meenen te hebben (waarvan hij de gegrondheid blijft
betwijfelen), de bestaande verordeningen vernietigen en
alzoo de belangen der ingezetenen geheel prijs geven?
Hij gelooft dit niet. Be commissie meent ja, omdat naar
haar oordeel de verordeningen zouden strijden met art. 153
der grondwet en de wet van 31 Augustus 1853, Stbl. 110.83.
Dien strijd kan hij niet deelen. llcm zijn twee besluiten
des konings bekend die dergelijke verordening vernie
tigden. Het eene is een besluit van'20 Juli 1854, Stbl.no.106,
houdende vernietiging van art. 13 in de verordening van
den gemeenteraad van Nijmegen, op het bereiden,bakken,
uitstallen en verkoopen van brood, inhoudende intrede
in de winkels, werk- en voorraadplaatsen der bakkers,
als in strijd met art. 1 der wet van 31 Augustus 1853.
Nadrukkelijk vestigt spreker echter de aandacht op het
geen in dat besluit als motief der vernietiging voorkomt,
namelijk: dat de gemeenteraad van Nijmegen terecht
van de bevoegdheid tot intrede in de winkels enz. heeft
gebruik gemaakt tot verzekering van de voorschriften
omtrent de deugdzaamheid van het brood, als strek
kende tot bescherming der gezondheid van personen.
Be bepaling werd alleen vernietigd in zoover zij strekken
moest tot verzekering van het merk en gewicht van
het brood. I)it besluit draagt, het contraseign van den
minister van Reenen, doch zijns inziens zou het de vraag
zijn of de tegenwoordige minister van binnenlandsche
zaken van Heemskerk dergelijk besluit contrasigneeren
zou. Doch in alle geval merkt hij op, dat inde Vlissingsche
verordening van 17 November 1856, welke door gedepu
teerde staten is goedgekeurd, alleen voorkomt de bepa
ling, in art. 15, gevende de bevoegdheid aan de beambten
derpolitie en keurmeesters, om de winkels en werkplaatsen
der bakkers huns ondanks binnen te treden tot het doen
der daarbij bedoelde keuring, zoodat die verordening
dus volkomen wettig en in overeenstemming is met het
hiervoren aangehaalde koninklijk besluit. Art. 16 dei-
verordening van 20 Februari 1858, gelijke bevoegdheid
tot intrede inhoudende, spreekt ook alleen van k e urin g
van het brood, meel enz. Spreker vraagt alzoowelk
bezwaar kan er in gelegen zijn, wanneer aan keur
meesters overeenkomstig de wet van 1853 de bevoegd
heid is gegeven om de winkels der hakkers binnen te
treden ten einde te keuren, dan tegelijk met de
keuring van het brood een onderzoek te doen naar
het gewicht?
Het andere koninklijk besluit, door den heer van Uije
Pieterse bedoeld, is van 15 Maart 1863, Stbl. no. 17.
Dit vernietigt eenige bepalingen van algemeene politie
voor de gemeente Heerlen, onder anderen van art. 69, dat
de bestanddeelen voorschrijft waaruit het brood moet
bestaan. Het besluit zegt dat wel, waar eene broodzetting
bestaat, de wijze waarop het brood moet worden bereid
kan worden voorgeschreven; doch waar, gelijk te Heer
len, geen broodzetting is, ook geen grond kan bestaan
om de bakkers in de uitoefening van hun bedrijf aan die
belemmering te onderwerpen, enz. De bepalingen te
Heerlen werden dus vernietigd omdat daar geen brood
zetting bestond. Te Vlissingen bestaat deze wèl, ergo
is hier de bepaling hoe het brood moet bereid en gebak
ken worden, wettig. Bedoeld koninklijk besluit, zegt
spreker, draagt het. contraseign van den geachten minis
ter Thorbecke.
Door een en ander acht de heer van Uije Pieterse
duidelijk aangetoond dat de te Vlissingen bestaande
verordeningen omtrent het brood wettig zijn en geenc
vernietiging daarvan zou kunnen uitgesproken worden.
Ten slotte wijst hij er nog op dat de redactie der Ge
meentestem, in haar n°. 578 van den 27 October 1862,
toen de gemeenteraad van Vlissingen met algemeene
stemmen de verordening op het keuren en wegen van
brood had vastgesteld, hare ingenomenheid daarmede
betuigde en daarbij voegde: „Wij kunnen de aandacht
der plaatselijk besturen niet genoeg op dit belangrijk
onderwerp vestigen." Werden de verordeningen nu zoo
maar ingetrokken zooals wordt voorgesteld in het
rapport der commissie, al heeft de heer Verkuyl Quakke-
laar daaraan straks een andere bedoeling toegekend
dan zou men, volgens spreker, de belangen der ingeze
tenen opofferen aan de zucht om gehoor te geven aan
bezwaren als in het adres der hakkers zijn omschreven,
bezwaren die, volgens het getuigenis van den commis
saris van politie, met wien hij dezer dagen over deze
zaak sprak, waarlijk zoo ernstig niet zijn. In het belang
van het algemeen is de handhaving der verordeningen
wenschelijk.
