MIDDELBURGSCHE
COURANT.
r 48.
Dinsdag
1868.
24 Maart.
Editie van Maandag avond 8 uren.
Middelburg 23 Maart.
1D(: 'notlc"B3'lsfi«luidende„De kamer gehoord de
inlichtingen der ministers, is van oordeel dat geen lands
belang de ontbinding der tweede kamer vorderde, en
sluit de beraadslagingen" is heden door de tweede
kamer met 39 tegen 34 stemmen aangenomen. Tegen
stemden de lieeren Hoffmann, Nierstrasz,Pijnappel, Insin-
ger, W. van Goltstein, J. K. van Goltstein, van Wasse-
naer Catwijck, van der Does de Willebois, van Foreest,
de Bosch Kemper, de Brauw, van Hardenbroek van Look
horst, Gel ken, Verheijen, Simons, van Zinnicq Bergmann,
Koemissen, Kien, Smitz, van Voorthuijzen, de Casembroot,
van Nispen van Sevenaer, Borret, Koorders, Begram, van
Naamen van Eemnes, van Sijpensteyn, Saaymans Vader,
van ''cr Hucht, Taets van Amerongen, Kalft',
Haffmans en de voorzitter.
De minister van binnenlandsche zaken had vooraf ver
klaard dat de regeering aan de verdere behandeling der
motie-Blussé geen deel zon nemen, daar zij de kabinets-
quaestie vervallen'acht, omdat de oppositie niet geneigd
schijnt te zijn een afkeurend oordeel over het biliten-
landsch beleid uit te lokken.
De heer do Bosch Kemper heeft voorgesteld dat de
kamer alsnu een adres aan den koning zal richten. Daar
over zal morgen worden beraadslaagd.
De gemeenteraad alhier zal op Woensdag a., des namid
dags te twee uren, eene openbare zitting houden ter
behandeling van de volgende stukken: vaststelling
kohier plaatselijke directe belasting 1868 en beschikking
reclamatiën; voordracht burgemeester en wethouders
verlenging van huurcontracten; idem verkoop van ge
meentegrond aan den Nieuwlandschen weg: aangehou
den stukken.
De anti revolutionaire kiezersvereeniging „Gerech
tigheid verhoogt een volk" heeft voor de op 31 dezer te
houden verkiezing van een lid voor de tweede kamer
der staten-generaal in het hoofdkiesdistrict Appingadam
den hoogleeraar mr. B. J. Gratama, te Groningen, tot
candidaat gekozen.
Aan de Utrechtsche hoogeschool werden eergisteren
bevorderd tot doctor in de beide rechten de lieeren
W. L. van Voorst Vader, geboren te Goes, en P. A. J.
Bouvin, geboren te Oosterland, bij Zierikzee, beiden na
het verdedigen van stellingen.
Uit het door het departement van financiën openbaar
gemaakt overzicht van de opbrengst der middelen over
cie maand Februari jl. blijkt onder anderen, dat de rijks-
telegrafen in Februari van dit jaar reeds f 557.351 meer
hebben opgebracht dan in dezelfde maand van het vorige
jaar niettegenstaande het tarief van 50 tot 30 cent per
enkelvoudig bericht is verlaagd.
Bij beschikking van den minister van binnenlandsche
zaken is, met ingang van 1 Juli a., aan den opzichter
van den waterstaat lc klasse A. J. Soeteman, op zijn
veizoek, en aan de opzichters 2e klasse P. Groenen en
Kaptijn Jz. eervol ontslag verleend.
