MIDDELBURGSCHE COURANT. r si. Zondag 29 Maart. 6irmmlcm<X Editie van Zaterdag avond 8 uren. PUBLICATIE. PERSONEELS BELASTING. De Burgemeester van Vlissingen, maakt bekend: dat op heden bij hem ontvangen zijn de executoir verklaarde kohieren der personeele belasting no. 6 en 7, dienst 1867/68, die op heden aan den rijks-ontvanger ter invordering zijn gezonden en noodigt de daarop voorkomende belastingschul digen uit om, ter voorkoming van vervolging, hunne aanslagen op den daarbij bepaalden tijd aan te zuiveren. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 24 Maart 1868. De Burgemeester voornoemd, J. W. CALLENFËLS. Middelburg SS Maart. Al de voor heden in de tweede kamer aan de orde gestelde wetsontwerpen zijn aangenomen. Maandag zal de Indische begrooting in behandeling komen. De dag waarop de behandeling der staatsbegroo- ting zal aanvangen is nog niet bepaald. Omtrent de begrooting voor binnenlandsche zaken is door de afdeelingen der tweede kamer thans insgelijks een eindverslag opgemaa kt. Zestig leden hebben in de sectiën der tweede kamer deelgenomen aan het onderzoek der begrooting van buitenlandscho zaken. Men was algemeen van oordeel dal na dc breedvoerige behandeling dezer voordracht in de onlangs ontbonden kamer en na hetgeen door verscheidene leden over den staatkundigen toestand des lands bij de algemeene be schouwingen over de staats begrooting ook ten aanzien van dit departement was in het midden gebracht, eene nadere bespreking van het regeeringsbcleid omtrent de buitenlandsche zaken ten eenemale onnoodig moest worden geacht. Men wees op de houding der regeering ten aanzien der Japansche aangelegenheden en op het niet vertegen woordigd zijn van de Nederlandsche vlag bij de open stelling der haven van Iliogo voor den handel. Men wenschte van de regeering hieromtrent eenige nadere inlichtingen te bekomen en tevens te vernemen, of niet de wateren van Japan als bestemming van een onzer in dienst zijnde oorlogschepen konden worden aangewezen. Bij het onderzoek der begrooting van justitie herhaal den vele leden der tweede kamer, ook met het oog op de beschouwingen die over onzen staatkundigen toestand bij den aanvang van het onderzoek der begrootingswetten waren medegedeeld, de betuiging van hunne bevreemding en van hunleedwezen, dat de tegenwoordige ministerdoor zijne intreding in dit kabinet en door zijne houding in de vergadering der kamer van 21 Maart jl. de volle verant woordelijkheid van alle maatregelen dezer regeering op zich had genomen. Men vroeg ook, wat er gedacht moet worden over de politieke standvastigheid en over de homogeniteit van een kabinet, waarin een man, die het menigmalen op krachtige wijze over de gewichtigste vragen van regeeringsbcleid de schoolquaestie, het bestuur onzer koloniën en het beheer van 's lands geld middelen aanviel, door zijne vroegere tegenstanders geroepen werd en naast hen zitting nam. Deze vraag klemt nog het meest ten aanzien der her vorming van ons rechtswezen, de eigene taak van den minister van justitie, vooral wat betreft de uitvoering der wet op de rechterlijke organisatie. geheel, kan hij, niet uitvoeren. Hij zal evenwel geen voorstel doen tot geheele of gedeeltelijke intrekking daarvan, zonder gelijktijdige voordracht van de bepalin gen die daarvoor in de plaats zonden moeten komen. Hoewel tegen het beginsel eener gedeeltelijke herziening van onze wetboeken gestemd, meent de minister toch dat gedeeltelijke herziening, naarmate van gebleken behoefren, niet achterwege mag blijven, ten einde geen stilstand te brengen op het gebied van liet geschreven recht, De herziening der burgerlijke en strafrechts pleging is reeds in ontwerp gebracht. Binnen kort zal een ontwerp worden aangeboden tot verkorting der termijnen van