De gemeenteraad van 's Hertogenbosch heeft be
sloten voor f 50,000 aandeelen te nemen in den spoor
weg van Tilburg over 's Bosch naar Nijmegen, voor
welke aanleg de heer H. van den Ouweland, te Parijs,
concessie heeft.
De Zigeuners, die ons land zijn doorgetrokken, zijn
thans, ten getale van 52 en met 9 wagens, te Hoog-
stracten in België aangekomen. Van daar wordt gemeld,
dat zij zich naar Frankrijk begeven, waar zij zich zullen
aansluiten bij een troep van een 300tal hunner land-
genooten.
Naar men uit Cronstadt schrijft, zal het Russische
evolutie-eskader dit jaar uit een vijftiental gepantserde
en geblindeerde vaartuigen bestaan, die in den loop van
den zomer nog met verscheidene dubbele torenschepen
enz zullen vermeerderd worden. Het in twee divisiën
verdeelde eskader zal door den vice-admiraal Bontakofl'
worden gekommandeerd, en met ruim 600 officieren en
11,000 onder-officièrcn en matrozen bemand zijn.
De heer Didier, het onlangs overleden lid van het
wetgevend lichaam, heeft eene verzameling schilderijen
ter waarde van 400,000 franken aan den heer Alexandre
Dumas, den zoon, vermaakt, en een legaat van 60,000 fr.
aan Edmond About. Met beiden was hij zeer bevriend.
Tlieriiioiiicterstaiid.
ISApril.'s av. 11 u.46 gr.
19 'smorg.7u. 48gr.'smidd.1 u. 54gr.'sav. 11 u.52gr.
20 'smorg.7u.52 'smidd. lu.60gr.
gSatesi-gene raai.
SEKSTE K.AM.EK,
Zitting van Zaterdag 18 April. Beraadslaging over en
aanneming der Indische begrooting. Idem twee ver
hoogingen begrooting 1807. Reces.
De minister van koloniën opende de beraadslagingen
over de Indische begrooting voor 1868 met de beant
woording'van eenige opmerkingen in het eindverslag
gemaakt. Uit de rede des ministers bleek, dat hij zijne
denkbeelden over de koffiecultuur aan den gouverneur-
generaal heeftmedegedeeld en daarbij in de bijzonderheden
aangetoond wat tot verbetering dier cultuur kan worden
gedaan. Ook heeft de minister reeds zijne denkbeelden
op papier gezet omtrent de verbetering der amfioenpacht,
terwijl hij verbetering van het landrentestelsel ook
alleszins mogelijk'acht. Omtrent de losbandigheid der
drukpers is do minister in overleg getreden met den
gouverneur-generaal die hem binnen zes maanden nopens
deze zaak moet dienen van consideratie en advies. Van
getrouwe handhaving van het cultuurstelsel blijft de
minister nog steeds de beste vruchten wachten.
De drie sprekers, die na den minister het woord voer
den, verdedigden allen de koloniale politiek des ministers.
De heer Rahusen verklaarde geheel in te stemmen met
de denkbeelden des ministers, waarvan liij de spoedige
en krachtige uitvoering hoopte. Hij had evenwel bezwaar
tegen de aanzienlijke stijging der uitgaven in Indië,
zonder daaraan geövenredigde vermeerdering van inkom
sten, waarvan allicht het gevolg kan zijn dat Indië door
Nederland zal moeten worden gesubsidieerd.
Dit laatste gevoelen werd ook breedvoerig ontwikkeld
door de heeren Hartsen en van Nispen tot Pannerden.
Eerstgenoemde meende dat de minister getoond heeft
volkomen doordrongen te zijn van dén toestand waarin
wij verkeeren en merkte op, dat het bezit der koloniën
voor Nederland tevens was de raison d'étre van zijn poli
tiek bestaan in dien zin dat het, zonder koloniën, zon
afdalen tot den rang der kleinste Europeesche staten.
Do tegenwoordige toestand werd door hem toegeschre
ven aan de ondermijning door vroegere besturen van het
bestaande stelsel, zonder daarvoor iets anders i i de plaats
te stellen. Door onpractische en systematische inkrim
ping der cultures heeft men de inkomsten grootendeels
doen verloren gaan, terwijl ons gezag zelf verwoest is
door de ondermijning van het gezag der inlandsche hoof
den, waartoe de licencieuse drukpers het hare heeft bijge
dragen. Hij verlangt krachtige herstelling van ons ge
zag; moeten daarvoor hooggeplaatste personen verwijderd
of wetten veranderd worden, men moet zich daarvan door
geene consideratiën laten terughouden. Waar het levens-
quacstiën geldt, moet men met de Engelschcn zeggen
Where is a wilt, there is a way.
