J. H. Wouters, V. C. Dijkmeester, H. F. S. Kouwenburg, M. F. Tydeman, L. G. Kakebeeke, P. II. Prager, C. Moo- lenburgh en H. C. E. van LJsselstein; officieven van gezondheid 2e klasse P. J. van Wageninge en N. van Terveen; officier van gezondheid 3e klasse B Leon; officieren van administratie le klasse H. F. X. Streng- naerts en die der 3e klasse G. L. Faubeladjunct-admi nistrateur P. R. S. Metmanscheepsklerk H. J. van de r Meer. Jl. Woensdag werd te Hellevoetsluis Zr. M-.schroel- stoomschip 4 klasse de Amstel, onder bevel van den luite nant ter zee le klasse ,T. B. Everwijn, op de gebruikelijke wijze in dienst gesteld. Volgens eene in de Staatscourant voorkomende bekendmaking van den minister van marine, zullen op 1 October aanstaande, na behoorlijk afgelegd examen, drie jongelingen als cadet bij het korps mariniers kunnen worden geplaatst. In Augustus zullen de juiste tijd en plaats van dat examen worden bekend gemaakt. iKeclitzalten Het provinciaal gerechtshof in Zeeland heeft heden uitspraak gedaan in het de vorige week behandelde rechtsgeding tegen Johannes van Damme, bijgenaamd de Dekker, oud 33 jaren, van beroep stroodekker, gebo ren te Boschkapelle, wonende te Lamswaarde, thans ge detineerd alhier en beschuldigd van 1. diefstal bij nacht in de aanhoorigheid van een bewoond huis; 2. strafbare poging tot het in brand steken van eene bewoonde schuur, waarbij het te voorzien was dat daar door mensclienievens in gevaar konden gebracht worden; 3. bedreiging bij naamlooze geschriften, om eigendom men in brand te steken, met bevel om eene som gelds op eene aangeduide plaats neder te leggenen 4. mondelinge voorwaardelijke bedreiging om eene schuur, welke bewoond was, in brand te steken. In de nommers dezer courant van den 28, 29, en 31 Maart hebben wij een geleidelijk overzicht van de be handeling dezer zaak gegeven. Het hof heeft, op verschillende bij zijn arrest aange voerde gronden,den beschuldigdeniet-schuldigverklaard aan en, overeenkomstig art. 210 van het wetboek van strafvordering, mitsdien vrijgesproken van de hem ten laste gelegde brandstichting, alsmede van het schrijven van de brandbrieven aan den landbouwer van de Voorde en de drie in de brievenbus te Hulst gevondene, gericht aan het adres van J. Stallaert, te Grauw, J. Verbiest en G. Boogaert, te Lamswaarde. Daarentegen zijn als wettig en overtuigend bewezen aangenomen de den beschuldigde ten laste gelegde feiten van diefstal, mondelinge bedreiging ten opzichte van den landbouwer Buijs, alsmede het schrijven en bezorgen van brandbrieven aan de landbouwers Buijs en van Bouwel. Dientengevolge is de beschuldigde schuldig verklaard aan: 1. diefstal bij nacht in de aanhoorigheid van een bewoond huis; 2. mondelinge voorwaardelijke bedreiging om eens anders eigendom in brand te stekenen 3. bedreiging bij naamlooze geschriften om eigendommen in brand te steken, met bevel om eene som gelds op eene aangeduide plaats neder te leggen. Op grond der artt. 386, 436, 305 en 307 van het wetboek van strafrechtart. 2, 2e en 4e lid, der wet van 29 Juni 1854 (Staatsblad no. 102) art. 1 der wet van 22 April 1864 (Staatsblad no. 29)de art. 36 en 52 van het wetboek van strafrecht, alsmede de artt. 207 en 216 van dat van strafvordering, heeft het hof den beschuldigde veroordeeld tot eene tuchthuis straf voor den tijd van twaalf jaren en eene geldboete van f 12.50, alsmede in de kosten, deze laatsten desnoods bij lijfsdwang op hem te verhalenmet bevel dat een extract uit 'shofs arrest zal worden gedrukt en aange plakt te Middelburg en te Hontenisse, op de gebruikelijke plaatsen, en tot de teruggave der overtuigingstukken aan de eigenaren of rechthebbenden. Gemengde berichten. Gisteren avond is te Antwerpen weder een schip, met naptha geladen, in brand geraakt en geheel vernield. De stoomboot Castor en Pollux werd mede door het vuur aangetast, terwijl ook aan andere vaartuigen min of meer