toont hoezeer de geest der bevolking er bedorven is er zijn namelijk gemaskerde personen, den koning en de koningin voorstellende, door eene volksmenigte onder getier en smaadkreten door de straten der stad geleid dit ergerlijke tooneel werd door de politie lijdelijk aan gezien." Vcrkoopingcn en aanbestedingen. (listeren is te Serooskerke (Walcheren) in het open baar ten verkoop aangeboden de hofstede, genaamd „Veldzicht", bestaande in woonhuis, schuur, stalling, varkens- en kippenhokken, en verderen timmer, gelegen in de gemeente Serooskerke, aan de Lepelstraat, met de daarbij bekoorende wei- en bouwlanden, gelegen in de gemeenten Serooskerke, Vrouwepolder, Oostkapelle, Grijpskcrke en St. Lanrens, te /amen groot 50 bunders 45 roeden 4 ellen, waaronder 25 bunders 30 roeden 86 ellen vrijland. In verschillende koopen verkocht tot een gezamenlijk bedrag van 57,948.75. Gisteren zijn te Veere ten verkoop aangeboden de navolgende perceelen I. Een huis en erve, zijnde twee woningen, met uitgestrekten tuin, op de Kaai te Veere, wijk D no.83 en 84. Verkocht voor f 830. II. Een pakhuis en erve, in de Stadhuisstraat aldaar, wijk 11 no. 69. Verkocht voor 170. III. Een huis en erve, op de Kaai aldaar, wijk Li 110. 82. Verkocht voor f 465. IV. Een huis en erve, op de Kaai aldaar, wijk B 110. 50. Verkocht voor 1300. - V. Een huis en erve, op de Kaai aldaar, wijk B no. 51 Verkocht voor f 777. 'i'licrmoiiic terstand. 6 Maart.'s av. 1111.43 gr. 7 sinorg.7u.43 'smidd. lu.47gr. Staten-gene raai. TWEEDE KAMEK. Kitting van Donderdag 5 Maart. Voortzetting discussie interpellatie. Üe beraadslagingen worden hervat over de motie van den heer Blussé. De minister van binnenlandsche zaken opende de dis cussie met eene beantwoording der sprekers van gisteren. Hij herhaalde zijne verklaring omtrent de schoolwet en beloofde partieele en zeer voorzichtige wijzigingen in de wet van 1857. Nogmaals op de ontbinding terugkomende, vroeg de minister welk landsbelang dan wel de verwer ping der begroeting van buitenlandsche zaken vorderde. Verder verdedigde hij het beginsel van homogeniteit, waarvan het ministerie bij deze zaak was uitgegaan en kwam hij terug op zijne bewering, dat de liberale partij gevaarlijk was voor het land. llij vroeg daarbij of er in 1866, bij het optreden van dit ministerie, niets was mis lukt, niets was verzuimd; en of de liberale partij zich niet steeds tegen alle spoorweg-verbindingen heeft ver zet? Vervolgens bestreed de minister krachtig het gevoe len van enkele leden dat de leden der kamer gebonden zouden zijn aan den wil hunner committenten. Dit is een allergevaarlijkste leer, waarbij do geheele onafhan kelijkheid der leden werd opgeofferd. Ten aanzien dei- motie zeide de minister enkel, dat zij niet moest luiden: „de kamer, gehoord de inlichtingen der ministers;" maar wel„de kamer weigerende de inlichtingen te hooren." De heer Pijnappel achtte zich verplicht nogmaals het verschil te doen uitkomen tusschen eene motie van orde en eene motie van wantrouwen. Eene motie van orde kan steeds gedaan worden, want zij strekt tot regeling der discussies. En wat nu betreft de motie van wantrou wen zooals hij de motie Blussé beschouwt hij vraagt of eenvoudig bedoeld wordt het leveren van protest? zoo ja, dan kan men gerust de discussicn sluiten. Maar hij neemt dit niet aan, hij ziet er in een motie van wan trouwen, waarin men tot de ministers zegt: gaat heen. Hiertegen komt hij op, ook omdat de kamer door aan neming der motie inderdaad zou toonen te weigeren inlichtingen te hooren. Hij merkt, hierbij op, dat de felle oppositie, met partijdigheid gevoerd, elke gegronde oppo sitie in de kamer heeft verdoofd. Ook hij heeft vele grieven, maar dit leidt hem niet tot het resultaat om tot de ministers te zeggen: gaat heen. Wil menuets doen, men stelle dan voor het indienen van een adres aan den koning. Maar eene motie van wantrouwen, is in strijd met de grondwet, in strijd met den eerbied aan de staatsmachten verschuldigd. Ook hij wil geen volg1- zamo kamer, maar wel eene onpartijdige kamer. Daarom