Pensioen verleend, ten bedrage van f 1800 's jaars, aan den eersten officier van gezondheid der le klasse (rang van kolonel) dr. M. Stein, dienstdoende bij het garnizoens-hospitaal te 's Gravenhage, onder dankbetui ging voor de vele en gewichtige diensten door hem ge durende zijne langdurige militaire loopbaan bij het leger bewezen; en ten bedrage van 1300 'sjaars aan den eersten officier van gezondheid der 2e ld. A. Mathijsen, van het garnizoens-hospitaal te Rrcda, met toekenning van den rang van eersten officier van gezondheid der le klasse. Bepaald dat zoo lang de inspecteur van den genees kundigen dienst J. J. Sas aan het hoofd van dien dienst geplaatst zal wezen, zijne betrekking geassimileerd zal zijn aan den rang van generaal-majoor. Benoemd bij het personeel van den geneeskundigen dienst der landmacht tot eersten officier van gezondheid der le klasse (rang van kolonel) do eerste officier van gezondheid der le klasse (rang van luitenant-kolonel) Gr. A. Baum; tot eersten officier van gezondheid der le klasse (rang van luitenant-kolonel) de eerste officier van gezondheid 2e klasse dr. J. H. van den Broek tot eersten officier van gezondheid der 2e klasse de officieren van gezondheid der le klasse dr. J. Smith en dr. J. H. C. Basting, allen van gemeld personeel. belastingen enz. Op verzoek eervol ontslag verleend aan den heer H. C. Verbeek, uit zijne betrekking van ontvanger der directe belastingen en accijnsen te Apel doorn, behoudens aanspraak op pensioen en is voorts benoemd tot ontvanger der directe belastingen en accijn sen te Apeldoorn, de heer mr. A. F. baron Sloet van Zwanenburgthans ontvanger derzelfde middelen tc Twello c. a. consulaten. Erkend en toegelaten de heeren T. W. Hepner, T. W. Bunge, L. de Groof, A. Bauer en I.. von Abercronrespectivelijk als consul-generaal van den Noord-Duitschen bond te Amsterdam, en als consuls van dien bond te Rotterdam, Vlissingen, Batavia en Macassar. Kerknieuws. Uit het in ons noramer van jl. Dinsdag medegedeelde drietal ter beroeping van een predikant bij (le Neder- duitsche hervormde gemeente te Haarlem, is beroepen de heer V. .1. Koningsberger, te Velp. Rechtzaken. Voor het provinciaal gerechtshof in Zeeland is heden de behandeling aangevangen van het rechtsgeding tegen Johannes van Damme, bijgenaamd de Dekker, oud 33 jaren, van beroep stroodekker, geboren te Boschkapellc, wonende tc Lamswaarde, gemeente Ilontenisse, thans gedetineerd alhier, als beschuldigd van 1. diefstal bij nacht in de aanhoorighcid van een be woond huis 2. strafbare poging tot het in brand steken van eeno bewoonde schuur, waarbij het to voorzien was dat daar door menschenlevens in gevaar konden gebracht worden 3. bedreiging bij naamlooze geschriften, om eigen dommen in brand tc steken, met bevel om eene som gelds op cene aangeduide plaats neder te loggenen 4. mondelinge voorwaardelijke bedreiging om cene schuur, welke bewoond was, in brand te steken. Het openbaar ministerie heeft 22 getuigen in deze zaak gedagvaard, waaronder 2 de heeren J.K.A.Orom- jongh en W. Swart, beide hoofdonderwijzers te Goes tevens als deskundigen. Op de vraag, van welke feiten van Damme zoo al beschuldigd wordt, zij het volgende beknopte resumé der tor terechtzitting voorgelezen acte van beschuldiging het antwoord. Omstreeks half 12 uren in den nacht van don 24 Ja nuari 1837 hoorden do landbouwer Albertus Buijs en zijne vrouw, onder Hontcnisse, tegen een der buitenluiken hunner woning kloppen. Man, vrouw en kinderen ston den op. Eerstgenoemde vroeg wie daar klopte en kreeg van een persoon, die hij aan zijne stem niet herkende, ten antwoord: „ik moet honderd gulden hebben, of anders steek ik uwe schuur in brand." De landbouwer antwoordde dat hij geen geld in huis had, doch dat hij bereid was brood en spek en eene maat graan te geven. Van buiten werd toen andermaal geroepen: „ik moet geld hebben; geef dan vijftig gulden." Toen ook deze eisch werd afgeslagen, vroeg de buitenstaande persoon twintig gulden en toen hem ook dit geweigerd werd, riep hij: „ga dan naar boven en zie door uw bovenlicht: dan zult gij zien