schade werd toegebracht. Naar men verneemt is door den minister van oorlog thans bepaald, dat aan elke compagnie der dienstdoende schutterskorpsen, die zulks verlangen, voorloopig vijf achterlaadgeweren zullen worden verstrekt; terwijl een aantal van 10 patronen voor elk geweerdragend man zal worden uitgereikt. (Jrtih. cl.) Naar men verneemt zal op 16 dezer in het Paleis voor volksvlijt te Amsterdam de plechtige uitreiking plaats hebben van de medailles aan de bekroonden ter wereld-tentoonstelling te Parijs. Deze uitreiking zal geschieden door Z. K. H. den prins van Oranje. Op dien dag zal door de inzenders een diner aan Z. K. H. worden aangeboden, in het Amstel-hotel. Volgens la Correspondance Russe, bedragen de inschrijvingen, welke in Rusland voor de noodlijdenden in de noordelijke gewesten gedaan zijn, eene 'som van 560,000 roebels. De grootvorst-troonopvolger heeft, als voorzitter der commissie van bijstand, een voorschot van een millioen roebels van de schatkist gevraagd tot het inlcoopen van koren op voordeelige voorwaarden. Dooi den Russischen minister van oorlog is last gegeven om uit de magazijnen, die onder zijne administratie staan, ruime verstrekkingen van koren ten behoeve der nood lijdenden te doen. Zij die de bijzonderheden van den Krim-oorlog volg den, zullen zich waarschijnlijk de cavalerie-charge van graaf Cardigan, aan het hoofd van het lte reg. huzaren voor den geest brengen. Graaf Cardigan reed met 600man op de Russische artillerie een bijna gewissen dood te gemoet, zoodat de Fransche bevelhebber Canrobert uit riep „c'esl magnifiquemais ce riexl pas la guerrcOngeveer 60 man kwamen ongedeerd van het Russische geschut terug, de overigen waren gesneuveld of gewond. Graaf Cardigan behoorde tot de eersten en behield zijn leven op bijna wonderdadige wijze. Vrijdag der vorige week beproefde de graaf, ofschoon op bijna 71jarigen leeftijd, een jong paard te doen springen, doch het dier struikelde en viel op zijn berijder, die bewusteloos opgenomen werd en niet weder tot' zichzelven kwam. In den avond van dien dag overleed hij. Groote sensatie maakt een gerechtelijk onderzoek op het lijk van den pas uit een der Londensche gevan genissen ontslagen jongmensch. Gewoonlijk is in de gevangenissen de infirmerie zeer goed, zoodat bij vroeger onderzoek telkens de beste bewijzen van ziekenver zorging werden gegeven. Thans echter is er iemand gestorven nadat hij de gevangenis verlaten had. En bij onderzoek blijkt het nu. dat de dwangarbeid in de gevangenissen zoo zwaar en het dieet zoo schraal is, dat de gevangenen zeer licht onbekwaam voor het werk worden. De geneesheer echter, steeds bedacht op onwil om te werken, begint met die gewaande onwilligen eenige dagen op water en brood te stellen. De thans gestorven persoon was vóór twee maanden gezond in hechtenis gesteld. Een ander was nog niet hersteld van den invloed, dien een even lang verblijf in het tuchthuis op zijn gestel gehad had. Een derde persoon, die in 't zelfde huis gewoond had als de thans gestorvene, was mede tengevolge van de behandeling, door hem in dezelfde gevangenis ondervonden, vóór eenige maanden gestorven. Drie gevangenen werden gehoord en beves tigden de getuigenissen der overige getuigen. De jury drong op een onderzoek naar het regime der gevan genis aan. Uit Abyssinië zijn vrij gunstige berichten ontvangen. Een brief van 6 Maart bericht, dat men overvloedigen toevoer van levensmiddelen ontvangt, en dat het gelukt is om vier 9 ponds Armstrong kanonnen over den rots- achtigen bergweg naar het front van het leger te voeren. Koning Theodorus plundert zijn volk en verbrandt hunne dorpen; men begint dus te gelooven, dat zijne troepen, als het tot .een gevecht komt, tot de Engelschen zullen overloopcn. Hij heeft een talrijk leger, doch de heer R. Napier beweert altijd, dat de overwinning te gemak kelijker is, naarmate men een talrijker leger van „bar