dagvaarding. Daarna zal hij zich bezig houden met de volgende onderwerpen veroordeeling in en de vereffening van de kosten; de onderscheiding tussclien het ordinair en het summier proces, door algemeene toepassing van de summiere proces-orde; afschaffing der dubbele beteekening en beperking der verplichte beteekening als voorwaarde der uitvoering van rechterlijke uitspraken' tot eind vonnissen; vereenvoudiging en betere regeling der incidenten van bewijsvoering (enquête, expertise en verhoor van partijen)verkorting van den termijn van liooger beroep en van cassatie; vereenvoudiging van het casatie-proces en aanvulling van de thans daarin bestaande leemten (incidentale voorziening enz.)ver eenvoudiging van de formaliteiten der executie en van die, welke daaraan voorafgaanbetere regeling van den lijfsdwang en in het algemeen van de executie van val lende vonnissen hier te lande- De plannen van den minister van justitie omtrent ons rechtswezen komen volgens zijne verklaring hierop neder: de wet op de rechterlijke organisatie, in haar Veel is gesproken over het adres, dat volgens den heel de Bosch Kemper tot den koning had moeten gericht worden. Voor zoo ver wij weten heeft echter nog geen der dagbladen de schets opgenomen, die door den voor steller van zulk een adres gegeven is. Wij laten die daarom, uit het bijblad overgenomen, hier volgen. „Sire! De tweede kamer van de staten-generaal, na het besluit van ontbinding, door de keuze der kiezers geroe pen, onder de geëerbiedigde regeering van U. M. over eenkomstig hare grondwettige verplichtingen en rechten, het welzijn des vaderlands te bevorderen, heeft gemeend aan U. M. te moeten voordragen dc gevoelens, die haar bezielen de wenschen door haar gekoesterd. Doordrongen van het besef, hoezeer het welzijn des vaderlands een grondwettig koningschap vordert, ver klaren wij eenparig dat het onze ernstige wil is de onschendbaarheid van U. M- en de rechten van uw kroon te handhavenwelk verschil tusschen ons moge heerschen, daaromtrent bestaat overeenstemming. Wij eerbiedigen dan ook ten volle uwe koninklijke besluiten van 28 September 1866 en 3 Januari 1867, waarbij achtereenvolgens de tweede kamer der staten- generaal is ontbonden. Wij zien daarin uwer majesteits bedoeling om daardoor overeenstemming te verkrijgen tusschen de verantwoordelijke raadslieden van uwe kroon en de volksvertegenwoordiging, en alzoo de regee ring hot middelpunt te doen zijn, waarop de blikken des volks zich met vertrouwen kunnen vestigen. Bij den aanvang van onze werkzaamheden zijn, op verzoek van een onzer leden, inlichtingen gevraagd, naai de redenen, die uwer majesteits verantwoordelijke minis ters geleid hadden, aan uwer majesteits goedkeuring het besluit der laatste ontbinding voor te dragen, waarbij al spoedig het regeeringsbeleid der buitenlandsche aange legenheden is ter sprake gekomen, ten gevolge waarvan aan ons zijn overgelegd de diplomatieke bescheiden be treffende de Limburg-Luxemburgsche aangelegenheden. De bescheiden geven ons, [of de groote meerderheid of de aanzienlijke minderheid] de overtuiging, dat tot het behoud van den Europeeschen vrede door de Neder: landsche diplomatie op lofwaardige wijze is medegewerkt. Wij verheugen ons zeer, dat de losmaking der betrek kingen van éen der Nederlandsche gewesten eene inter nationale bekrachtiging heeft gekregen, waardoor meer dere zekerheid aan die losmaking is gegeven. Al had de meerderheid onzer vergadering gewenscht, dat het stelsel van neutraliteit, dat voor een klein land als Nederland eene dringende behoefte is, geheel zuiver was bewaard gebleven, en dat Nederland niet had behoe ven toe te treden tot de collectieve garantie, zoo zijn wij bijna eenparig van oordeel, dat de tijdsomstandigheden in Mei 1867 