MIDDELRURGSCHE
COURANT.
N°' 49.
Donderdag
1868.
26 Maart.
öinncnlanö.
Editie van Woensdag avond 8 uren.
O P lt O E J' 11\
Do Commissaris des Konings in de provincie Zeeland,
verwittigt hen die ter benoeming als werkbaas bij
de calamiteuse polders in deze provincie ver
langen in aanmerking te komen, dat zij zich daartoe
schriftelijk en op gezegeld papier binnen veertien dagen
na de dagteekening dezer bij hem behooren aan te mel
den, niet overlegging van hun geboorte-extract, ten blijke
dat zij niet jonger dan 23 jaren en niet ouder dan 40 jaren
zijn, alsmede van het bewijs dat zij Nederlander zijn.
Aan hen die deze vereischten bezitten zal vervolgens
tijd en plaats worden opgegeven voor een vergelijkend
onderzoek hunner geschiktheid.
Dat onderzoek zal inzonderheid loopen over schrijven
en rekenen, over de geschiktheid tot het zelf verrichten
der verschillende soorten van dijkwerk, over de kennis
van dijksmatcrialcn en over die der inrigting en werking
van zeesluizen.
Middelburg, den 20 Maart 1868.
De commissaris des konings voornoemd,
R W. VAN LIJNDEN.
Middelburg 25 Maart.
Het voorstel door den heer de Bosch Kemper in de
tweede kamer gedaan, om een adres te richten tot Z. M.
den koning is gelijk aan de geabonneerden op het
Bulletin onmiddellijk na de beslissing is medegedeeld
in de zitting van gisteren met 69 tegen 3 stemmen ver
worpen.
Het verslag van het verhandelde in de lieden namid
dag gehouden zitting van den gemeenteraad alhier is in
dit Hommer opgenomen.
Uit den Haag schrijft men ons onder dagteekening
van 24 dezer:
„Het is zeer natuurlijk dat men, nadat de motie Blussé
is aangeno nen, begint te vragenwat zalnuhetministerie
doen, wat voert het in zijn schild? Blijven zitten, is het
antwoord van hen die, nadat het ministerie vóór de stem
ming over de motie de kabihetsquaestie heeft geécarteerd,
nadat zij meer dan éen lid van dat ministerie de wonder
lijkste theoriën van constitutioneel staatsrecht hebben
hooren verkondigen, nadat zij getuigen zijn geweest van
ue inconscqucntiën der ministèrieele kamerleden bij de
discussie en de stemming over hot rapport betrekkelijk de
jongst overgelegde diplomatieke bescheiden, - - besloten
hebben zich o ver niets meer te verbazen.Heengaan,beweren
enkelen, die zich geen denkbeeld kunnen maken van
zulk eene stoelvastheid quand me me, en die mcenen dat
de kracht der kleefpleisters uit de nationale apotheek
men kent de plaat in den Ned. Spectator van jl. Zater-
"a£ toch niet tegen alles bestand zal zijn.
„Maar niemand die het met zekerheid weet, of maar
met eenigen grond kan gissen wat ons de naaste toekomst
brengen zal. Zelfs bij de vrienden van het ministerie, zelfs
bij diegenen onder hen, die goed ingelicht plegen te zijn,
heerscht twijfel; twijfel aan hetgeen het ministerie zal
doen of zou behooren te doen. Vandaar dan ook het merk
waardige verschijnsel dat het voorstel van den heer de
Bosch Kemper om een eerbiedig adres aan den koning
te richten, waarin, op grond dat de partijen in de kamer
elkander opwegen, Z. M. zou verzocht worden nieuwe
ministers te benoemen, slecht s drie stemmen heeft kunnen
verwerven.
tiiflwcns> daargelaten nu de wenschelijklieid of de
de van zu"1 een iU^res: wijze waarop het door
te n.i'VOoi^el'er werd aanbevolen, was genoeg om het
denzoiri It(ieren- Het Saat tocl' niet aan °m, bijna in
schrift -n at'cnb de raadslieden der kroon een getuig-
tooo-p liUt te r°iken van vlijt en goed gedrag, en te be-
'5 '}®t toc-h eigenlijk maar beter zon zijn als zij
i gingen. Overigens hebben die drie stemmen eenige
beteeken is. Verbeeld Foreest die nog pas een lintje
kieeg, Kien, die verstoktste aller conservatieven, die den
koning i ei zoeken dit ministerie te ontslaan! En de
Bosch Kempei zelf, do man, die in vollen ernst (en
ter goeder trouw, zooals wij gaarne aannemen) do vrees
heeft te kennen gegeven dat zich, onder den indruk
zijner overtuigende redevoeringen, eene Kcmperiaan-
sche partij in en buiten (le kamer zou vormen, eene vrees
die natuurlijk zeer is versterkt door de adressen van ad-
haesie, welke hem worden toegezonden, de Bosch
Kemper moet nu wel tot de, overtuiging gekomen zijn
dat hij vooreerst, in de kamer althans, nog'geen gevaar
loopt van rnahjré lui tot partijhoofd te worden geprocla
meerd.