dat ik uwe schuur in brand steek!" Buijs zeide al spoedig tot zijne vrouw: „ga met de kinderen naar boven, het is niet pluis; wij worden met brandstichting bedreigd." Toen zij boven waren riep hij haar toe: „maak zoo veel leven als ge kunt, want ze steken de schuur in brand." Buijs had namelijk vlam gezien. Toen hij de buitendeur zijner woning wilde openen bemerkte hij dat ze aan de buitenzijde was vast gemaakt, zoodat hij eerst na lang wringen in zijne pogin gen slagen kon. Buiten gekomen zag hij dat de deur met oen dik touw aan de kruk bevestigd en met een houten paal vastgemaakt was. Bij zijne schuur zag hij een langen boonstaak staan, van boven voorzien van een bosje lucifers, waarvan de koppen afgebrand waren. Tevens bemerkte hij dat de kluis waarin zijne knechts sliepen en welke een deel der schuur uitmaakt, evenzeer aan de buitenzijde met touwen en staken was vastge maakt, oven als de luiken zijner vensterramen aan de buitenzijde. Dezelfde ontdekking werd gedaan door zijn op het hulpgeschreeuw wakker geworden knecht Tv. Mangnus, alsmede door Pieter Uoosscn, welke laatste knecht is bij den landbouwer van Bouwel en die, door Mangnus geroepen zijnde met de mededeeling dat er onraad was, evenzeer bemerkte dat de ramen en deuren bij zij n meester vastgemaakt waren. Op het erf van Buijs was niemand te bespeurenslechts de sporen der voetstappen van éen persoon waren zicht baar. Men ontdekte echter spoedig dat een linnen zak met zes linnen beddelakens, welke op een zoldertje boven het karnhok te droogen hingen, verdwenen waren. Een tweetal weken later, den 9 Februari 18(17, vond Elisabeth Sophia Buijs, vrouw van F. IJsakker, op haar erf te Ilontenisse achter een hekje een brief, gewikkeld in een stuk stroopapier, aan het adres van haren broeder, den bovengenoemden land g"uwer A. Buijs. Zij gaf dien brief aan haren kostganger F. Schomets, die, na hem gelezen te hebben, verklaarde dat het een brandbrief was' gericht aan haren broeder A. Buijs en aan den land" bouwer Pieter Josephus van Bouwel. Daarop heeft zij den brief terstond aan haren broeder ter hand gesteld. Den 4 April daaraanvolgende vond Cornelia Ver- schuereu, wed. A. Kroes, landbouwster, des morgens te zes uren voor den drempel harer woning te Ilontenisse een lucifersdoosje, waarin zich een brandbrief bevond, gericht aan Buijs en van Bouwel; en den 27 April, des morgens te ongeveer vijf uren, eveneens voor hare woning een soortgelijken brief, gewikkeld in een stukje stroo papier. Beide brieven werden door haar aan den land bouwer Buijs overhandigd. Al do genoemde brieven hielden bedreiging van brand stichting in tegen de geadresseerden Buijs en van Bou wel, indien deze niet eene som gelds nederlegden in een op het einde van de Abeeledreef onder Ilontenisse ge legen putje. Kaar aanleiding van deze bedreigingen heeft de kanton rechter te Hulst, mr. J. W. A. Schneiders van Greyffens- werth, negen in het jaar 1848 geslagen rijksdaalders bij den zilversmid 8uzijn te Hulst doen merken, door op het randschrift „God zij met ons" twee punten boven elkan der te laten slaan. Van deze gemerkte stukken heeft hij vier aan Buijs en vier aan van Bouwel ter hand gesteld. Vervolgens heeft Buijs die acht rijksdaalders, in tegen woordigheid van den oudsten zoon van van Bouwel, in een blauw zakje gedaan en in het aangeduide putje neder- gelegd. Dit laatste werd toen bij afwisseling voortdurend bewaakt door de gemeente veldwachters to Ilontenisse J. Rademaker en A. J. Craemer, totdat laatstgenoemde den 8 Mei 1867 des avonds tusschen 8 en 9 uren zag, dat een manspersoon langs het kerkpad aankwam, bij het j putje even bukte en toen zijn weg vervolgde. Indien persoon herkende de veldwachter den beschuldigde, ter- j wijl hem voorts bij onderzoek bleek, dat de acht gemerkte rijksdaalders uit het putje verdwenen waren. 