De heer Hector meent dat hier art. 179 litt. v der Ge
meentewet betrokken zou kunnen worden, waarbij liet
houden van een gedurig toezicht op al wat de gemeente
aangaat, als tot het dagelijksch bestuur behoorende, aan
burgemeester en wethouders wordt opgedragen.
De heer Verkuyl Quakkelaar meent uit het door den
heer van Uije Pieterse gesprokene te mogen afleiden, dat
die heer de bedoeling van het rapport goed begrepen
heeft, namelijk (lat de commissie alleen verlangt dat uit
de verordeningen worde weggenomen de bepaling betref
fende het wegen van het brood.
De heer Iluysch houdt daarentegen vol, dat de bedoe
ling der commissie is, al de verordeningen omtrent deze
aangelegenheid in te trekken.
De heer Verkuyl Quakkelaar zegt dat de bespreking j
der commissie in den door hem bedoelden geest heeft
plaats gehad; daar het nu echter blijkt dat hij zich, blij
kens de conclusie van het rapport, heeft vergist, zal hij
tegen die conclusie stemmen, omdat hij zich daarmede
niet kan vereenigen.
De conclusie van het rapport wordt daarop in stem
ming gebracht en met 11 tegen 2 stemmen verworpen.
Vóór stemden de heeren ltuyscli en Pot.
De zitting wordt gesloten.
Gemeenteraad van Goes.
Zitting van Woensdag 35 April. Ingekomen stukken; vast
stelling rekeningen enz.ontslag en benoeming hoofdonder
wijzeres annen-bewaarschouluitgaven gasthuis; erfpacht;
verzoek schoolcommissie, schoollokaal le klasse; af- en
overschrijvingen; weg spoorwegstation; teruggaaf hool'de-
lijken omslag en hondenbelasting; commissie veemarkten
ontwerp wijziging brandreglement.
Afwezig de heeren Blaaubeen enNortier wegens onge
steldheid, de Knokke van der Heulen buiten de ge
meente, allen met, en Pilaar zonder kennisgeving.
Bij afwezigheid van den burgemeester wordt het voor
zitterschap door den oudsten wethouder, den heer Ivake-
beeke, -waargenomen.
Na de resumtie der notulen worden als ingekomen
stukken medegedeeld:
a. Briet van den minister van binnenlandsche zaken
ten geleide, van een exemplaar van de verhandelingen
der commissie voor de geologische kaart van Nederland
ten dienste van de hoogere burgerschool alhier, waarvoor
dank is betuigd.
b. Briet van gedeputeerde staten, goedkeurende het
raadsbesluit om het tekort der leenbank over 3867 te
vinden uit den post voor onvoorziene uitgaven.
c. Het. goedgekeurd conti act van verhuring aan liet
rijk van een ijkkantoor.
d. Bericht van liet burgerlijk armbestuur dat de ver-
plegingskoslcn van publieke vrouwen, opgenomen in het
gasthuis, voor rekening dier administratie zullen genomen
worden.
e. Bericht van den heer nir. J. A. van Hoek, dat hij
zijne benoeming tot lid der commissie ran toezicht over
het middelbaar onderv ijs aanneemt.
f. Bericht van die commissie van de installatie van
den heer mr. van Hoek.
y. Bericht van diezelfde commissie van de benoeming
van de heeren nir. J. II. de Laat de Kan ter tot voorzitter
en mr. J. A. van Hoek tot secretaris dier commissie.
h. Bericht van den heer J.Adam dathij zijne benoeming
tot lid der openbare gezondheidscommissie aanneemt.
i. Bericht van die commissie van de herbenoeming van
den heer G. T. Callenfels tot voorzitter en den heer
A. P. Fokker tot secretaris dier commissie.
k. Van diezelfde commissie haar verslag over 1867,
hetwelk als bijlage gevoegd zal worden bij het gemeente
verslag.
De heer Verhagen geeft zijne bevreemding te kennen
dat daarin wel de naam genoemd wordt van den persoon
waar vervalschten azijn, maar niet (1e namen der bakkers
waar ook vervalscht brood werd verkocht en geeft den
wensch te kennen (lat voortaan hij liet ontdekken van
zoodanige vervalsching de namen bekend gemaakt wor
den van hen die zich daaraan schuldig hebben gemaakt,
en niet zooals onlangs bij publicatie werd bekend ge
maakt.
