ffirtaltrtfl van coupons.
Bectijiungen.
Qantrcbbcrirljtcn,
UMbaMgljcid.
2töocrtcnttên.
uitdrukking moet men gebruiken, wanneer men de heer
Schollaert, de afgevaardigde van Leuven, hoort beweren
dat elk onderwijs, wil het werkelijk goed zijn, een dogma-
tischen grondslag moet hebben, en wanneer men de ver
klaring van den heer Barthélemy Dumortier hoort ten
opzichte van de grondwet die de vrijheid van godsdienst
waarborgt, wanneer hij zegt: „Ja, de grondwet waarborgt
de vrijheid van godsdienst, maar daarin ligt opgesloten
dat zij iemand die er geen heeft, noch beschermen, noch
begunstigen wil."
Van dergelijke enormiteiten zou ik u nog een aantal
kunnen opsommen; de algemeene discussies over de
begrooting van binnenlandsche zaken, die nu door het
paaschreces afgebroken zijn, wemelen er van. Buiten
deze redevoering van den heer Schollaert, die ten minste
de verdienste heeft dat zij de quaestie op eene meer ver
heven standpunt geplaatst heeft, hebben al de redenaars -
ik zonder er zelfs alle vroegere, tegenwoordige en toe
komstige ministers van binnenlandsche zaken niet van
uit het zeer treurig gemaakt en getoond dat zij zich
op een vrij laag standpunt plaatsen.
Do heer Pirmez, de nieuwe titularis van het departe
ment van binnenlandsche zaken, toont meer en meer dat
hij een knap advocaat is, maar ook niet meer. Geen
grootsche inzichten, geen ruimte van blik, geen oor
spronkelijke gedachten. Hij is verbonden aan de doctri-
nair-clericale massa. Hij behoort tot het geslacht der
concilianten.
Dezer dagen woonde hij in zijne hoedanigheid van minis
ter eene vergadering van de commissie voor de gedenk-
teekenen bij. Deze commissie is samengesteld uit gewezen
architecten en geleerde oudheidskenners, die de studie
van oude gebouwen uit bijzondere neiging zich tot een
levenstaak gemaakt hebben en die hun best doen om de
wonderen der bouwkunst, die het België van 1830 van
vorige eeuwen geërfd heeft, aan het nageslacht onge
schonden weder over te geven. De heer Pirmez heeft
gemeend eene aanspraak tot de vergadering te moeten
richten. Nu, dat is natuurlijk; maar zou men kunnen
gelooven dat hij, hetzij hij nog ouder den indruk der
jongste en noodlottige gebeurtenissen in Henegouwen
was, hetzij hij geloofde dat het eene goede gelegenheid
was om propogande te maken ten gunste der mijnen van
het departement waar hij geboren is en dat hem naar
de kamer afvaardigt (de heer Pirmez is te Chfitelineau
geboren, daar waar het grootste aantal slachtoffers vielen
en waar de ongeregeldheden begonnen) kortom de heer
Pirmez heeft een lange speech gehouden om met warmte het
gebruik van ijzer en glas bij de moderne bouwkunst te
roemen. Op het zachtst genomen ontbrak het hem aan
tact en zondigde hij uit onwetenheid. Er is niet éen lid
der commissie die in de bouwkuride niet aan het verleden
de voorkeur geeft en die niet de nieuwigheden van een
genre, als de minister mogelijk terecht, maar in elk
geval zeer te onpas aanprees, naar den duivel wenscht.
Een lid der commissie, dat nergens gevoel voor heeft,
nergens verstand van heeft dan van den spitsbogen stijl
en dezen overal zou willen toepassen, zeide mij mot een
ondeugend lachje: „onze nieuwe minister is de Peter de
kluizenaar der hoogovens." Het verwondert mij zelfs dat
hij er nog niet bijvoegde dat de minister zijne per
centen trekt van de Haut Flenu en de Bas Flenu, om
het gebruik van ijzer en glas aan te bevelen. Zeker is
het echter dat, al zeide hij het niet, hij het toch dacht.
Een ander bewijs voor den anti-artistieken en anti-
aesthetischen zin van den heer Pirmez is de keus die hij
gedaan heeft voor de directie der schoone kunsten. Het
bestuur had zijn directeur verloren. Sedert tal van jaren
wist men niet, aan wie die betrekking zou moeten worden
opgedragen. De heer Pirmez verschijnt, en zijn coup
d'essai is een coup de ma'Ure. De heer Bellfroi, die alleen
van de methode Willems zijne studie gemaakt heeft,
wordt directeur der schoone kunsten gemaakt. Men
wacht slechts op de stemming over de begrooting
voor binnenlandsche zaken om urli et orbi te vernemen
dat de heer Pirmez zijn man gevonden heeft.
Onder den heer Charles Rogier was het de directeur
van nijverheid, die tot de schoone kunsten overging,
de heer Romberg, die zich van alle mogelijke hulpmiddelen
gedurende een aantal jaren verzekerde, zonder dat iets
van eenige beteekenis tot stand kwam.
