezen.