zitten, om de regeering van uwe majesteit, weldadig te doen zijn voor de belangen des lands. Bij dit groote verschil van gevoelen, dat in onze ver gadering heerscbt en dat zeer zeker niet dooreene nieuwe ontbinding der kamer zou worden opgeheven, waardoor de gemoederen nog meer in beweging zouden worden gebracht, zijn wij allen overtuigd, dat het gemeen overleg tusschen de verantwoordelijke ministers van de kroon en de volksvertegenwoordiging een eerste vereischte is van het vertegenwoordigend stelsel. Wij ontveinzen het ons niet, dat het thans bestaande gebrek aan overeenstemming tusschen de verantwoorde lijke ministers der kroon en de helft dezer vergadering zeer nadeelig zal werken voor een onpartijdige behande ling van vele onderwerpen, die die dringend afdoening vereischen. Vooral na twee ontbindingen van een deel der volks vertegenwoordiging moet naar eene eendrachtige samen werking van al de machten in den staat getracht worden, daar anders lichtelijk het land door droevige partijschap pen zou worden verdeeld. Terwijl dc tweede kamer met diepen eerbied deze gevoelens aan uwe majesteit doet kennen, drukt zij tevens haar vertrouwen uit, dat hetgeen uwe majesteit in hare wijsheid zal beslissen, zal strekken tot vermeer dering van gemeen overleg tusschen de kroon en de volkvertegenwoordiging, tot bevordering van eendiacht in alle kringen der maatschappij en tot bestendiging van het geluk des vaderlands, dat ons allen even dier baar is." In het Sluisch weekblad van gisteren leest men het volgende artikel, dat wel overweging verdient: „Bij de verschijning van dit nommer van ons weekblad zal ten opzichte der landverhuizing een feit beginnen van groote beteekenis voor ons gewest, welks gevolgen wij diep betreuren, waar wij genoodzaakt zijn in de oor zaken van het feit te berusten. De heer J. Lansen Croin, candidaat-notaris en landmeter te Sluis, staat gereed om onmiddellijk, op't oogenblik mogen we wel zeggen, naai den nieuwen staat Minnesota in Amerika te vertrekken. „De heer Croin heeft een wel overlegd planhij heeft zich zeiven, èn voor anderen, als 'tware eene instructie voorgeschreven, die hij met al zijne krachten hoopt te volgen. „Wij kennen den heer Croin. Zoo iemand, dan is hij de man om uit zijne oogen te zien, waarvan trouwens zijn geheele reisplan getuigt. „Hij stelt zich ten doel: „De transportmiddelen, reiswijze en behandeling dei- landverhuizers te leeren kennen. „De voorwaarden van overtocht en wijze van reizen, aan welke de voorkeur, voor verschillende standen, be hoort gegeven te worden, te onderzoeken. „Ka te sporen welke middelen de nieuwe staat oplevert, die de verhuizing derwaarts aannemelijk maken. Hij wenscht te zien de hoedanigheid der gronden ten einde hunne waarde te beoordeelen. „Te weten, of men ginds landerijen kan aankoopen en onder administratie van anderen stellen, zonder verplich ting om die in persoon te gebruiken, te bewonen of in cultuur te brengen. „Onderzoek te doen naar de zekerheid voor de vele soorten van Ainerikaansche effecten, vooral met het oog op den grooten spoorweg naar de Stille zee, wier acties zeer geroemd worden. „Eindelijk, de mogelijkheid te onderzoeken om in Minnesota een Settlement of nederzetting, wel te onder scheiden van eene kolonie, en geheel uit Nederlanders bestaande, te vestigen, zonder maatschappij of vennoot schap, en met de meest mogelijke persoonlijke vrijheid. „Na dit alles volbracht te hebben, stelt de heer Croin zich voor om in 1869 naar Sluis terug te keeren, ten einde de vruchten van zijn onderzoek aan