Wanneer men zich gedurende al den tijd van zijn be
stuur naar eene der driejaarlijksche tentoonstellingen te
Brussel, te Antwerpen of te Gent begaf kon men op het
eerste gezicht de schilderijen kennen die onder opzicht
van het bestuur vervaardigd warenhet waren de
leelijksten.
Wij zullen moeten afwachten; wat de heer Bellfroi ons
levéren zal. De heer Romberg nam de muurschilderin
gen in bijzondere bescherming en daarop liet hij zich
veel voorstaan. Welk zal nu het stokpaardje van den
heer Bellfroi zijn? Zal hij eene school speciaal voor zijn
geliefkoosd vak stichten die hij met zijne ondervinding
zal verlichten Ik weet het niet, maar zeker is het dat
hij scholen zal stichten ten koste van het volk hetwelk
ze zal mogen betalen.
Men zegt dat de koning de bibliotheek van wijlen zijn
vader aan zijn broeder, den hertog van Vlaanderen, heeft
afgestaanzelfs voegt men er bij, maar ik moet bekennen
dat ik niet weet of het waar is, dat hij hem tegelijkertijd
den bibliothecaris Scheler heeft afgestaan. Dit is een
zonderling gerucht dat nog wel noodig heeft nader be
vestigd te worden.
Dezer dagen is hier een tachtigjarige getuige van de
executie van Maximiliaan in een haveloozen toestand,
na een ware Ulisses-toclit, teruggekeerd.
Belg van geboorte, deserteerde hij uit het leger, waar
hij hij maakte deel uit van het geniekorps ijverig
i n de wiskunde gestudeerd had, en nam vervolgens deel aan
den veldtocht in Italië. Hij verwierf er de epauletten van
Fransch officier in het vreemden-legioen en behield ze
tot hij als kapitein bij het Mexicaansche leger in dienst
trad.
Denzelfden dag waarop Maximiliaan werd geexecuteerd,
werd hij door Escobedo gevangen genomen en ver in het
binnenland gezonden. Na eenige weken wist hij des
nachts te ontvluchten en liep dertig uren bijna zonder
ophouden. Eindelijk kwam hij op een weg waar hij een
soort van haciëndaaantrof.
Maar laat ik er eerst eene bijzonderheid bijvoegen.
Toen hij den avond te voren voorbij een troepje Mexi
canen ging die in de schaduw hunne siësta hielden en
zich van de meeste hnnner kleederen ontdaan hadden,
had hij de overblijfselen van zijn uniform verwisseld tegen
het minst gescheurde costuum van een der slapers.
De haciënda binnentredende vond hij er slechts eene
vrouw; hij vroeg haar een glas wijn, 't welk zij niet wei
gerde terwijl hij dronk werd zijn oor getroffen door het
geluid van een klein uurwerk, hetwelk een aria speelde
en in een houten doos vervat was. Hij bood de vrouw
voor die muziekdoos twee gouden dollars, het eenige
wat hij nog bezat. Zij nam het bod aan en onze kapitein
wist zich op zijn marsch van 150 mijlen dc noodzakelijk
ste levensbehoeften te verschaffen door overal waar hij
doortrok zijn doos tc laten spelen.
Na vele avonturen kwam hij in de stad Mexico, vervol
gens te Vera-Cruz. Maar hier moest hij zich schuilhouden.
Hij wachtte alzoo op een Fransch vaartuig, en vond er
weldra een dat hem voor niet aan boord nam en naar
St. Nazaire overbracht.
Van daar is hij in België teruggekeerd, arm als Job,
met een langen rooden baard als van een sapeur en zonder
een eigenlijk vaderland. Hier kan hij zich niet aanmelden
om zijne desertie te rechtvaardigen van Frankrijk heeft
hij niets te verwachten, want hij heeft vrijwillig het leger
verlaten en van zijne hoedanigheid van Franschman
afstand gedaan, en Mexico, het keizerrijk waaraan hij zijn
arm verkocht, bestaat niet meer en de republiek wil geene
condottieri.
Nu komt daar nog bij dat deze voortreffelijke officier,
die de schitterendste loopbaan als civiel ingenieur had
kunnen maken, nu door zijn avontuurlijk leven geknakt
tot wanhoop gedreven en in zulk een diepe ellende ge
zonken is dat, toen hij zich te Brussel bij een Belgisch
officier, met wien hij in den Italiaanschen veldtocht
kennis gemaakt had, vervoegde, hij in twee dagen niets
gegeten had.
Dit waarachtige maar niet algemeen bekende verhaal
behoorde alom verspreid worden tot stichting der Belgen
en Nederlanders, die de dwaasheid en domheid hebben
om hun bloed te vergieten en hun leven bloot te stellen
voor zaken aan hun land en hunne belangen ten eenen-
malo vreemd.
Hoevelen van hen die trotsch als pauwen naar Rome
vertrekken en ïii hunne ilniforni van pauselijk zouaaf
geparadeerd hebben, beweenen op dit oogenblik bitter
lijk hun ondoordacht besluit! Geloof mij dat dit bij de
meesten het geval is, al durven niet allen er voor uitko
men. De stoutmoedigsten deserteeren,het bewijs daarvan
is dat de rijen der pauselijken iederen dag door desertie
gedund worden en alzoo nooit voltallig zijn.