Uit Rotterdam schrijft men ons:
„In den loop der laatste week is het verslag verschenen
van de drie zittingen, die onze gemeenteraad gewijd
heett aan de discussie over het voorstel de Bruijn, volgens
?yk „het gebruik maken van de bijzondere armen
scholen en bewaarscholen voor armen die van de gemeente
onderstand genieten wordt toegestaan onder voorwaarde,
on vfit'! burgerlijk armbestuur een behoorlijk toezicht
In tj 'lw schoolgaan der kinderen verzekerd worde."
onenltterdam was tot n°S toe het schoolgaan op de
hPfWiu scho°l voor do kinderen der door de gemeente
van het 1iVerpliclltcnd; en zal dat ook blijven tengevolge
vm 1,»; n 13 dezer maand genomen besluit, in spijt
vroecp -en,i andere steden, als Amsterdam en 's Hage,
sloten hebben e'^e quaest'e in tegengestelden zin be-
vei slag der drie zittingen zou, met gewone letters,
in gewoon octavo-formaat, gedrukt, een boekdeeltje
vormenen, t moet gezegd zijn, een niet onbelangrijk
boekdeeltje. Somtijds wel gevoelde men bij de discussiën
van onze patres conscripti de vraag opkomen, of de uitge-
bieidheid, waarmede hier ter stede verslag gegeven wordt
van hunne beraadslagingen meer gevolg dan wel oorzaak
is van hun breedsprakigheid of liever veelsprekerij doch
bij deze gelegenheid kan men aan de gevoerde debatten
voor t grootste gedeelte grondigheid niet ontzeggen.
De burgemeester had 0. a. adviezen ingewonnen hij de
heeren Thorbecke en Geertsema, en die adviezen aan de
leden ter lezing gegeven. De heer Pincoft's had de
heeren prof. Buys en Goudsmit geraadpleegd en ook
den heer mr. Boissevain. Armbestuur en schoolcommissie
van Rotterdam hadden reeds vroeger hun adviezen
ingediend. Tengevolge van- buitengewone omstandig
heden, den voorsteller betreffende, had een langdurig
uitstel der discussie aan de dagbladen gelegenheid
gegeven de zaak uitvoerig te behandelen, en aan de
leden van den raad om de zaak grondig te onderzoeken.
Eene gelegenheid die niet ongebruikt gelaten is. Er
zijn folianten ter tafel gekomen, verslagen over het
armwezen, oude bijbladen, memoriën van toelichting.
Donker Curtius is geciteerd, ni plus ni moins dan de heer
de Bosch Kemper het in de tweede kamer doet. Inderdaad
gelooven wij, dat over dit punt der schoolquaestie na den
driedaagschen veldslag in den Rotterdamschen gemeen
teraad, niet veel meer te zeggen valt. E11 mocht de quaestie
in een anderen gemeenteraad nog eens voorkomen, wij
zoudea dan in bedenking willen geven om, in stede van
zelf te debatteeren, het officieel verslag van de hande
lingen van den Rotterdamschen raad voor te lezen, éene
vergadering lang, twee vergaderingen lang, zóólang tot
dat een motie van orde de mise aux voi.v eisehen zou.
„Merkwaardig is het, dat de lezing van het verslaghoe
meer men liet einde nadert, des te meer de verwachting
doet ontstaan, dat de door den heer de Bruijn voorge
stelde bepaling zou aangenomen worden. Ziehier op wat
wijze. De quaestie, gelijk zij zich in het debat voordeed,
was ongeveer deze: onze wetgeving- erkent op vele
punten de bijzondere scholen als voldoende, gelijk zij
het bijzonder onderwijs dan ook niet geheel aan zich
zelf overlaat. Ter andcre zijde echter subsidieert noch
geeft de staat eenig ander onderwijs, dan 'tgeen onder
den naam van openbaar onderwijs bekend is. Nu argu
menteerden do meeste sprekers, in overeenstemming
met de meeste adviezen, dat, daar onze wetgeving bij
zonder onderwijs erkent, de Rotterdamsche verordening
op 't armbestuur in strijd zou handelen met onze wetge
ving zoo zij dat onderwijs niet voor voldoend onderwijs
erkende. Anderen echter beweerden, dat daar de staat,
zoo hij onderwijs geeft of subsidieert, alleen openbaar
onderwijs voldoende rekent, ook de gemeente, zoo zij tot
onderwijs verplicht, alleen openbaar onderwijs voldoende
mag of moet achten. De vraag was dus slechts, daar onze
wetgeving een soort van middelstandplint tegenover het
bijzonder onderwijs inneemt, of men op de rechtsche of
linksche bepalingen in onze wetgeving wil drukken.