De heer van Nispen tot Pannerden bepaalde zich bijna
uitsluitend tot de financieele quaestie en hoopte in de
volgende begrooting een ernstig streven naar bezuini
ging te zullen zien.
De heer Stork gaf aan zijn stem voor de begrooting de
beteekenis, dat hij daardoor niet geacht wilde worden
met 'sministers denkbeelden in te stemmen. Zijn stelsel
beaamt hij niet, maar de omstandigheden achtte hij thans
niet gunstig om die uitspraak te motiveeren.
De minister van koloniën voorde nogmaals het woord
om nader zijne denkbeelden te ontwikkelen, waarbij hij
zijne overtuiging te kennen gaf dat, welke minister ook
het bestuur der koloniën in handen hebbe, het een eerste
vereischte was dat hij moest kunnen rekenen op den
noodigen steun en het vereischte vertrouwen, opdat hij
het vaderland zal kunnen behoeden voor het verlies zijner
kostbare bezittingen.
De verschillende ontwerpen, de begrooting uitmakende,
werden met algemeene stemmen aangenomen.
Eveneens werden met algemeene stemmen aangenomen
de wetsontwerpen 1. tot wijziging der begrooting van
Nederlandsch Indië voor 1867en 2. bekrachtiging van
een crediet door den gouverneur-generaal boven die
begrooting geopend.
De vergadering is hierop tot nadere bijeenroeping
gescheiden.
Gemeenteraad van Vlissingen.
Zitting vau Zaterdag 18 April. Benoeming vader en
moeder gasthuis; aanvulling commissie zeemans- en vis-
schersbeursverordening bewonen huizen; voorstel reor
ganisatie politie; idem algemeene aanbesteding gemeente
werken reclamatiëu eu vaststelling kohier hoofdelijken
omslag; subsidie algemeen armbestuur; aflossing aandeelen
gasfabriek; beslissing rapport verzoek broodbakkers.
Voorzitter de heer Callcnfels. Afwezig do heeren
Winkelman en Ockers, laatstgenoemde, volgens inge
zonden kennisgeving, wegens ongesteldheid.
De notulen van het verhandelde in de vorige zitting
gearresteerd zijnde, is aan de orde de benoeming van een
binnenvader en moeder in het gasthuis. Bij het in de
vorige zitting door regenten aangeboden tweetal waren
aanbevolen J. de Vos en vrouw, teZalt-Bommel,enG.van
Meurs en vrouw, te Gorinchem.
De lieer Verkuyl Quakkelaar zegt dat het vrij algemeen
gewoonte is eu er ook wel iets billijks in ligt, om uit
eene aangeboden lijst van aanbeveling eone benoeming
te doen. Toch zal hij thans niet overeenkomstig de gedane
voordracht stemmen, omdat op de, op zijn verzoek over
gelegde, lijst van sollicitanten ook vele Vlissingers
voorkomen, die hij voor deze betrekking geschikt acht,
en het geld dat de te benoemen personen trekken zullen
Vlissingsch geld is, zoodat er geen reden is om aan
vreemden de voorkeur te geven.
De heer Ruysch zou zijne overtuiging geweld moeten
aandoen indien hij de gedane voordracht goedkeurde.
Zijn naam en stand in de maatschappij zijn, naar hij ver
trouwt, een waarborg voor zijne belangstelling in het
welzijn der gemeente. Nooit heeft hij zich met de zaken
van het gasthuis of van regenten ingelaten, dan alleen
waar zijn hulp of raad in het belang van ongetukkigen
werd ingeroepen. De taak van regenten is eene schoone
taak en de wijze waarop zij wordt volbracht wil
hij ook niet afkeuren. Thans echter heeft eene om
standigheid plaats gehad welke hem ten zeerste grieft.
Hij acht zich verplicht op die omstandigheid dc aandacht
te vestigen. Vooraf echter merkt hij en parenthese op, dat
drie regenten tevens leden van den raad zijn, ieder hun
ner natuurlijk zijne vrienden heeft op wier steun hij
rekenen kan, en hot college van regenten dus van zijne
overwinning over het algemeen verzekerd kan wezen.
Den 19 Maart jl. ontving spreker een brief van J. C.