zoodanig waren dat uwer majesteits regee ring wèl hoeft gedaan toe te treden, toen de wensch zich op het Londensch congres openbaarde, dat alle mogend heden, die het tractaat teekenden, zich daartoe zouden verbinden. Ten opzichte van het verband tusschen de verwerping van het derde hoofdstuk der staatsbegrooting in Novem ber 11. en de daarop gevolgde ontbinding zien velen een onafscheidelijk verband als tusschen oorzaak en gevolg zoodat zij, de gevolgen betreurende, die de laatste ont binding heeft gehad op de gemoederen des volks, de schuld van die gebeurtenis inzonderheid toeschrijven aan hen, die tot de verwerping hebben medegewerkt terwijl weder vele andere van meening zijn dat de ver werping van gemeld hoofdstuk geene strekking had om het regeeringsbeleid in de buitenlandsche zaken af te keuren en dat eene wijziging in het ministerie de nood zakelijkheid van eene herhaalde ontbinding had kunnen voorkomen. Wij hebben gemeend het oordeel over hetgeen gebeurd is aan het nageslacht te moeten overlaten. De toekomst vordert geheel onze belangstelling. Met die toekomst voor oogen moeten wij uwer majes teits aandacht vestigen op het bedenkelijk verschijnsel, dat onze vergadering in twee gedeelten van bijna gelijke sterkte verdeeld is. Zeer vele leden onzer vergadering zijn van oordeel, dat met de tegenwoordige raadslieden der kroon het zoo hoog noodig gemeen overleg kan plaats hebben. Zij zien in het goede regeeringsbeleid van buitenlandsche zaken een waarborg voor volgende tijden. Zij hopen van een krachtvol en bekwaam minister van justitie eene spoe dige behandeling van het wetboek van strafrecht en -strafvordering. Zij meenen, dat het overleg met zelfstan dige ministers voor de departementen van eeredienst de meest geleidelijke weg is om te komen tot eene volledige afscheiding van kerk en staat, waarna eerst de vraag zal kunnen beslist worden of later de departementen voor de eerediensten geheel zullen kunnen worden opgehe ven. Zij erkennen al het gewicht van een goede zorg voor 's lands financiën, maar zij zien geen redenen om aan den tegenwoordigen minister van financiën dat ver trouwen te ontzeggen, dat elk minister noodig heeft om een onpartijdig oordeel over zijne voordrachten te kunnen vinden. In den minister van binnenlandsche zaken waar deert een aanzienlijke meerderheid groote bekwaamheden en werkzamen ijver. Met dankbaarheid is de natie ver vuld voor de krachtige maatregelen, door hem genomen ter wering van de veepest, en met belangstelling zijn de gewichtige wetsontwerpen ontvangen, uit zijn departe ment afkomstig. De zaken des lands vorderen regeling en bestendiging, en zeer vele leden der vergadering zijn geneigd om over te gaan tot eene spoedige behandeling der voorgedragen begrootingswetten, die de voorloopige moeten vervangen. Zij wenschen met de ministers van oorlog en marine in overleg te treden. Voor het koloniaal beleid zijn vastheid van beginselen, kracht van regeeringsbeleid en helder doorzicht eerste vereischten. Zoo de tegenwoordige minister van koloniën van die vereischten nog niet heeft kunnen doen blijken, er bestaat geene reden om zijne voordrachten niette onderzoeken. Een zöer groot gedeelte der kamer meent daarentegen, dat de verantwoordelijke raadslieden van den troon zoo weinig bewijzen gegeven hebben van te willen bevorde ren het gemeen overleg en dat zij, die het besluit van ontbinding der tweede kamer aan uwe majesteit hebben voorgedragen, zoo weinig doorzicht hebben gehad in den i toestand van het vaderland, dat zij, na den uitslag der algemeene verkiezingen, die hun regeeringsbeleid niet hebben bekrachtigd, dat algemeene vertrouwen missen, dat raadslieden van den troon noodwendig moeten be-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 1