wil hij ook geen inwijding dezer zitting met de enkele verklaring tot de ministers: gaat heen. Men heeft zich tegen het ministerie op den uitslag der verkie zingen beroepen, maar juist de verkiezingen hebben doen zien, dat daarin onmogelijk de stem der natie is te herkennen. Ook is ongegrond het beroep van den heer Godefroi op zijne verkiezing ter rechtvaardiging zijner vroegere houding. De heer Godefroi is niet gekozen wegens, maar wel ondanks zijne politieke houding. Ten slotte meende hij dat de aanneming der motie een schok zal geven aan het vertrouwen dat met onze grond wettige instellingen met vrucht kan worden geregeerd. Ook de heer van Nispen van Sevenaer verklaarde zich tegen de motie, die ook hij eene motie van wantrouwen noemde. Hij was er tegen omdat hij niet wilde mede werken het ministerie ongehoord te veroordeelen, en ook omdat men thans een minister heeft die herstel van grieven ten aanzien der schoolwet beloofd heeft. Hij wil de regeering in de gelegenheid stellen hare denkbeelden tot verwezenlijking te brengen. De heer Rochussen gaf op verschillende gronden zijne afkeuring van dc motie te kennen en beweerde daarbij dat de ontbinding wel noodzakelijk was In het algemeen belang drong hij er bij de kamer op'aan kleine partij belangen op zijde te zetten en de toekomst des lands te verzekeren door, naast het Een drachtmaakt macht ook te stellen Je mainliendrai. De lieer van Zinnicq Bergmann vond de motie grie vend, krenkend voor het ministerie, zonder afdoende of beslissend te zijn. Men wil eenvoudig een blaam op de regeering werpen, zonder haar te dwingen af te treden. Maar daardoor werd het regeeren onmogelijk gemaakt. Wil men eene motie, dan eene duidelijke verklaring wat men wil, maar men moet niet trachten langs een omweg te verkrijgen, wat men langs den gewonen weg niet kan of wil verkrijgen. Do heer Yerheijen verklaarde zich insgelijks tegen de motie: 1. omdat hij haar niet kan overeenbrengen met den eerbied aan dén koning verschuldigd. Men moge het den ministers euvel duiden, dat zij in de ontbinding de hand hebben gehad, maar zooals de motie thans luidt, zou de kamer middellijk een daad van den koning ver- oordcelen 2. omdat hij in de motie zag een votum van wantrouwen, waartoe hij niet wil medewerken, daar hij thans de aftreding van het kabinet ten nadeele van het land zou rekenen. Als zijn gevoelen gaf hij te kennen dat dc nieuwe kamer beter zou doen met de ontbinding- als een fait accompli aan te nemen. En wanneer men nu onophoudelijk van de zijde der oppositie zegt: Ministers gaat heen, dan vraagt hij haar: zijt gij dan sterk genoeg om het bewind in handen te nemen? De heer van der Does de Willebois verdedigde de stellingen: 1. dat er wel degelijk voor dc ontbinding was een reden van landsbelang; en 2. dat, al ware dit zoo niet, de motie toch niet kan worden aangenomen, omdat zij is eene inconstitutioneele handeling. Do kamer zou daardoor in de bevoegdheden eener andere staatsmacht treden; wordt de motie aangenomen, dan zou de kamer zich stellen boven de machtsverdeeling in de grondwet omschreven. De heer Storm van 's Gravesande verdedigde nogmaals zijne stelling: dat, wanneer bij eene gelegenheid als deze, iemand wordt gekozen wiens denkwijze de kiezers ken nen, er een zedelijke band voor den gekozene bestaat om aan dat bekende beginsel getrouw te blijven. Ten aanzien der motie verklaarde hij er voor te zullen stem men, maar zijn stem zou geen andere beteekenis hebben, dan dat hij de ontbinding afkeurt, niets meer en niets minder. De stem zal niet de beteekenis hebben, dat hij den minister van buitenlandsche zaken of der regeering de gelegenheid wil benemen zich op nadere stukken te verdedigen. Do heer de Bruyn Kops lichtte nader zijn gevoelen toe omtrent het nadeel van volgzame kamers. De vraag is niet of een lid der kamer, maar wel of de regeering eene volgzame kamer wil. Hij wijst er verder op dat, niettegenstaande de verklaring van den minister van buitenlandsche zaken omtrent het gevaarlijke eener ontbinding, de regeering daartoe toch