Willemse, blokmaker en kunstdraaier bij de marine te
Hellevoetsluis (vroeger te Vlissingen gewoond hebbende),
met de vraag: te willen onderzoeken of er alsnog gele
genheid was om onder de sollicitanten voor de betrek
king in het gasthuis te worden opgenomen. Daar hij
dien man als een door en door braaf menscli kende,
behartigde hij zijne zaak naar vermogen. Eerst begaf hij
zich naar den heer Mestdagh, den voorzitter van het
college van regenten, die hem in kennis stelde met een
massa bijlagen, hem sprak van aanbeveling van een
dominé, van een diender, van een uit de Oost terugge
keerde familie, van een vrouw die te oud was, enz. Het
einde was, dat die heer beloofde Willemse nog op de
lijst te willen brengen als het request spoedig inkwam,
hetgeen, nadat spreker Hlivo naar Hellevoetsluis geschre
ven had, ook is gebeurd. Vervolgens ging de heer
Ruysch naar den lieer Laernoes, die hem uiterst beleefd
ontving en, daar hij de bedoelde personen goed kende,
zijn steun toezeide. Daarna wendde bij zich tot den
heer Ockers. Deze sprak van een grooten man met een
zwaren baard, die bij hem was geweest; hij zag eigenlijk
niet gaarne een Vlissinger benoemd, omdat Vlissingers
altijd vele eonneclicn hebben. Dit trof spreker, die zich
dan ook, hoezeer te vergeefs, op antecedenten beriep,
ten bewijze dat daarin volstrekt geen gevaar kan gelegen
zijn. Later heeft hij met den burgemeester gesproken
en die achtenswaardige man deelde hem mede, dat een
heer hem gezegd had dat het niet wenschelijk was een
Vlissinger te benoemen, omdat Vlissingers zoovele con
nectie» hebben. De lieer Ruysch antwoordde dat de heer
Ockers hem dit ook reeds gezegd haddoch de burge
meester verzekerde dat hij dit niet van den heer
Ockers vernomen had.
Een en ander had spreker eenpoint de départ gegeven;
men was tegen een Vlissinger wegens zijne connectién.
Maar nu vraagt hij: Wat betoekenen die connectiesZijn
al die menschen te mistrouwen of ongeschikt, alleen uit
hoofde van hunne connectién Hij beroept zich op het
gevoelen van al de leden: zouden er te Vlissingen geen
ambachtslieden zijn, bezield met gevoel voor waarheid
en recht, en geschikt voor de waarneming der vaceerende
betrekking? Hij wijst op zij" mederaadslid Laernoes,
die afstamt en lid is van eene achtenswaardige familie
uit een achtenswaardigen anibaclitsstand.
Verder zegt spreker, dat de personen wier belangen
hij thans behartigt, niet behooren tot zijne familie, dat
zij zelfs zijne geloofsgenooten niet zijn, maar dat hij zo
kent en waardeert als achtenswaardige protestanten, bij
wie de waardigheid niet zit in witte dassen. Bij een
terugblik op de laatste 43 jaren, vraagt liij of men steeds
zoo wèl is geweest of nog is niet vreemdelingen? Hij zal
daarover liever maar zwijgen, maar nooit heeft hij althans
bevonden dat connectién zoo nadeelig werken. Hij eerbie
digt liet gevoelen van regenten, maar legt een 53-jarig
tijdvak zijns levens open, bij welks overzicht niemand
zal kunnen zeggen: Ruysch was niet op zijn post. Waar
zedigheid hem verbiedt van zich-zelven te spreken, moet
deze thans wijken voor de noodzakelijkheid. liet lot van
Vlissingen toeh was hem altijd dierbaar, de belangen
liarer ingezetenen heeft hij steeds getracht te bevorderen,
en daarom vraagt hij met vrijmoedigheid: verdient mijne
getuigenis niet zoo veol geloof als die van ds. Heldring?
Hij eindigt met de mededeeling, dat drie vierden van
Vlissingen's burgerij verontwaardigd is over de uitdruk
king: „Hij is een Vlissinger, en hij heeft zoovele coa-
neclién" en beveelt nogmaals Jacobns Cornelis Willemse
en diens vrouw voor de openstaande betrekking aan.
De heet Mestdagh zegt dat hij zich niet geroepen acht
hier de heeren Ockers en anderen tegen het door den
heer Ruysch gesprokene te verdedigen. Alleen wil hij
mededeelen dat hem van de beweerde gesprekken niets
bekend is en zij in de vergadering van regenten niet zijn
gevoerd.
De heer Hector geeft in bedenking, de benoeming nog
aan te houden, op grond dat werkelijk gunstige getuige
nissen omtrent andere personen zijn vernomen, en regen
ten te verzoeken hunne aanbeveling alsnog in nadere
overweging te nemen en het dubbeltal met een derden
persoon te vermeerderen.
De heer Laernoes verzekert plechtig, dat in de verga
dering van regenten de uitdrukking: „hij is een Vlissin
ger, en heeft zoovele connectiëiF niet gebezigd is, en dat
alleen het welzijn van hot gesticht door regenten in het
oog is gehouden.
De heer Mestdagh zegt dat het hem wèl is zoo de
vergadering besluiten mocht de benoeming nog aan te
houden, doch hij moet herinneren dat de te benoemen
vader en moeder binnen twaalf dagen in dienst moeten
treden, in 't belang van het gesticht.