„Intusschen wordt morgen een begin gemaakt met het
onderzoek in de sectiën der verschillende hoofdstukken
van de begrooting voor 1868. Men verwacht dat het
onderzoek spoedig zal afge'.oopen zijn, daar de meerder
heid niet gezind is in breede gedachtenwisseling te tre
den over de posten dier begrooting, met een kabinet,
aan welks levensduur zij niet gelooven kan of wil. Ver
moedelijk zal er in de stukken, die nog over de begroo
ting tusschen regeering en kamer gewisseld moeten
worden, van de zijde der laatste een krachtig protest
uitgaan tegen de extra-constitutioneele gehechtheid
aan de ministerieele portefeuille van het thans moreel
en materieel onmogelijk geworden kabinet.
„De uitspraak der commissie van onderzoek der be
kende quaestie tusschen den heer Sijthoff te Leiden en
den hoofdredacteur van het Haagsche dagblad is ge
vallen. Zij is zeer breedvoerig gemotiveerd en luidt ten
slotte aldus:
„dat overtuigend is gebleken dat in December 1866
(niet in Januari 1867 zooals mede in de vraag was ge
steld) herhaaldelijk aan den hoofdredacteur van liet
Dagbl. v. Zuid-Holl. en 'sGravenh., den heer Iz. I. Lion,
te 's Gravenhage, op naam van den uitgever van het
Leidschedagblad, den heer A. W. Sijthoff te Leiden, is
aangeboden eene som van honderd duizend gulden, die
hem tegen onderteckening van eene behoorlijke acte van
verbintenis zoude worden uitbetaald, onder de eenige
voorwaarde voortaan een rustig loven te gaan leiden en
alzoo voor het vervolg geen redacteur of medewerker
van eenig dagblad in Nederland te zijn
„dat echter niet overtuigend is gebleken, dat deze
aanbiedingen aan den heer Lion zijn gedaan op last,
immers met voorkennis en goedvinden van den heer
Sijthoff;
„dat de heer Lion deze aanbiedingen, na daarover de
onderhandeling eenigen tijd te hebben gaande gehouden
zonder eenige bedoeling om ze aan te nemen, van de
hand heeft gewezen;
„dat deze uitspraak door de zorg der commissie zal
worden gepubliceerd in de Haarlemmer courant, en dat
de kosten dier publicatie zullen worden gedragen door
beide partijen, ieder voor de helft.""
Tot lid van den gemeenteraad van Waarde is be
noemd de heer M. Geleedtst, in de plaats van den
heer A. Roggeband, die voor het lidmaatschap heeft
bedankt.
De rechtsgeleerde faculteit te Utrecht heeft besloten
voortaan toe te laten, dat de theses over het Romeinsch-
en pandectenrecht in het Nederlandseh gesteld en ver
dedigd worden. Hiermede is het laatste overblijfsel van
het gebruik der Latijnsche taal bij de colleges en examina
in de rechten verdwenen.
Benoemingen en hesluKcn.
leger. Verleend de titulaire rang van len luitenant
aan den 2en luitenant-magazijnmeester der artillerie bij
de landmacht in West-Indië J. Dammers.
consulaten. Benoemd tot Nederlandseh consul te
Mülhausen voor het Fransche departement van den
Boven-Rijn, de heer E. Koechlin.
Kerknieuws.
De stemgerechtigde leden der remonstrantsch her
vormde gemeente te Amsterdam, hebben tot predikant
beroepen den heer J. H- de Ridder, predikant te
's Gravenhage.
Onderwijs.
Bij beschikking van den minister van koloniën, van
den 20 dezer, is de lieer mr. A. F. lleyligers gesteld ter
beschikking van den gouverneur-generaal van Neder
landseh Indië, om te worden geplaatst als leeraar in de
staats-wetenschappen aan het gymnasium Willem UI te
Batavia.
Marine en leger.
Het schroefstóoinschip de Amstol, liggende te ITelle-
voetsluis, wordt den 1 April a. in dienst gesteld, met
bestemming naar de Kust van Guinea, onder bevel van
den luitenant ter zee le klasse J. B. Everwijn.
Voorts worden met dien datum op dat stoomschip ge
plaatst de luitenants ter zee 2c klasse P. Wittop Koning,
P. J. Kaal, J. C. A. Wissel, de officier van gezondheid
3e klasse C. Pothoven, en dc officier van administratie
j 3e klasse H. Kits van Heyningen.
Cc mengde berichten.
