MIDDELBURGSCHE COURANT. r 50. Zaterdag 1868. 28 Maart. Editie van Vrijdag avond 8 uren. Middelburg 3? Klaart. In deze dagen van tijdelijke kalmte op parlementair gebied, die den storm heeft opgevolgd, kan liet niet nutte loos zijn eens zoo kort mogelijk de verhouding na te gaan die tusschen het tegenwoordig ministerie, met uitzonde ring van afwisselende ministers van koloniën, sedert zijn optreden, cn de tweede kamer bestaan heeft. Onze opgave zij ecne dorre opsomming van feiten. Den 27 September 1866 nam de tweede kamer met 39 tegen 32 stemmen de volgende motie aan „De kamer, de gedragslijn van het kabinet ten opzichte van de uit treding van den minister van koloniën, mr. P. Mijer, afkeurende, gaat over tot de orde van den dag."Eerste nederlaag. De ministers weken voor dat votum niet, maar gaven aan den koning den raad om do tweede kamer te ont binden. Den 10 October verscheen do bekende koninklijke proclamatie met nationale kleuren gedrukt: Den llden dier zelfde maand maakte het meerendeel der ministers gebruik van de opening van het kanaal door Zuid-Beve land om een uitstapje naar Middelburg te maken. Dit laatste vermelden wij slechts als en parenthese. De verkiezing van 30 October en de herstemming van 13 November brachten 29 van do 39 leden, die vóór de motie gestemd hadden, weder in de kamer, en de ver houding der nieuwe leden toonde duidelijk aan, dat het ministerie geen meerderheid hebben zou, en het doel der ontbinding mislukt was. Het werd lang onzeker geacht of de ministers dadelijk na deze mislukte proefneming hun ontslag zouden vra gen of een ontmoeting met de kamer afwachten. liet laatste bleek het geval te zullen zijn, door de verschijning van het koninklijk besluit volgens hetwelk de staten- generaal tegen den 19 November werden bijeengeroepen. De openingsrede bevatte de bekende vermaning die ieder zich nog herinnert: behartiging van 's lands belan gen, maar binnen de grenzen! De nieuwe tweede kamer toonde werkelijk neiging tot toenadering, meer dan door ons gewenscht werd die een protest tegen de beschuldiging van ongrondwettige in menging en machtsoverschrijding, ter voorkoming van met onwaarschijnlijke gevolgen cn als met de waardig heid der tweede kamer volkomen in overeenstemming, onvoorwaardelijk aanprezen. Niettegenstaande de toenadering van de zijde dei- kamer, bleef er echter spanning heerschen, en in den loop van het jaar ontwikkelden zich onderscheidene grieven tegen het beleid van den minister van buitenlandsche zaken, grieven die niet weinig vermeerderd werden na de bekende „onjuistheden" en eindelijk hare oplossing vonden in do afstemming, op 26 November 18(57, van de begrooting van buitenlandsche zaken met 38 tegen 36 stemmen. Tweede nederlaag. De ministers besloten thans gezamelijk hun ontslag in te dienen, maar waren toch niet ongezind bij niet aan neming aan het bestuur te blijven en ten tweeden male detweede kamer te ontbinden. Zij namen andermaal de verantwoording op zich van een daad, waarvan de minister van Zuvlcn zelf getuigd heeft: 8 „Wanneer nu oene regeering de zware verantwoorde lijkheid van dergelijk voorstel [tot ontbinding] op zich nemende en ieder zal erkennen dat die verantwoorde lijkheid in do daad groot is met het doen van zoo danig voorstel mistast, dan zou zij een groot constitu tioneel misdrijf hebben gepleegd en den naam, onder de staatslieden gerekend te worden, hebben verspeeld." En ook deze tweede poging was een mislukte. Dit was voor iedereen duidelijk onmiddellijk van den afloop der verkiezingen op 22 Januari en 4 Februari, behalve voor de ministers, die dit in de laatste weken in de tweede kamer bij herhaling nadrukkelijk ontkenden. Van die mislukking zou echter een bewijs geleverd worden door de aanneming van de motie-Blussé, van welker aanneming de regeering bij herhaling zeide een kalnnets-quaestie te maken, doch waaromtrent zij later, jnet een allerzonderlingste wending, geheel van gevoelen veranderde. De motie werd den 23 Maart met 39 tegen 34 stemmen aangenomen. Het was de derde nederlaag. Maar is deze laatste stemming dan werkelijk een nederlaag'? Wij zullen die vraag beantwoorden niet met onze eigene woorden, maar met die van een politicken tegenstander, de Bosch Kemper, die in de zitting van 24 dezer wij schrijven beide citaten letterlijk af naar het bijblad o.a. zeide: „Vraagt men nu wat de ministers na de aanneming der motie zouden moeten doen, dan geloof ik, al is het een onwettig, een dubbelzinnig besluit, dat de ministers hunne portefeuilles zouden moeten nederleggen. Ik ver meen, dat men daarin het voorbeeld moet volgen van Engeland. Onder de telegraphische berichten welke in de Staatscourant voorkomen, is er ook een uit Londen van den 22 Maart, waarin gemeld wordt, dat de heer Disraeli voornemens is hei pai lemen t te ontbinden, ingeval het ministerieten gevolge der motie van den heer Gladstone betreffende de staatskerk in Ierlandcenc nederlaag mocht lijden. Of ontbinden, óf de portefeuilles nederleggen, wanneer men bij eene belangrijke motie een nederlaag lijdt; dat is het constitutionele beginsel." j van der Linden, het met ronde woorden gezegd dat het i ministerie bij de kamer het noodige gezag miste, en heden heeft de Bosch Kemper herhaaldelijk te kennen gegeven dat er niets anders opzat dan dat het ministerie heenging. Maar, naar men zegt, komt morgen de bcgroo- ting in de afdeelingen. Zij blijven!!" „Ik beaam veel van hetgeen de heer Koorders met groote welsprekendheid heeft gezegd, maar ik kan mij toch volstrekt niet vereenigen met hetgeen hij in zijne laatste rede zeide, toen hij den ministers den raad gaf om zoo lang mogelijk aan te blijven. Wanneer de minis ters hier tegenwoordig waren, zou ik tot hen zeggen „Gaat, voor het belang des lands, voor uwe eigene eer, zoo spoedig heen als u op wettige, ordelijke wijze van de stemming dezer vergadering blijken zal." Wij koesteren eerbied voor elke vaste overtuiging, al staat zij ook tegen de onze lijnrecht over. Maar wanneer het ministerie, nadat drie kamers, waarvan twee op zijn verlangen en onder zijnen invloed gekozen zijn, zoo dui delijk hare afkeuring hebben uitgesproken, nadat het onmiskenbaar gebleken is dat de zoogewenschte en vol komen onmisbare samenwerking ook met deze derde kamer niet kan verkregen worden, aan de natie nog de meening wil opdringen dat zijn aanblijven met do belan gen van het vaderland overeenkomt, dan eiseht hot ongetwijfeld dat men hot gezond verstand al te veel ge weld zal aandoen. f Uit 'sGravcnhage schrijft men ons nog van 24 dezer: „De motie Blussé is aangenomen met 39 tegen 34. Men wil daaraan de klare beteekenis ontnomen door haar nietsbeteekenend te noemen. Eene onverschillige motie'? Eilieve zie eens naar hen die voor, en naar hen die tegenstemdenEr kan geen twijfel bestaan over de beteekenis. Maar de ministerieeleu houden zich goed. Zij doen denken aan een jongen die een klap, een ferme klap gekregen heeft en in een climax van ontkenning uitroept: het is niets, het doet geen zeer, het was mis. Ondertusschen let eens op zijn wang! „Heden is 't voorstel van de Bosch Kemper afgedaan. Deze motie van dezen aartsvijand van alle gemotiveerde moties om een gemotiveerd adres aan den koning aan te bieden is gevallen met 69 tegen 2 en den voorstel ler. Dat politieke hobby-liorse ligt verslagen. Het is voor den heer Kemper een harde pik Jaren lang ge- j schreven en gewreven, betoogd en geleerd te hebben dat moties ongrondwettig zijn, dat daarentegen „eerbiedige adressen" het probate eenige middel is, en nu van de theorie der binnenkamer gekomen in do praktijk der openbare tweede, kamer, door alle parlementaire mannen, vergrijsden in den strijd en jongelingen in het politieke leven, conservatieven en liberalen en anti-revolutionairen, verlaten te zijn, door allen, zelfs door zijn leerling Pijnappel; den man die naast hem op de bank zit; door allen, behalve door Kien en van Foreest. Dat is hard. Mocht Kemper den pil gelaten slikken, het zou ons ge noegen doen. „Nog een punt verdient opmerking. Volgens Kemper ligt het ongrondwettige van een gemotiveerde motie van orde niet daarin (lat de kamer haar oordeel uit spreekt 't zij goed of kwaad maar daarin dat dit bij motie geschiedt. Als 'tDij ecne verklaring ge daan wordt is de zaak gezond. Aan die kleinigheid heeft 'tdus gehaperd bij de motie Keuehenius die eene verkla ring inhield. Maar het verschil is zoo klein dat 13 pro fessoren er niets van hebben gemerkt. „Het ministerie verwijdert zich hoe langer hoe meer van de kamer, en wil bepaald dat de toenadering van écne zijde komt. „Het ministerie wil slim zijn tegenover de kamer, maar dat werkt verkeerd. -— Gisteren