De voorzitter zegt daarop (lat het dagelij ksch bestuur
geheel overeenkomstig het verzoek der openbare gezond
heids-commissie heeft gehandeld, en dat door die com
missie (le namen der bakkers niet waren opgegeven.
I. Van de commissie van toezicht over het middel baai-
onderwijs haar jaarverslag over 1867, hetwelk mede als
bijlage hij het gemeente-verslag zal worden gevoegd.
vi. Bericht van den heer B. C. van DricI dat hij zijne
benoeming tot hulponderwijzer aan de weezen- en armen
school aanneemt.
n. Het proces-verbaal van kasopnemiug.
o. Het jaarverslag der gemeente over 1867, en
p. Eenige staatsbladen.
Op voorstel der vaste commissie voor het financiewezen
wordt de rekening van het fonds van kazerneering over
1867 vastgesteld in ontvang op f 186.601in uitgaaf op
126.091 en dus met een goed slot van f 60.51, met mach
tiging op den rendant om in den loop des jaars weder
f 100 op liet 4 pet. grootboek, ten name van dat fonds
aan te koopen.
Op voorstel dierzelfde commissie wordt de rekening
der gildenfondsen over 1867 vastgesteld in ontvang op
f 864.53, in uitgaaf /"740.84 en dus met een goed slot van
f 114.69, en de rendant gemachtigd weder 200 op het
21 pet. grootboek aan te koopen.
Op voorstel des voorzitters wordt de rekening dei-
openbare gezondheids-commissie over 1867 goedgekeurd
met eene uitgaaf van f 98.50 en burgemeester en wethou
ders gemachtigd eene ordonnantie van betaling tot dat
bedrag aan die commissie te doen toekomen, terwijl de
begrooting der commissie voor 1869 aangehouden wordt
tot de behandeling der gemeente-begrooting voor datjaar.
De heer Verhagen geeft den wensch te kennen, dat bij
het inkomen der adviezen, uit eigen beweging door de
gezondheids commissie gedaan, diegenen welke daarvoor
vatbaar zijn zoo spoedig mogelijk aan den gemeenteraad
worden medegedeeld.
De heer Fransen van de Putte vermeent dat aan het.
dagelij ksch bestuur het oordeel moet worden overgelaten
in hoeverre zoodanige dadelijke mededeeling noodzake
lijk is, maar geeft de toezegging dat rapporten, die daar
voor vatbaar zijn, aan den raad zullen worden mede
gedeeld.
De heer Verhagen zegt voor die toezegging dank.
Is ingekomen de specificatie der uitgaven van de ge
meente-apotheek over 1867 ten bedrage van 1023.451
en de begrooting van vermoedelijke onkosten voor 1869
tot een bedrag van 1130. De raad besluit de uitgaven
over 1867 goed te keuren en de begrooting voor 1869
aan te houden tot de behandeling der gemeente-bcgroo-
ting voor dat jaar.
Wordt ingewilligd het verzoek van uiejufvr. L. J. Ilar-
denberg, om met 1 Mei e. k. eervol te worden ontslagen
uit hare betrekking van hoofdonderwijzeres aan de armen-
bewaarschool en ter tafel gebracht de door burgemeester
en wethouders opgemaakte staat van voordracht ter
barer vervanging, waarop zijn geplaatst: mejufvrouwen
1. P. Ueyblom, 2. W. P. van Kleef, en 3. H. G. Wiesveld,
allen wonende te Rotterdam. De voorzitter stelt namens
burgemeester en wethouders voor om, uithoofde van het
aanstaand vertrek van mejufvr. Ilardenberg, dadelijk tot
de benoeming oyer te gaan.
De lieer Verhagen betreurt het dat er op nieuw nood
zakelijkheid schijnt tc bestaan om af te wijken van de
bepalingen in het reglement van orde voor dezen raad,
maar zal, hoewel ongaarne, zich niet tegen het voorstel
van burgemeester en wethouders tot dadelijke benoeming
verzetten, wijl hij van de noodzakelijkheid overtuigd is.
De heer Fransen van de Putte zegt, dat die noodzake
lijkheid het gevolg is van den geruimen tijd die er
vereischt wordt om informatiën der sollicitanten te ver
krijgen.
Niemand zich tegen de dadelijke benoeming verkla
rende, wordt daartoe overgegaan en mejufvr. P. Hcyblom
met algemeene stemmen benoemd. Bij (leze benoeming
liebben de heeren Verhagen en van den Bosch als stern-
opnemers gefungeerd.