Immers de bepaling der armenwet, dat de gemeente
voorwaarden mag verhinden aan de bedeeling, mits zij
niet met de wet strijde, maakte van de geheele quaestie
eene quaestie de jure constituto al kwam ook sterk nog
van practische zijde het punt ter sprake, in hoeverre de
diaconiën van de vrijheid van onderwijs, zonder bedee
ling te geven, misbruik zouden makeneen bedenking,
die zeker bij de stemming veel gewicht in de schaal
gelegd heeft.
„De voorstanders van vrijheid van bijzonder onderwijs
voor kinderen van stadsbedeelden, waren schijnbaar in
de discussie de sterkste. Doch zij zijn eenigszins aan
overmaat van gezondheid overleden, 0111 'tzoo eens te
noemen. De heer Thorbecke had namelijk in zijn advies
aan den burgemeester de gunstige opmerking gemaakt,
dat eigenlijk in de armenwet geen plaats was voor de
bepaling volgens welke de gemeentebesturen voorwaar
den mogen verbinden aan het verleenen van onderstand.
Diezelfde armenwet toch verbiedt aan de gemeente
besturen het geven van onderstand zoolang er nog geen
onvermijdelijke noodzakelijkheid bestaat. E11, is eenmaal
een zaak onvermijdelijk, dan kan toch wel geen
sprake meer zijn van voorwaarden. Thorbecke meende
dan ook, dat zelfs zonder de bevoegdheid tot het
veplicht stellen van openbaar onderwijs te ontkennen,
men beter zou doen met geen dwang te gebruiken, doch
zich tot aansporing en bevordering van 't schoolbezoek
te bepalen. Daarmee 1111 werd zelfs de dwang tot school
gaan in het algemeen, zonder onderscheid van openbaar
of bijzonder onderwijs, quaestieus gesteld. En toen nu
in een citaat uit een memorie van beantwoording be
treffende art. 33 der schoolwet, in het begin der dis
cussie door een der leden aangehaald, ter zake van de
erkenning der bijzondere school als voldoende door do
wet, later in dc discussie tevens gevonden werd dc
bepaling, dat de zorg der gemeentebeturen voor vol
doend onderwijs zonder allen dwang moest plaats
hebben; dat zelfs op die voorwaarde alleen het art. 33
betreffende het onderwijs in de wet was opgenomen
toen verscheiden leden er op aandrongen, dat het weige
ren van bedeeling voor hen, wier kinderen nergens j
schoolgaan, ook dwang is, en dat dus ook de schoolplich
tigheid in het algemeen zelfs strijdig is met de wet; toen
daarop eerst de quaestie werd gesteld: zal de verordening
zoo veranderd worden, dat daarin alleen van „raad en
aansporing tot schoolbezoek" zal sprake zijnen toen dit
met 21 van de 36 stemmen verworpen was, toen had ook
het bezwaar van on wettigh eid tegen de verdere beperking
van de onderwijsvrijheid veel van zijn gewicht verloren,
en was het voorstel de Bruijn tot een halven maatregel
gestempeld, door de aanneming waarvan men toch niet
geheel en règle zou komen met alle eisehen der wetge
ving; en 't werd dan ook verworpen met een meerderheid
welke nog 3 stemmen grooter was, dan die het meer
radicale amendement tot geheele loslating der school
plichtigheid had afgekeurd.
„Tot rechte schatting van het weinig practische ge
wicht der quaestie zij opgemerkt, dat in de discussie is
gebleken, dat van de 1400 leerlingen der stads-armscho-
1 en, slechts 130 kinderen van bedeelden zijn; dat, toen
in 1863 te 's Hage de verandering gemaakt is, welke nu
hier door den heer de Bruijn werd voorgestaan, slechts 5
kinderen van de openbare school naar bijzondere scholen
zijn overgegaan. In andere plaatsen was dat getal der
overgangen nog kleiner.