belanghebben den mede te deelen. „Ziedaar het plan. Nu de gevolgen. Indien de heer Croin wilde, zouden in plaats van éen gezin hem reeds een aantal gezinnen volgen, terwijl, ingeval hij goede berichten meebrengt en zelf, ten bewijze daarvan, met zijne familie naar Amerika terugkeert, minstens 200 personen, waaronder meest gegoeden, althans welstel- lenden, hem zullen volgen. „Een aantal nijvere handen zal dus, bij de minst gun stige kans zelfs, aan onzen landbouw, aan onze nijver heid worden onttrokken en door vreemdelingen wellicht vervangen worden „Dit menschen-kapitaal gaat voor Nederland reddeloos verloren „Van ons Suriname weet of kent men hier niets „Het gouvernement zal de Amerikaansche emigratie lijdelijk moeten aanzien, terwijl banden van bloedver wantschap of belang nog honderden zullen doen volgen. „Roepen wij den heer Croin en zijne belangstellende medestanders onze beste wenschen na; hopen wij ons krachtig volkselement elders te zien herleven en te zien j bijdragen tot den bloei van den Germaanschen stam, toch betreuren wij het onherstelbaar verlies van nijvere handen! Zie, kregen wij nu onze kanaalwerken, onze spoorwegverbindingen; we zouden meer handel zien, we zouden zelf meer brood kunnen verschaffen, thans o, men moet de werkende klas hooren redeneeren: „Wat"! zeggen ze, „in Amerika ligt er reeds een spoor- j weg vóór er nog dorpen of mensclien in 'tland zijn en geeft men landerijen voor spotprijzen!" Men moge hier tegen redeneeren op grond van verschillende omstandig heden, het volk noemt de feiten en onze logica is ge slagen Ook de kiesvereenigingen te Beerta, te Hoogezand en te Sappemeer hebben mr. D. de Ruiter Zylker candidaat gesteld voor de aanstaanden Dinsdag te houden verkiezing 1 van een lid voor de tweede kamer der staten-generaal in het hoofdkiesdistrict Appingadam. EScnoeiitingen en besluiten. rechterlijke macht. Benoemd tot kantonrechter te Sluis mr. J. C. Tack, thans griffier bij het kantongerecht te Schoonhoven. notarissen. Eervol ontslag verleend, op verzoek, als notaris te IJzendijke aan J. C. O. Benteyn. Benoemd tot notaris binnen het arrondissement Mid delburg, ter standplaats de gemeente IJzendijke mr. F. J. Brevet, candidaat-notaris en advocaat aldaar, in te gaan met den 15 April 1868. m arin e. Benoemd tot officier van administratie 3e klasse de adjunct-administrateur. W. F. Margadant, met ingang van 1 Juli a., met bepaling dat hij zal rang nemen tus schen de officieren van administratie 3e klasse J. Gallas en P. J. Roest. Op verzoek eervol uit den zeedienst ontslagen de luite nant ter zee le klasse J. R. Ilagedoorn, dienende bij de zeemacht in Oost-Indië. leger. Op verzoek pensioen verleend aan de rit meesters jhr. T. L. Gevers üeynoot, van het 4e, en K. W. H. Goëtz, van het 3e regiment huzaren, respec tievelijk ten bedrage van f 1050 en f 1005 'sjaars, met toekenning aan eerstgenoemden van den rang van majoor. Benoemd bij het wapen der cavaleriebij het le regi ment huzaren tot ritmeester 3e klasse (naar ouderdom van rang) dc le luitenant E. van Wickevoort Crommelin, van het korpsbij het 4e regiment huzaren tot ritmees ter 3e klasse (naar ouderdom van rang) de le luitenant jhr. W. van Loon, van het korps; tot len luitenant (naar ouderdom van rang) de 2e luitenants F. C. W. baron Rengers van Warmenhuizen en L. B. Loeft', beiden mede van het korps. Onderwijs. Uit het verslag betreffende het middelbaar onderwijs in Frankrijk blijkt, dat sedert de invoering der wet van 15 Maart 1850, het aantal instellingen van onderwijs die niet door geestelij