baren," en ongedisciplineerde troepen tegenover zich heeft. Uit. Frankfort wordt aan het Handelsblad geschre ven: „De ongeregeldheden, op verschillende plaatsen van Opper-Beieren bedreven, hadden een ernstiger karakter dan men aanvankelijk naar luid der eerste berichten vermoedde, en men vreest voor eene verdere uitbreiding. Te Traunstein wilden de muitelingen, die zich van het. raadhuis hadden meester gemaakt, den kapitein Heele, die als kommandant van het landweer district fungeerde, uit het venster op de straat werpen, en slechts met moeite gelukte het hem zich uit de handen der woedende menigte tc bevrijden. Ook uit Altötting wordt gemeld dat daar groote ongeregeldheden zijn gepleegd, waardoor de inspectie belet werd; ook daar gaf de kreet: „wij willen goene Pruisische soldaten wor den" het sein. De stemming in het geheele Beiersche bergland wordt als niet gunstiger beschreven. Op het eerste bericht van het gebeurde is de regceringsraad Moser uit Munclien als regccrings-commissaris naar Traunstein gezonden, om de noodige maatregelen te nemen tot herstel cler orde en tevens om een onderzoek naar de belhamels te doen. Van de zijde van het minis terie van binnenlandsche zaken zijn bovendien onver wijld de krachtigste maatregelen genomen. Den 29 Maart is wegens deze voorvallen eene bijzondere zitting van den ministerraad gehouden. De regeering heeft "aan allo militaire autoriteiten des lands bevolen om manschappen gereed te houden, ten einde die bij verdere ongeregeld heden, waarvan men de uitbarsting voor niet onwaar schijnlijk houdt, onmiddellijk met kracht te kunnen handelen. De Oostenrijksclie regeering heeft hij het huis van afgevaardigden het reeds aangekondigd wetsontwerp ingediend tot invoering der jury. De heerC. II. Cranfurd, leeraar bij de Anglikaanschc kerk te Oldwinsford, is onlangs voor de tweedemaal in het huwelijk getreden. Ilij bemerkte spoedig, dat zijne ge meente alles behalve er over gesticht was, dat hij zich daartoe eene vrouw had gekozen, die niet zoo in deftige kringen van het plaatsje kon figureeren, als men meende dat dit de echtgenoote van een leeraar behoorde. De booze tongen raakten daarover zoodanig in beweging dat men hem eindelijk den raad gaf, om het kwaadspre kend publiek daarover eens in het openbaar de les te lezen. Hij was daartoe bereid en beloofde dat hij dit op den laatsten Zondag van Maart des morgens op den kansel doen zou. Dit was bekend geworden, zoodat ruim een uur vóór den tijd dat de deuren der kerk zouden geopend worden, het gebouw reeds van alle kanten door eene nieuwsgierige menigte letterlijk belegerd was. De leeraar had voor deze gelegenheid tot tekst gekozen I Cor. 4, vs. 3, naar aanleiding waarvan hij sprak over het beoordeelen van onze naasten. Hij begon reeds dadelijk die woorden op zich zei ven toe te passen. Om het nu alles haarfijn uit te leggen, hoe men over hem en zijn huwelijk moest denken, begon hij met te verhalen, wie zijn vader en moeder waren geweest, waarbij hij onder anderen mededeelde, dat een lid zijner familie van moederszijde in vroeger jaren een huwelijks-aanzoek had gehad van don tegenwoordigen keizer der Franschen. Hij ging in al die bijzonderheden zoo ver, dat men ein delijk een geheel geslachtsregister kreeg, ten bewijze dat hij uit eene van ouds zeer rijke en geachte familie af stamde, terwijl hij op het laatst ooms en tantes, en wie weet wat al er nog bij, opnoemde. En wat nu zijne vrouw betrof, ja, die was wel niet uit eene aristocratische familie, maar velen die daar wat op te zeggen hadden zoo vervolgde hij mochten voor zich zeiven wel eens- bedenken, wie hunne eigene grootouders geweest waren. Hij zag niet op geld, en daarom had hij eene vrouw ge nomen, die bij gemis van rijkdom, zoo veel te meer uit blonk door een goed hart en een vroom gemoed. Zij had wel geen fijn beschaafde opvoeding genoten; maar waarin meende de beschaafd opgevoede dames