tweemaal is over gegaan. De heer van Eek was van oordcel dat de verschillende gronden van bestrijding der motie thuis behooren in het afgesloten tijdperk van reactie. Als de kamer geen recht heeft af te keuren wat dc geheele natie afkeurt, dan zou het misschien nog beter zijn in het geheel geen volks vertegenwoordiging te hebben. Hij verdedigt de motie en verwerpt de verschillende exceptiën daartegen opge worpen, en geeft als zijn oordeel te kennen dat in de motie eenvoudig ligt eene verklaring der kamer, waar omtrent het gevoel van eigenwaarde der regeering, na aanneming er van, zal moeten beslissen wat zij zal meenen te moeten doen. Bovendien, men spreekt steeds van stabiliteit, maar die is niet door ondersteuning van deze regeering te verkrijgen. Dc ministerieele partij toch telt hoogstens 20 leden. De liberale partij daaren tegen zou, met. den steun der vlottende leden, eene meerderheid hebben van 50 stemmen. Daarop zou eene liberale regeering kunnen rekenen. De heer Saaymans Vader verdedigde nogmaals de noodzakelijkheid der ontbinding en bestreed de motie met het doen dezer vraag: behoort het tot de bevoegdheid der kamer eene motie aan te nemen, die ingrijpt in een der praerogatieven van de kroon Ook de heer Gefken verklaarde zich tegen de motie en meende ook dat de kamer het recht niet heeft over de ontbindingsdaad des konings een oordeel uit te spreken. De heer van der Linden bestreed de exceptie dat men het ontvangen van nadere inlichtingen moest afwachten. De nieuwe stukken kunnen nooit de ontbinding recht vaardigen. Hij is voor de motie omdat hij gelooft, dat de kamer volkomen bevoegd is, in welken vorm ook, haar oordeel te zeggen over elke regeeringsdaad. Men spreekt van een adresmaar laat de heer de Bosch de Kemper dit dan voorstellen, hij zal het ondersteunen. De heer Blussé verdedigde zijne motie en meende dat de zaak eenvoudig deze is de kamer heeft inlichtingen gevraagd deze zijn gegeven, en nu kan de kamer daar omtrent haar oordeel zeggen in welken vorm zij wil. De minister merkte tegen de motie op, dat er moest staan de kamer, weigerende inlichtingen te hooren. Maar zijn er dan geen inlichtingen gegeven De nadere inlichtin gen omtrent het buitenlandsch beleid kunnen nimmer de ontbinding rechtvaardigen. De bedoeling zijner motie is niet tot de ministers te zeggen gaat heen. De bedoe ling is eenvoudig dezedat de ministers, na aanneming der motie niet langer onwetendheid kunnen voorwenden omtrent de samenstelling der kamer. Zij moeten nu zelf beoordeelen of zij na aanneming der motie, zullen kunnen blijven. Na aanneming der motie zal de regee ring weten of zij met deze kamer kan regeeren. Gemeenteraad van Ziciilv/cc. Zitting van Woensdag 4 Maart. Beschikking adres wed. Kooyman; missive gedeputeerde staten; idem minister binnenlandsche zaken, aansluiting spoorweg; jaarverslagen; missives commissiën onderwijs; afwijzing verzoek hulp onderwijzers; adres ingezetenen betreffende gas; rekenin gen enz.; beschikbaarstelling lokalen tentoonstelling; schade sas; mededeeling plaatsing corps-mort; overschrijvingen. Voorzitter de heer Cau. Afwezig de heeren Koole, Landsknegt, van der Grijp en van der Vliet. Komt in behandeling het adres van de wed. Kooyman, betrekkelijk de afwijzing door burgemeester en wethou ders op haar verzoek om haren zoon Eliza van den dienst bij de brandweer te ontslaan, met verzoek om te bevor deren dat burgemeester en wethouders alsnog op boven staande aanstelling terugkomen. Na discussie over dit adres hetwelk in de vorige vergadering is aangehouden wordt besloten met éen stem tegen (die van den heer Zuurdeeg) op het verzoek der adressante afwijzend te beschikken. Wordt medegedeeld eene missive van gedeputeerde staten, berichtende de goedkeuring- van een raadsbesluit tot het doen van af- en overschrijving van begrootings- kosten over 1867. Voor kennisgeving aangenomen. Wordt gelezen eene missive van den minister van binnenlandsche zaken betrekkelijk het dezerzijds gedane verzoek tot aansluiting aan den staatsspoorw eg op Zuid- Beveland. De