„Tevens mag herinnerd worden dat in 1855 alhier reeds
eenmaal vergeefs een 'poging is gedaan tot wegneming
der ook nu weder gehandhaafde bepaling. Toen echter
onder dezen vorm, dat men voor de diaconiën het recht
vindiceeren wilde om onderwijs te geven zonder bedee
ling. Aldus gesteld, gaf de vraag nog meer aanleiding
dan thans, om te vreezen, dat door daarin te bewilligen
men de bekende zucht van vele diaconiën om de armen
naar de gemeente te verwijzen zou in dc hand werken.''
Benoemingen en besluiten.
posterijen. Op verzoek eervol ontslag verleend aan
A. Brox te Breda, uit zijne betrekking van surnumerair
der posterijen.
belastingen enz. Op verzoek eervol ontslag verleend
aan den heer D. J.den Beer Poortugael, als ontvanger der
directe belastingen en accijnsen te Nylandt, behoudens
aanspraak op pensioen, en'aan den heer IJ. W. Bolman
uit dezelfde betrekking te Heegc.a., behoudens aanspraak
op pensioen, met dankbetuiging voor de diensten door
hem gedurende ruim vijftig jaren den lande bewezen.
leger. Benoemd bij het wapen der infanteriebij het
le regiment, tot majoor de kapiteins le kl. P.M. Netscher
en F. A. H. Tergau, eerstgemelde van het regement gre
nadiers en jagers en laatstgemelde adjudant bij het korps;
tot kapitein 3e kl. (naar ouderdom van rang) do le luite
nant-adjudant J. H. Verschoor, van het 5e reg. en de
le luitenant F. Le Maire Knotzer, van het reg. grenadiers
en jagersbij het 6e reg., tot kapitein 3e kl. (naar ouder
dom van rang) de le luitenant, F. C. P. Donnedieu, van
den staf van het wapen, werkzaam bij de koninklijke
militaire academie; bij bet 7e reg., tot kommandant van
het korps Zr. Ms. adjudant in buitengewonen dienst, de
kolonel A. C. A. Schönstedt, gouverneur der koninklijke
militaire academie, uitwelke laatste betrekking hij, over
eenkomstig zijn verzoek, tevens eervol wordt ontheven
bij het instructie-bataljon tot kommandant van het korps
de majoor J. C. J. Kempees van het le regement.
Op non-activiteit gesteld, in afwachting dat nader
omtrent hem zal worden beschikt, de luitenant-kolonel
E. Nieuwenhuysen, kommandant van het instructie-
bataljon, alsmede de majoor G. M. de Jong van Roden-
burgh, van het le reg. infanterie, en zulks, wat laatst-
gemelden betreft, naar aanleiding van het daartoe door
hem gedaan veizoek.
Overgeplaatst in zijn rang hij het reg. grenadiers en
jagers de kapitein W. A. baron Mulert tot de Leemkule,
van het le regement.
Benoemd bij liet wapen der cavalerie, bij het 4e reg.
huzaren, tot len luitenant (naar ouderdom van rang) de
2e luitenant D. Dutry van Haeften, van liet korps.
Op verzoek op non-activiteit gesteld, in afwachting dat
omtrent hem nader zal worden beschikt de le luitenant
M. W. van Wickevoort Crommelin, van het 4e reg. huzaren.
Herknieii ws.
Op het drietal ter beroeping van een predikant bij de
Nederduitsche hervormde gemeente te Haarlem zijn
geplaatst de heeren K. T. Creutzberg, te Maarssen;
V. J. Koningsberger, te Velp, en J. P. Nonhebei, te
Middelburg.
Rechtzaken.
Aanstaanden Vrijdag zal voor het provinciaal gerechts
hof in Zeeland weder een belangrijk rechtsgeding worden
behandeld Alsdan moet terecht staan Johannes van
Damine, bijgenaamd de Dekker, oud 33 jaren, van beroep
stroodekker, geboren te Boschkapelle en wonende te
Lamswaarde, gemeente Ilontenisse, thans gedetineerd