toch wel boven zijne vrouw uit te munten? Daarin dat zij een weinig konden teekenen, zingen, musiceeren, dansen, romans lezen, Fransch en soms ook een woordje Duitscli of Italiaansch spreken? Ja, maar daarmee hield het ook op, en dat zijne vrouw nu van dat alles niets wist, dat raakte niemand. Wat hem zeiven betrof, hij gaf niet veel om teekenwerk en muziek, of het moest al wat heel moois zijn, en dan was dat wel voor geld te krijgen. En wat betreft dat spreken van vreemde talen, zoo mochten velen zich liever er op toeleggen om hunne moedertaal wat beter te spreken. Op dat punt kon men althans zijne vrouw niets verwijten. Voor 't overige, zeide hij, zou men niet veel last van zijne ega hebben, want zij had besloten, zich van alle conversatie te onthouden, om zich alleen aan hare huiselijke aangelegenheden toe te Wijden. Nu schijnt Cranfurd zich bijzonder er op toe te leggen, om op den kansel te spreken in den trant van den bekenden Spurgeon, zoodat het slechts aan een bij zonderen tact lag, dat hij dit. alles er onder kon laten doorloopen, zonder aan den ernst van zijn eigenlijk on derwerp te kort te doen. Zoo in den meest gemeenzamen toon voortsprekende, voegde hij telkens in de meest ernstig vermanende taal zoo veel tot leering er bij, dat zijne woorden eindelijk een diepen indruk maakten en zoodanig op veler gemoederen werkten, dat hij bij het naar huis gaan van alle kanten uitnoodigingen ontving tot eene visite, met verzoek van toch vooral zijne vrouw mede te brengen. Het was of ieder dacht: „laat ik toch maken dat hij niet denkt, dat ik ook al tot die kwaad sprekers heb behoord." Zekere ltiché zoo lezen wij in de Gazette des tribunaux wordt beklaagd van landlooperij. Naar zijn beroep gevraagd geeft hij op arlisle te zijn. De president. Het is nu voor do derde maal binnen veertien dagen dat gij gearresteerd wordt. De beklaagde, 't Is waar, ik heb mij zelf aangege ven, daar ik geen huisvesting en geen verdienste heb. De president. Gij beweert arlisle te zijn, welke kunst beoefent gij dan De beklaagde. Ik was in dienst van een tanden trekker bij wien ik veertien maanden gebleven ben, ik verliet hem den 15 Februari, omdat hij mij bijna nooit betaalde. De president. Maar wat deedt gij dan bij dien kwak zalver? muziek maken? De beklaagde. Neen, mijnheer, ik was zijn patiënt. De president. Wat is dat De beklaagde. Gij weet dat men, om de klandisie te bevorderen, de menschen moet overtuigen dat men de tanden zonder pijn uittrekt; maar omdat dit niet kan, gebruikt men een helper. Voor mijn patroon was ik die steedsik verkleedde mij nu eens als een boer, dan weder als een werkman, verscheidene malen zelfs als een vrouw of als een militair, om niet wanneer men mij dikwijls gezien had herkend te kunnen worden; ik begaf mij dan onder de menigte om naar het gebabbel van mijn patroon te luisteren, die eene verklaring gaf hoe hij, na in de physica, de metaphysica, de optica en de mathesis gestudeerd tc hebben, het tot zulk eene hoogte had ge bracht om de tanden, onverschillig waarmedemeteen sabel, met een sleutel, met een pijpensteel, zelfs met een klein geldstukje uit te trekken. Dan noodigde hij iemand uit het gezelschap die een kwaden tand had om op zijn voertuig te klimmen, en beweerde 50 franken te zullen geven aan iemand dien hij bij het trekken van een tand pijn mocht doen natuurlijk was ik het dan die mij aan hem toevertrouwde. De president. En liet gij u dus tanden trekken De beklaagde. Wel neen, mijnheer; 't was maar fopperij, ik had in een hoek van mijn mond een valschen tand die ik er even in stak vóór ik het voertuig beklom: die tand trok hij mij dan uit. -De president. Zoo, en dit is dus volgens u«r meening arlisle zijn De beklaagde. Och gij weethet is een woord dat zoo dikwijls gebruikt wordt. De rechtbank heeft dezen arlisle tot een maand ge vangenisstraf veroordeeld.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 2