zeide de heer Heemskerk dat het ministerie aan het debat over de motie-Blussé geen deel zou nemen. Het wilde zich dus cfl'aceeren door te zwijgen. Heden was het geheel ge- ëffaceerd, want er kwam niemand in de kamer, de stoelen bleven ledig. Het maakt de klove daardoor grooter. i „Is het verlaten der stoelen een voorteeken van ver trekken? Het tegendeel schijnt te moeten worden ver- moed. Zij blijven! „Reeds hebben onderscheidenen die onder een ver denking kunnen liggen van een portefeuille te begeeren, i oude gedienden in het parlement, die eenvoudig bcoor- dcelcn wat de omstandigheden vorderen, Dullcrt, Storm, Voor hoofdstuk III (buitenlandsche zaken) der staats- begrooting is geen voorloopig verslag, maar direct een eindverslag opgemaakt. Dit verslag is dadelijk inge.- zonden. Uit Vlissingen schrijft men ons: „Met de ontruiming der vesting is weder op nieuw een aanvang gemaakt. Waarschijnlijk zal nog voor den zomer het overtollige artillerie-materieel verzonden zijn." De Staatscourant van Woensdag bevat het koninklijk besluit van den 16 dezer tot aanvulling van het bij konink lijk besluit van 31 Januari 1866 (Staatsblad no. 7) vast gesteld reglement tot uitvoering der wet, houdende regeling van het beheer en de verantwoording van de vernieuwingsfondsen der staatsspoorwegen. In de Staatscourant van gisteren is opgenomen het koninklijk besluit van den 28 Februari jl., bepalende de plaatsing in het Staatsblad van het tusschen Nederland en Zweden den 11 Januari te voren te 's Gravenhage gesloten postverdrag, waarvan de tekst tevens in dat nommer der Staatscourant wordt medegedeeld. De overgroote meerderheid der leden in alle afdee lingen der tweede kamer is van oordeel dat het onnoo- dig was bij de wet aan den gouverneur-generaal van Nederlandsch Indië de bevoegdheid te schenken tot het nemen van maatregelen tot wering van besmettelijke veeziekten. De inhoud van het wetsontwerp tot afschaffing van de judicieele boeten en schadeloosstellingen werd vrij alge- i meen in de afdeelingen der tweede kamer goedgekeurd. Men wensclite van den minister van justitie zijne inzichten te vernemen omtrent de uitvoering der nieuwe wet op de j rechterlijke organisatie. De kiesvereeniging' Fivelingo heeft voor het lidmaat- i schap van de tweede kamer der staten-generaal in het hoofdkiesdistrict Appingadam tot len candidaat gekozen mr. E. van Loon en tot 2en candidaat mr. D. de Kuiter j Zylker. i Bij beschikking van den minister van binnenlandsche i zaken, zijn bevorderd tot opzichter van den waterstaat le klasse, J. Verdoorn Bz., thans opzichter 2e klasse; tot opzichter 2e klasse, J. A. F. Claeys, C. J. Michaëlis en H. W. L. Docters van Leeuwen, thans opzichters 3e' klasse; tot opzichter 3e klasse, T. J. van As, J. E. Die den en J. C. Mann, thans opzichters 4e klasse; na vooraf gaand vergelijkend onderzoek benoemd tot opzichter 4e klasse, C. J. van Sluis, M. Couvee D.Jzn. en J. llaringx. De groothertog van Luxemburg heeft den heer M. J. II, van Lier, kanselier van de Nederlandsclie legatie te Parijs, benoemd tot officier der orde van de Eikenkroon. Eergisteren is aan de Utrechtsche lioogesehool, na verdediging van stellingen, tot doctor in de rechten bevorderd de heer P. J. F. Rethaan Macaré, geboren te Middelburg. Benoemingen en besluiten. .ridderorden. Vergunning verleendaan mr. Jac.Wert- heim, advocaat te Amsterdam, tot het aannemen en dra gen der versierselen van ridder der orde van de Heiligen Mauritius en Lazarus, hem door Z. M. den koning van Italië geschonken. eeketëkkënen. Als blijk van 's konings goedkeuring en tevredenheid verleend de bronzen medaille en een loffelijk getuigschrift aan N. Hoegee, rijks-hulpbaken- j meester te Vreeswijk, wegens het met levensgevaar j redden van twee drenkelingen uit de rivier bij Lexmond i op 28 Februari jl. posterijen. Benoemd tot directeur van het postkan- I toor te Sas van Gent, de heer C. J. Koppen, thans geagre- j eerd klerk op het postkantoor te Woudrichem. leger. Op non-activiteit gesteld, in afwachting dat omtrent hem nader zal worden beschikt, de 2e luitenant E. Thesingh, van het 2c regiment vesting-artillerie. Op verzoek eervol ontslag uit den militairen dienst i verleend aan den le luitenant II. J. J. Kuilenborg, van i het 3e regiment infanterie.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 1