De heer Ruysch verklaart dat zijn doel niet is regenten
te compromitteeren met zijn wensch door te drijven. Hij
wil zelfs eene dadelijke benoeming. Alleen heeft hij
willen constateeren dat cr wel leden van den raad zullen
zijn die begrijpen wat hij lijden moest onder hetgeen
hem is voorgekomen.
De heer Verkuyl Quakkelaar meent, in verband met
het gesprokene bij het aan den tegen woordigen vader
verleend eervol ontslag, dat er geen zoo'n grooten haast
is; doch daar de lijst van sollicitanten reeds acht dagen
op het raadhuis voor de leden ter inzage heeft gelegen
en dus ieder daarvan op de hoogte kan zijn, wenscht hij
eene dadelijke benoeming.
De voorzitter merkt op dat regenten wel eene aanbe
veling hebben gedaan, doch de raad, bij de bekendheid
met de lijst der sollicitanten, een ander kan benoemen.
De heer Hector zegt dat men moet begrijpen dat men
niet wel een ander dan een der aanbevolenen kan kiezen,
tenware eene uitbreiding der voordracht plaats had, wil
men regenten niet voor het hoofd stooten. Zijns inziens
mag men hen, die van 's morgens tot 's avonds in het
belang van het gesticht werkzaam zijn, niemand opdrin
gen die niet door hen is voorgedragen.
De heer Laernoes wil geen genade bewezen worden,
maar verlangt recht. In art. 24 der verordening staat,
dat regenten een dubbeltal ter keuze aan den raad moe
ten voordragen.
Bedoeld artikel wordt door den secretaris voorgelezen,
waaruit blijkt dat „door den gemeenteraad, bij aan
beveling van een dubbeltal door regenten, wordt be
noemd (onder anderen) een binnenvader en moeder in
liet gasthuis."
Uit dit artikel leidt dc voorzitter af. dat dc heer
Laernoes gelijk heeft en de raad niet buiten het voorge
dragen dubbeltal benoemen mag.
Aisnu wordt tot de benoeming overgegaanJ. de Vos
agent van politie te Zalt-bommel, en vrouw, worden
benoemd met 7 stemmen. De overige 6 stemmen worden
uitgebracht op J. C. Willemse en vrouw, te Hellevoetsluis.
De voorzitter merkt op dat de benoemde de volstrekte
meerderheid heeft, zoodat de zes zijns inziens onwettig
uitgebrachte stemmen op de benoeming geen invloed
hebben uitgeoefend.
Naar aanleiding van het in de vorige zitting genomen
besluit tot aanvulling der commissie voor de zeemans- en
visschersbeurs, geschiedt voorlezing van eene missive
van den burgemeester als voorzitter dier commissie,
waarbij, volgens de statuten van 12 Januari 1754 en
daarin later gebrachte wijzigingen, wordt voorgedragen
oen dubbeltal ter keuze van éen lid uit den raad en twee
leden uit de gevestigde kooplieden. Op dit dubbeltal
zijn geplaatst de heeren Th. van UijePieterse en J.C.Ockers
als leden van den raad, en de heeren W. van Duuren
Dutilh, F. Wibaut, J. Dommisse Cz. en C. Mortier als
gevestigde kooplieden.
De heer Pot meent dat er steeds twee leden uit den
raad in de commissie zijn benoemd en de burgemeester
als voorzitter eene adviseerende en concludeerende
stem had.
De voorzitter weet niet waaruit de heer Pot die
meening put; mocht liet echter later blijken dat die
meening juist is, dan zou altijd nog tot de benoeming
van een tweede lid uit den raad kunnen overgegaan
worden.
De heer de Kruyff acht liet welvocgelijker dat twee
leden uit den raad worden benoemd, omdat de commissie
dan uit een ongelijkmatig getal leden bestaat cn er bij
het nemen van besluiten eene volstrekte meerderheid
van stemmen is, hetgeen, indien de commissie slechts
vier leden telt, meermalen niet het geval zal zijn.
De voorzitter zou dit ook beter achten, doch zegt dat
men niet van het bestaande reglement mag afwijken.
De heer Mestdagh ziet de volstrekte noodzakelijkheid
van het door den heer de Kruyff aangevoerde niet in.
Het college van regenten over hetarm-gast en weeshuis
onder anderen, waarvan hij de eer heeft voorzitter te zijn,
bestaat ook uit zes leden en toch heeft hij geen conclu
deerende stem en begeert die ook niet te hebben.
De heer Schraver vraagt, of men verplicht is uit de
gedane voordracht de leden der commissie te kiezen,
waarop de voorzitter, op grond van liet reglement voor
de besproken instelling, bevestigend antwoordt.