Jl. Zaterdag is wederom eene vergadering gehouden
van aandeelhouders van den heer Langrand Dnmonceau.
Zij heeft niets nieuws opgeleverd. De heer Dnmonceau
is evenmin veranderd als zijne aandeelhouders; deze zijn
nog eveneens dezelfde moutons de Panurge als hij zich nog
insgelijks in dezelfde verlegenheid en dezelfde onmoge
lijkheid bevindt om voldoende ophelderingen te geven.
De instructie in de Senne-zaak wordt nog steeds voort
gezet. Do heer Doulton, de directeur der compagnie, is
verscheidene malen door den rechter van instructie ge
hoord geworden, maar hij is in vrijheid gesteld.
Het schijnt dat dc Engelsclie ambassadeur, in strijd
met hetgeen onze dagbladen verhalen, bij den minister
van buitenlandsche zaken geprotesteerd heeft tegen de
veel te willekeurige en gewelddadige handelwijze, waar
mede men in deze zaak den heer Smith, den ingenieur der
compagnie, en een advocaat uit Londen had gearresteerd
om als getuige te dienen. Die twee lieeren zijn echter
beide in vrijheid gesteld en het scheelde weinig of men
had den advocaat excuus gevraagd.
De halfjarige Interest-bewijzen, verschenen 22 Maart
1868, van de certificaten van het administratie-kantoor
van Fransche Inscriptiën rentende 4} pet., onder directie
van Ketwich Voombergli, dc Bordes Stijger en wed.
W. Borski, worden betaald de bewijzen van de certifi
caten a fr. 1000 met f 10.41. fr. 5000 met f 52.05.
2000 -20.82. 6000 - 62.46.
3000 - 31.23. 10000 -104.10.
4000 -41.64.
Heden zijn in dc haven tc Vlissingen aangekomen
de Engelsche bark Princes Royal, gezagv. Brown Baines,
en de Engelsche brik Horta, gezagv. Green, beide geladen
met steenkolen, komende van Engeland en bestemd om
te worden overgeladen in het Nederlandsehe barkschip
Stad Middelburg.
Uit dezelfde haven zijn heden vertrokken de
Noordsche bark Ilex, gezagv. G. Taluath, in ballast, be
stemd naar Cardiff, en de Nederlandsehe brik Transit,
gezagv. Schaap, in ballast, bestemd naar Noorwegen.
Graanmarkten enz,
Amsterdam 8 April. Raapolie op 6 weken f 36},
Lijnolie op 6 weken f 37}.
Prijzen van effecten.
Amsterdam 8 April 1868.
Nederland. Certific. Werkelijke schuld 2} pet. 54
dito dito dito 3 63}
dito dito dito 4 85}
Aand. Handelmaatschappij 4)
België. Certificaten bij Rothschild 2}
Rusland. Obligatiën 1798/1816 5 93
Certific. Hope Co4
Oblig. dito 1855, 6e serie 5 1 72
dito dito Leening 1860 41 77|
dito f 1000 1864 5 85}
Certificaten 6 42/
Aand. spoorweg 190}
Oblig. f 1000 1866 5 „84}
Loten 1866 5 191}
Polen. Schatkistobligatiën 4 -
Oostenrijk. Obligatiën metalliek5 46,V
dito 1847/1852 2} 23}
dito rente Amsterdam5 62}
dito 1864 5 56}
dito fr. 500 1865 Gift
dito nationale5 51}
Bankactiën3
Italië. Leening 18615 45}
Spanje. Obligatiën3 thans 2} 34/}
Amortisable schuld
Portugal. Oblig. 1856—1862 3 „38}
Griekenl. dito (blauwe)5
Turkije. dito (binnenl.)5 32}
Amerika. dito Vereenigde Staten (1882) 6 „- 75 ft
dito Illinois.7 83
dito St.Paul Pac. Spw. 2e sec. 7 51}
dito Atl.Gr.W.Spw.Ohio sec.(p) 7 50}
dito dito geconsolideerde .7 „31
dito dito debentures 8 27}
Brazilië dito 1852/63 4}
dito 1865 5 73}
Mexico. dito3 14}
Grenada. dito afgestempeld4}
Venezuela, dito2 lOftr
KERKVOOGDEN der Nederduitsche Hervormde ge
meente alhier maken dankbare melding, dat uit de
Collecte voor de Diaconie op Zondag 5 April, Koorkerk,
is ontvangen eene gift voor de Eeredienst, bestaande in
een Muntbiljet van 10, no. 762 S. N., met het bijschrift:
„Psalm 116 vers 18."
Getrouwd
TH. C. G. RIV1ÈRE
Middelburg, en
den 8 April 1868. C. J. A. GOETHALS.
De ondergeteekende roept bij zijn vertrek naar Indië
een hartelijk vaarwel tqp-afrrr?tH<Vrienden en Bekenden,
van wie hij niet in dy^el|^nhci^^ geweest een monde
ling of schriftelijk
Nieuwediep,
den 2 April 1868.
N,
Klasse,
van-