ken of leden van congregatiën bestuurd worden, met 168 verminderd is. De scholen der geeste lijken nemen daarentegen zeer in getal toe. In 1860 wees het budget der stad Napels 65,000 fr. voor het openbaar onderwijs aan; thans bedraagt de post voor onderwijs op de stedelijke begrooting er 750,000 franken. Het stedelijk bestuur heeft er een gymnasium geopend, eene technische school, eene inrichting van onderwijs voor de koopvaardij en eene school tot vorming van loodsen. De vereeniging van en voor handwerkslieden heeft eene teekenschool opgericht, alwaar des avonds en des Zondags aan handwerkslieden om niet teekenen geleerd wordt. Buiten en behalve de gewone examens aan de onderscheiden scholen, wordt er door de zorg eener vereeniging van kooplieden jaarlijks een vergelijkend examen, of algemeene mededinging tusschen de leerlingen van alle te Napels bestaande scholen gehouden, en deze vereeniging besteedt zeer aanzienlijke sommen gelds om onder de ongegoede volksklassen het streven naar het verkrijgen van kundig heden op alle mogelijke wijze aan te moedigen. Men zegt, dat eene som van omstreeks 100,000 franken aan prijzen en belooningen is uitgedeeld onder de leerlingen van allerlei ouderdom, die in den loop van het vorige jaar te Napels de scholen hebben bezocht. Die belooningen bestaan meerendeels in spaarbankboekjes en hebben alzoo de nuttige strekking, om den geest van spaarzaam heid tegelijk met de zucht naar kennis aan te moedigen. In de lagere scholen te Napels zijn dit jaar 3200 scholieren meer dan ten vorige jare. Marine en leger. De officier van gezondheid le klasse A. H. Neyssel, dienende op Zr. Ms. wachtschip te Vlissingen, wordt, met den laatsten April aanstaande, op non-activiteit ge bracht en opgevolgd door den officier van gezondheid le klasse H. L. Koning. De luitenants ter zee 2e klasse J. Yriemoet Drabbe en G. Eek worden met den 1 April aanstaande geplaatst, eerstgenoemde op Zr. Ms. wachtschip te Vlissingen en laatstgenoemde in de rol van Zr. Ms. wachtschip te Hel- levoetsluis, om gedetacheerd te worden op het kostsc-hip te Rotterdam. De officier van administratie 3c klasse J. Galles wordt met gemelden datum geplaatst op het wachtschip te Amsterdam. IScchtzaken. In ons vorig nommer gaven wij een resumé van de acte vanbeschuldiging ten laste van Johannes vanDamme, gisteren ter terechtzitting van het provinciaal gerechts hof in Zeeland voorgelezen. Thans deelen wij in een beknopt overzicht mede hetgeen in 'shof zitting van gisteren verder is behandeld. Van de 22 door het openbaar ministerie gedagvaarde getuigen werden 17 gehoord, waarvan 12 bij het einde der zitting verlof kregen om huiswaarts te keeren. Verschillende overtuigingstukken zijn ten processe aanwezig, zooals eenige zoogenaamde brandbrieven de ontvreemde beddelakens; de in beslag genomen gemerkte rijksdaalders; eenige afgebrande lucifers, enz. Een voorwerp echter: een stok, bevindt zich mede bij die stuk ken zonder dat tot dusver de herkomst daarvan bekendis; terwijl daarentegen niet in beslag genomen schijnt te zijn de boonenstaak, welke tegen het dak der schuur van den landbouwer Buijs zou zijn geplaatst gevonden om het dak in brand te steken, en waaraan het hof vooral waarde hechtte, omdat de beschuldigde, onder meer, ont kent een langen staak tegen het dak dier schuur gezet te hebben. Uit het getuigenverhoor stippen wij slechts datgene aan, wat in ons resumé van gisteren niet of minder vol ledig voorkwam, of wel daarvan afwijkt. Zoo verklaarde de kantonrechter mr. J. W. A. Schnei- ders van