minister bericht dat, blijkens gedaan onder zoek, aan het maken van eene tijdelijke spoorwegver binding, in welke richting ook, bezwaren en kosten zijn verbonden, buiten verhouding met het voordcel dat daarvan voor het algemeen belang en voor de exploitatie mag verwacht worden, zoodat van de verwezenlijking van zoodanig plan moet worden afgezien. De voorzitter meent te moeten opmerken, dat, zoowel in liet adres van liier uitgegaan, ais door ile commissie mondeling niet van eeno tijdeiijke maar van eene voortdurende aansluiting gesproken is, daar uit bovengenoemd schrijven, zou kunnen worden opge maakt dat slechts eene tijdelijke aansluiting was ge vraagd. De missive wordt voor kennisgeving aan genomen. Voor de leden worden ter inzage gelegd de verslagen over 1867 van de plaatselijke schoolcommissie en van de commissie voor liet middelbaar onderwijs. Worden medegedeelda. eene missive van de com missie voor het middelbaar onderwijs, houdende kennis geving der herkiezing van de heeren dr. F. J. Andreae tot haren voorzitter en dr. J. K. de Bruyne tot haren secretaris; b. eene missive van de plaatselijke school commissie berichtende de benoeming van de heeren mr. C. J. Fokker tot voorzitter en jhr. mr. J. C. E. baron van Lijnden tot secretaris dier commissie. Beide mis sives zijn voor kennisgeving aangenomen. Van laatstgenoemde commissie is tevens ingekomen een advies tot afwijzing aan het verzoek van de 3 hulp onderwijzers op de armenschool, tot het bekomen eener gratificatie. Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt overeenkomstig het advies der commissie afwij zend op gemeld verzoek beschikt. Wordt medegedeeld een adres van eenigc ingezetenen, verzoekende verbetering van de hoedanigheid en ver mindering van den prijs van het gas. ls besloten dit adres voor de leden ter inzage te leggen, en daarvan een afschrift te stellen in handen der commissie voor de gas fabriek, ten einde haar gevoelen daarop te vernemen. De rekening der stads commcrcie-werf over 1867, de gewijzigde begrooting van het Luthersche armbestuur over 1867 en de rekening der begrafenis-rechten over 1867 worden gesteld in handen eener commissie, waar van de voorzitter als leden benoemt: de heeren Fokker, van Dongen en Moolenburgh. Namens burgemeester en wethouders wordt voorge steld, eenige lokalen in het stadhuis beschikbaar te stellen voor de tentoonstelling van voorwerpen van nij verheid en kunst, door de te Zierikzce gevestigde afdeeling van de Maatschappij tot bevordering van nij verheid in Juni e. k. te houden, gedurende een tijd van 14 dagen, en wel de groote zaal, de voormalige raadkamer dor rechtbank, liet daarachter gelegen lokaal, de voor malige griffie der rechtbank en de weeskamer. De voorzitter geeft namens burgemeester en wet houders tc kennen dat bij hen geen bezwaar bestaat, onder voorwaarde dat de eventueele kosten voor rekening der commissie zijn en dat de weeskamer alleen voor comparitiekamer zal dienen. Tevens wordt opgemerkt dat in Middelburg en meer andere plaatsen vroeger gelijke vergunning is verleend. Niemand bezwaar hebbende, wordt dien overeenkom stig besloten. Dc voorzitter deeit namens burgemeester en wethou ders mede, dat eeno calamiteit is ontstaan aan iiet sas, en dat de commissie van fabricage bet wenscheltjk acht, eene nieuwe spuideur te doen maken, waarvan de kosten ongeveer f 450 zullen bedragen, terwijl de schade aan de binnenvloei' op 50 is geraamd; wegens liet urgente der zaak, zal de aanbesteding op Zaterdag 14 Maart plaats hebben en van de verdere uitvoering worden kennis gegeven, hetgeen wordt goedgekeurd. De voorzitter deelt mede dat een corps-mort is geplaatst buiten het bavenhootd, in overleg met den commissaris van het loodswezen. Deze mededeeling wordt voor ken nisgeving aangenomen. Nog wordt besloten tot het doen van eenige af- en overschrijvingen van en opbegrootingskosten over 1867, voor zooveel noodig bghtyg(IêB>«goedkeuriiig van gede puteerde staten. Hierna, sluit de vdorzj+ter" (Iqivpr^adering.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 3