'Bij eene daarop onmiddellijk gevolgde huiszoeking i door den kantonrechter, bijgestaan door den brigade- kommandant der maréchaussée L. de Boer en den mare- j chaussée I. du Mez, werd bij den beschuldigde het zakje j met de acht rijksdaalders gevonden en in beslag genomen, even als de zes linnen beddelakens, welke in den nacht i van den 24 Januari te voren van het erf van Buijs waren ontvreemd. Voor den kantonrechter heeft de beschuldigde toen bekend, dat hij de drie voornoemde, hem vertoonde, brandbrieven geschreven en op 8 Februari, 3 en 26 April 1867 ter genoemde plaatsen gelegd heeft. Volgens het rapport der deskundigen moeten die brieven ook aan den beschuldigde toegekend worden. Evenzeer bekende hij toen het gebeurde in don nacht van 24 Januari. Een en ander heeft hij later in de voorloopige instructie her haald, er nog bijvoegende, dat hij opzettelijk de ramen en deuren van van Bouwel had dichtgemaakt, opdat deze aan zijn buurman Buijs geen lnilp zou kunnen verleenen j als li j, beschuldigde, daar geld ging vorderen. Behalve de genoemde feiten blijkt verder uit de acte van beschuldiging, dat Amelia Mangnus, dienstmeid bij den landbouwer F. van Voorde, te Stoppeldijk, den j 10 October 1866, 's morgens tusschen 8 en 9 uren, op j een paaltje op het erf van haren meester een stroopa- pieron zakje heeft gevonden, waarin zich een stukje' wit i papier bevond, hetwelk zij dadelijk aan haar meester ter hand stelde. Van Voorde gaf dit briefje waarin met brandstichting werd gedreigd indien hij niet 10 in een J hollen boom op korten afstand van zijne woning neder- j legde aan den brigadier-kommandantder marêchausseé J. Tegenbosch. Een viertal dagen later zag hij den bc- schuldigde langs den aangewezen boom gaan en, na een J oogenblik stilgestaan to hebben, zijne hand daarin ste- ken. Bedoeld briefje wordt door de deskundigen erkend als te zijn geschreven met de hand van den j beschuldigde. Den 4 Februari 1867 kwam do gequalificeerde klerk 1 bij hot postkantoor te Hulst J- M. Renooy des morgens te half 5 uren op genoemd kantoor, ten einde de brie venbus te lichten en het brievenpakket gereed te maken voor liet vertrek der eerste post naar Ncnzen. Geen 1 brieven vindende, vertrok hij te 5 uren na het vertrek 1 der post. Te half 7 uren kwam hij terug en lichtte ander maal de brievenbus vóór het vertrek der Hollandsehc posten. Toen vond hij daarin drie brieven, gericht aan het adres van J. Stallaert, te Grauw, J. Verbiest en G. Boogaert, te Lamswaarde. Daar deze brieven voor den klerk een zeer verdacht uiterlijk hadden, deelde hij - zijn wedervaren mede aan den postdirecteur K. de Lo- zanne, toen deze op het kantoor kwam, en gaf hem de bewuste brieven over. De directeur vermoedde terstond dat liet brandbrieven waren. Met zijne goedkeuring zijn 1 zij ten dienste der justitie in beslag genomen, waarna is gebleken dat zij werkelijk bedreiging van brandstichting j inhielden, bijaldien de geadresseerden niet eeno zekere som gelds (de eerste /MO, de tweede f 35 en de derde f 30) op de in do brieven aangeduide plaatsen nederlegden. Toen de beschuldigde in den morgen van den 9 Mei I door de gemeenteveldwachters te Hontcnisse A. J. Crae mer en J. Rademaker en den maréchaussée I. du Mez gevangen werd overgebracht, zou hij bekend hebben dat hij de clrie brandbrieven, welke in het begin van Februari te voren in de brievenbus te Hulst gevonden waren, in den vroegen morgen toon zelf in dc brievenbus had gestoken, onder bijvoeging „dat hot een heel eind loopens was van Lamswaarde naar Hulst." Verder zou hij, na het uiten der woorden: „ik zou te veel zeggen," niets meer hebben willen verklaren, j Bedoelde drie brieven worden door de twee deskundi gen erkend als tc zijn geschreven met de hand van den beschuldigde en aan dezen toegekend. In de zitting van heden zijn 17 getuigen gehoord, waarvan 12 verlof hebben gekregen om zich te verwij deren. Morgen ochtend te tien uren wordt het getuigen- i verhoor voortgezet. Gemengde berichten. 1 Karam, het bekende hoofd der Maronieten, bevindt zich thans te Brussel. Men weet dat hij den Libanon verlaten heeft op verzoek der Europeeschc gezanten, ten einde in die landstreek dc rust hersteld zou worden. Karam beklaagt zich echter zeer over de kwade trouw der Turksche regeering, welke de beloften niet is nage komen, door haar aan de Christenen van den Libanon 1 gedaan. De Oostenrijksche tweede kamer heeft het wets ontwerp der regcering tot afschaffing van den lijfsdwang aangenomen. De Homburgsche speelbank was jl. Zondag buiten- gewoon druk bezocht; het was de laatste maal dat het vergund was op Zondag te spelen. 