Het verzoek van het bestuur van het gasthuis om op
den dienst van 1867 meerdere uitgaven te mogen doen
dan in de begrooting waren uitgetrokken, wordt zonder
eenige discussie ingewilligd.
liet ter vorige vergadering ingekomen verzoek van
Jan Koens, om ongeveer 20 vierk. ellen grond op erfpacht,
zijnde het rabat langs zijne woning, sectie D no. 1475
en 1476, met vergunning om het door een muur van de
straat te scheiden, wordt op voorstel van burgemeester
en wethouders ingewilligd tegen betaling ecner jaarlijk-
sche erfpachtssom van t.
Omtrent het verzoek der plaatselijke schoolcommissie
om te voorzien in (le bekrompenheid van liet schoollokaal
van de lste klasse voor lager onderwijs, tegen welk lokaal
ook door de openbare gezondheids-commissie bezwaren
zijn ingebracht, zegt de voorzitter dat burgemeester en
wethouders met belangstelling van die stukken hebben
kennis genomen, doch vermits er op de begrooting geen
fondsen aanwezig zijn om dadelijit aan het verzoek ge
hoor te geven, stellen zij voor, die stukken aan te houden
tot bij de behandeling der gemeente-begrooting voor
1869.
De lieer de Laat de Kanter kan zich met dat voorstel
niet vereenigen en geeft in overweging, (le stukken be
trekkelijk (lie zaak bij de raadsleden rond te zenden, om
ze daarna in eene raadsvergadering in behandeling te
brengen, ten einde 1°. de quaestie te beslissen of er
vernieuwd zal worden, en zoo ja, op welke wijze, en
2". daarop de middelen aan te wijzen, waaruit die kosten
zouden kunnen bestreden worden.
Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt
besloten tot het doen van eenige af- en overschrijvingen
op de begrooting van 1867.
De heer Verhagen vraagt, naar aanleiding van de aan
gevraagd wordende overschrijving voor assurantie gel
den, in hoeverre de herziening heeft plaats gehad van de
assurantiën der gemeente-eigendommen en of deze bereids
in orde zijn, en voor zooveel dit het geval niet mocht
zijn, herhaalt hij zijn verzoek om daaraan zoo spoedig
mogelijk te voldoen.
De voorzitter antwoordt daarop, dat het dagelij ksch
bestuur zooveel mogelijk zal trachten spoedig daarin tc
voorzien.
De door den bouwmeester der gemeente opgemaakte
teekening en begrooting van kosten voor een weg naar
het spoorwegstation, tegen welk plan een adres van
eenige bewoners der Ganzenpoort, Klok-, Kerk- en Lan-
gevosstraat is ingekomen, worden gesteld in handen
eener speciale commissie, bestaande uit den heer de Laat
de Kanter als voorzitter, en de heeren Verhagen en
Pilaar.
Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt
remissie verleend op den hoofdelijken omslag tot een
bedrag van 61.35 j cn op (le hondenbelasting ad 17-
Tot leden der commissie voor het opmaken van het
kohier van den hoofdelijken omslag voor 1868 worden
door den voorzitter benoemd de heeren van den Bosch,
Verhagen cn Nortier.
Het voorstel van burgemeester en wethouders tot be
noeming eener speciale commissie tot het voorbereiden
van en voortdurend regelen der in het leven tc roepen
veemarkten, in o /erleg met het dagelijksch bestuur,
wordt goedgekeurd en voor die commissie benoemd tot
voorzitter de wethouder Fransen van de Putte, tot leden
(le heeren Verhagen,ortier,J. ll.C.Kakebeeke,Fabery de
Jonge, J. M. Kakebeeke en Massee, en tot secretaris
de heer C. R. llisseeuw. Burgemeester en wethouders
worden tevens gemachtigd om bij eventueel bedanken
van een der benoemden die commissie aan te vullen.
Op de vraag des voorzitters of een der leden nog iets
in het midden heeft te brengen, zegt de heer Verhagen
dat (le leden van den raad ontvangen hebben een ont
werp tot wijziging van liet brandreglement in deze
gemeente, waarbijonder meer, voorschriften worden
gegeven betrekkelijk den handel en de berging van
petroleum in deze gemeente, welke hij van te groot
belang acht om ze niet ter kennis van (le ingezetenen te
brengen voor zij worden vastgesteld, leder wiens belan
gen er bij zijn betrokken kan dan zijne bezwaren ter
kinnis van den raad brengen, llij vraagt of er bij het
dagelijksch bestuur ook bezwaar bestaat om het concept
reglement in de Goessche courant tc doen plaatsen
De voorzitter zegt daartegen geen bezwaar te hebben
en geeft de toezegging dat stuit publiek te maken.
Daarna is de vergadering gesloten.
SNEU'EIISDUUKKEHIJ VAN 1)E KI.IIROEDEUS ABRAHAMS-