Greijffenswerth onder anderen, dat de eerste brandbrieven reeds in Maart 1866 schijnen bezorgd te zijn bij de landbouwers van Dorselaar en Kint, en dat de schuur van laatstgenoemden werkelijk in brand gestaan heeft. Dit bracht eene algemeene ontsteltenis teweeg, zoo zelfs dat zekere landbouwer van de Voorde (een oom van den in deze zaak voorkomende getuige van dien naam) op eene ontvangen bedreiging f 50 gegeven heeft, en Kint na den brand te zijnen huize zijne hof stede uit vrees heeft verkocht. Ook hebben verschillende brandwaarborgmaatschappijen gesloten assurantiën op gezegd, terwijl een andere maatschappij, de „Securitas" te Antwerpen, eene premie van f 100 heeft uitgeloofd aan hem die den schuldige zou kunnen aanwijzen. Die algemeene onrust heeft niet minder dan 15 a 16 maanden geduurd. Tegen den persoon van dezen be schuldigde bestond niet de minste verdenking. Hij toch is een bekwam rietdekker, die veel geld verdiende en op alle hofsteden en bij alle boeren in den omtrek goed be kend was. De brigadier der maréchaussée J. Tegenbosch heeft hem zelfs meermalen gevraagd of hij, die toch iedereen kende, niet gissen kon wie de schrijver der brandbrieven was, doch bekwam dan ten antwoord„Zoo iets moet ge mij nooit vragen, ik behoor niet tot dat gemeene volk!" De door den getuige A. E. Susijn op last van den kantonrechter gemerkte rijksdaalders (welke zooals men weet tot de ontdekking hebben geleid) zijn nederge- legd in een ander putje dan aanvankelijk in den brand brief was aangewezen. De landbouwer Buijs, begrijpende dat de aangewezen plaats niet voldoende bewaakt kon worden om den schuldige te kunnen ontdekken, had daar een briefje nedergelegd, met verzoek een ander putje aan te wijzen. Als motief schreef hij daarbij dat hij vreesde dat het eerst aangewezen putje niet veilig ge noeg was om daaraan het gevraagde geld toe te vertrou wen. Aan het verzoek werd voldaan en een ander putje aangewezen. Toen het geld daarin gelegd was, hebben de veldwachters A. J.Craemer en J.Rademaker, kijkende door een gaatje dat zij gemaakt hadden in een nabijge legen schuurtje, beurtelings gedurende 83 uren (van Vrijdag morgen 3 Mei tot Woensdag avond 8 Mei 1867) onverpoosd de wacht gehouden. De getuige Craemer zag 's Maandag's morgens van Damme aankomen in de richting van het putje, doch hij verwijderde zich weder, 's Woensdags, 7 Mei, zag de getuige Rademaker een vrouwspersoon naderen met een hengselkorf aan den arm, welke zij neerzette aan den kant der sloot; zij keek in het putje en sprong in de sloot, welke zij een oogenblik later weder verliet. De getuige spoedde zich toen naar het putje, doch zag dat het geld er nog in lag, zonder dat die vrouw (welke hij niet heeft herkend) hom heeft kunnen zien. Hoe de beschuldigde in den avond van 8 Mei door Craemer bij het putje in bukkende houding werd gezien en daarna het geld weggenomen bleek te zijn, is bekend. Evenzeer weet men hoe hierop eene huiszoeking bij den beschuldigde gevolgd is. Dienaangaande werden ver schillende bijzonderheden medegedeeld zoo door den kantonrechter als den brigadier L. de Boer en den maré chaussée I. dn Mez. Nadat de kantonrechter ten huize van den beschuldigde was toegelaten, vroeg hij dezen of hij geld had, waarop hij ten antwoord kreeg: „bij mij zult gij niet veel geld vinden." Hij vertoonde echter eenig geld, doch op de herhaalde vraag of hij niet meer had, luidde zijn antwoord steeds ontkennend. Bij het voortgezetonderzoek werd in het kabinet eene soort van

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 2