1 Ter reede van Malta is do kanoneerboot Terrible aangekomen met eenige te Ephese en Rhodus gevonden oudbeden voor liet Britscbe museum, als ook met liet vermaarde monsterkanon, waarvan de Turken zich in de 15e eeuw, bij de belegering van Konstantinopel, hebben bediend; deze oudheid heeft de Porte aan Engeland afgestaan in ruil voor twee gegroefde kanonnen, naar het stelsel van Armstrong. Eene van de grootste fabrieken in Birmingham, waai de Chassepot-geweren voor het Fransche leger vervaar digd werden, is totaal afgebrand. De stichting voor de armen van Londen van den bekenden philanthroop Pcaliody heeft hot gewenschte doel bereikt. In do nieuw gebouwde huizen heerscht orde en reinheid; zij worden reeds door 1563 personen bewoond, en ondanks den matigen huurprijs is het oprichtings-kapitaal reeds met 20,000 p. st. vermeerderd en van 150,000 tot 170,000 p. st. geklommen. Uit Frankfort wordt aan het Handelsblad geschre ven dat koning Lodcwijk II van Beieren vooi ncmens is te Munchen een gedenkteeken te doen oprichten voor den dichter Göthe, in den stijl van dat van Schiller. De voorbereidende maatregelen zijn reeds getroffen. Te Manchester zijn de vorige week de twee Fenians Muilady en Thompson, wegens den aanval op den gevangeniswagen waarbij een politie-agent van het leven werd beroofd, ter dood veroordeeld. De protestantsche ij veraar Murpliy, die reeds op onderscheidene plaatsen in Engeland oneenigheden tus schen de protestanten en catholieken heeft teweeg ge bracht, bevindt zich thans te Rochdale, waar hij zijne tent deze prediker reist namelijk met eene tent wilde opslaan. Hij kon daar echtor geen plaats voor krijgen en heeft toen eigenmachtig buiten de stad eene plaats uitgekozen. De eigenaars der velden, waarop hij zich daar bevond, hebben echter de hulp derpolitie ingeroepen en met behulp van deze de tent, waaraan nog slechts het dak ontbrak, weder uit elkander geslagen. Eenige aan hangers van Mtirphy hebben toen eene meeting gehouden, om te protesteeren tegen deze schending van het recht van vrije vereeniging. Zij zijn daarop eene catholieke bijeenkomst in eene kerk gaan verstoren. Vóór de kerk is gevochten. Eindelijk is door eene afdeeling politie de rust hersteld. Verschillende Fransche dagbladen honden zich dezer dagen bezig met den uitslag der procedure tegen mevr. de wed. Texter cn hare twee medebeschuldigden, waarvan het einde, gelijk men weet, is geweest dat zij na eene preventieve hechtenis van acht maanden zijn vrijgesproken. Het publiek begint langzamerhand dan ook in te zien dat hetgeen lieden met den een geschiedt, morgen met een ander kan gebeuren, tegen wien men instrueert en blijft instrueeren, totdat de zaak eindelijk op (le openbare terechtzitting komt, de beschuldigden worden vrijgesproken en de justitie de deuren der ge vangenis opent met do eenvoudige verklaring: ik heb mij vergist. Ton opzichte der twee medebeschuldigden van mevrouw Texicr had het openbaar ministerie zelfs niet eens tot schuldigverklaring geconcludeerd. De procedure van Niort zal dan ook zegt een Franseh dagblad eene rijke bron voor lessen in de toekomst kunnen opleveren. Uit de laatst ontvangen Amerikaansclie berichten blijkt, dat nieuwe goudlagen zijn ontdekt in een gedeelte van liet Rotsgebergte en wel nabij Sweetwater in Dacotah, 50 mijlen van Omaha, op ongeveer 100 mijlen afstands van de lijn, welke de Union Pacific-spoorwcg zal door- loopen; in uitgestrektheid, rijkdom en gemakkelijkheid van bewerking zal deze Ontdekking, naar liet zich laat aanzien, alle vroegere overtreffen. Het dagblad van Titusville (Pensylvanié) deelt een uitvoerig bericht mede omtrent een ongehoorden diefstal die te Petroleum-Centre heeft plaats gehad. Eene bende gemaskerden, vier personen sterk, is op een avond

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 2