Bij den brand te Genemuiden heeft liet. volgende
plaats gehad. Toen in den nacht van 11 op 12 dezer de
vlammen op het hevigst woedden, werd een huis, dat aan
den waterkant stond, onverwachts aangetast. De bewo
ner van dat huis was afwezig, de vrouw met haren zuige
ling van omstreeks 8 weken alleen. Van de ligging harer
woning gebruik makende, gaf de vrouw, behalve eenige
goederen, in haast bij elkander gegrepen, ook haar kind,
zorgvuldig in doeken gewonden, in bewaring aan een
schipper,die met zijn vaartuig in dc nabijheid lag. De vrouw
van den eersten schrik bekomen zijnde, vroeg den schipper
om haar kind, dat deze echter zeide niet ontvangen te
hebben, wijzende tot overtuiging op de goederen, die hij
voor haar in bewaring genomen had, waarbij zich dan
ook schijnbaar het kind niet bevond. Na verloop van
eenigen tijd begon een ander huis te branden, ook in de
nabijheid van de ligplaats des schippers, die hetgeen
daaruit te redden was mede in bewaring nam. Bij die
gelegenheid wilde hij de eerst ontvangen goederen wat
dichter hij elkaar leggen en kreeg toen het ingepakte
kind in handen. Het gerucht daarvan verspreidde zich
alras en kwam der wanhopende moeder ter oore, die nu,
hoewel zij als zoo vele anderen hare goederen verloor,
toch gelukkig en rijk was.
Een gedeelte der Zigeuners of wil men liever eenige
Hongaarsche zwervelingen, hebben ook te Deventer, even
als te Zwolle, hunne tenten opgeslagen. Hunne eerste
kampplaats bij Deventer hebben zij echter op verzoek
der politie spoedig verlaten, daar deze ten hunnen
gerieve eene meer afgezonderde open vlakte had be
schikbaar gesteld, waar zij gevrijwaard waren voor
mogelijke onaangenaamheden, die de spoedig saamge-
stroomde nieuwsgierige menigte hun mocht aandoen.
Zij zeiven schenen evenwel in dien maatregel minder
genoegen te vinden, daar zij blijkbaar den'bekenden
mededeelzamen aard der Nederlanders zéér op prijs stel
len. Inmiddels ziet men bijna de gansche stad ter bede
vaart opgaan naar deze horde van heidens. Hunne
nomadische levenswijze, die echter niet idyllisch kan
genoemd worden, en hunne zonderlinge tooi trekken
algemeen de aandacht, doch over het algemeen schijnt
men minder gesteld op deze vreemde reizigers, die zeker
niet met een wetenschappelijk doel ons land komen
bezoeken.
In de laatstverloopcn dagen werd van wege de
politie te 's Hage een 25tal honden opgevangen, wier
eigenaars nog niet aan de belasting hadden voldaan.
Eenige dezer dieren werden door hunne respectieve eige
naren, op vertoon van quitantie en belastingmerk, uit
hunne preventieve gevangenschap verlost, doch de mees
ten hunner hebben hunne vrijheid te danken aan het
bestuur en de leden van de Vereeniging tot bescherming
der dieren, terwijl Maandag morgen het laatste vijftal,
voor wie door mevrouw v. Mde belasting was betaald,
hunne vrijheid bekwamen.
Uit Abyssinië is van den 8 dezer bericht dat het
Engelsche leger op 20 mijlen ten noorden van Ashangi
is aangekomen. Koning Theodorus is Tulanta binnen
getrokken. Hij is voornemens stag te leveren aan de
Engelschen.
Te Toulon is eenige dagen geledon de veeartsenij-
kundige kweekschool ontbonden. De aanleiding daartoe
heeft in verzet van de zijde der kweekclingen tegen het
reglement der inrichting bestaaneen verzet, oorspron
kelijk, naar liet schijnt, uitgelokt door wrevel tegen een
der superieuren. Nadat de jongelieden Zondag jl. gewei
gerd hadden om aan liet Vornine saloum deel te nemen,
had men lam den volgenden dag wederkeerig het genot
ontzegd der vacantie, die ter gelegenheid van den ver
jaardag van den keizerlijken prins aan al de kweekelin-
gen der staatsscholen toegestaan werd. Ver het meeren-
deel der leerlingen had zich echter aan dit verbod niet
gestoord en toch vrij-af genomen, waarop onmiddellijk
de ontbinding gevolgd was.
S<aten-gcn«-mal.
TWliEllE KAMER.
Zitting van. Maandag 23 Maart. Discussie motie-Blussé.
aiuigenomeuvoorstel de Bosch Kemper, adres aan den
koning.
De beraadslagingen over de motie-Blussé worden
voortgezet en ten einde gebracht. De motie luidt: „De
kamer, gehoord de inlichtingen der regeering, is van
oordeel dat geen landsbelang de jongste ontbinding der
kamer vorderde en gaat over tot de orde van den dag."
De heer Blussé opende het debat met eene wederleg
ging der bezwaren tegen zijne motie ingebracht. In de
eerste plaats verdedigde hij degrondwettighcid dermotie,
zich beroepende op liet recht van interpellatie, aan dc