MIDDELBURGSCHE COURANT. N°' 39. Zondag 1868. 8 Maart. Editie van Zaterdag avond 8 uren. Middelburg 7 Maart. Het resultaat der zitting van de tweede kamer van heden is geweest de aanneming van een motie door den heer Pijnappel ^voorgesteld, tot strekking hebbende: om de discussie over de motie Blussé te schorsen tot na de overlegging der diplomatieke stukken die voor de behan deling der begrooting van buitenlandsche zaken bestemd waren, doch waarvan de overlegging nu onverwijld zal plaats hebben. Deze motie werd door Tkorbecke ondersteund en is na langdurig débat met 65 tegen 5 stemmen aangenomen. Een poging om de overlegging der bedoelde stukken uit te stellen tot de behandeling der begrooting van buitenlandsche zaken is mislukt. De minister van binnenlandsche zaken heeft heden in de tweede kamer het bericht, in de Arnhemsche courant omtrent den heer van Zuylen voorkomende, een „infame leugen" genoemd. Het bericht in de Arnhemsche courant, hetwelk heden door den minister van binnenlandsche zaken een infame leugen genoemd is, luidt als volgt „Reeds voor gcruimen tijd liep het gerucht, dat onze minister van buitenlandsche zaken, graaf van Zuylen, zich bestemde als opvolger van den kwijnenden, thans overleden, baron Bentinck, onzen gezant in Engeland Wij meenen uit goede bron evenwel de verzekering te kunnen geven, dat dit plan in duigen is gevallen. Het is namelijk een vast gebruik om de regecring, bij welke een nieuwe gezant wordt geaccrediteerd, vooraf officieus te vragen of de te benoemen titularis haar aangenaam zal zijn. Dit nu moet ten aanzien van graaf van Zuylen bij de Engelsche regeering gebeurd zijn, met dit teleur stellend gevolg, dat onze eigen minister van buitenland sche zaken ten antwoord ontving, dat hij in Engeland minder aangenaam zou wezen. „De reden voor zoodanig antwoord is niet ver te zoeken. De man, die door zijne onvergeeflijke handelingen den vrede van Europa in gevaar bracht, welke niet anders gered is kunnen worden dan door het in Engeland, even als bij ons, zoo impopulaire tractaat van Londen, die onvermijdelijke bron van toekomstige verwikkelingen kon aan de Engelsche regeering niet welgevallig zijn. Het schitterend succes van graaf van Zuylen is voor hem persoonlijk dus niet zeer benijdenswaard." Indien het bericht van de Arnhemsche courant werke lijk een „infame leugen" is en dat zal later moeten blijken dan doet de minister Heemskerk wèl het zóo te noemen. Wij althans houden er niet bijzonder van de terminologie te verzachten of te verwringen. Vooral ten opzichte der waarheid zij men streng. Maar de minister van binnenlandsche zaken heeft mogelijk niet bedacht dathij (en voorzoo ver hij uit naam zijner collega's spreekt, ook de ïegcering) uit eigen beweging aan de dagbladen het recht geeft om nu ook van hunne zijde de in den laatsten tijd vrij algemeen aangenomen meer par lementaire uitdrukking „onjuistheid" door een meer nauwkeurige benaming te vervangen. Men schrijft ons uit de Zaanstreek, 6 dezer: „De 10e Maart nadert en tevens de dag waarop de kiezers voor de 4e maal kunnen stemmen voor een lid van de tweede kamer der staten-gencraal. Gelooft de heer Groen ook al dat stemmen een lust en geen last is, ik kan hem verzekeren dat vele kiezers van die meening niet zijn, daartoe zijn onze Zaanlanders te praktisch. En bleef het nog bij stemmen, maar telkens dezelfde praat jes te moeten aanhooren, denzelfden onzin te moeten be strijden, steeds te moeten hoorenHoorders is zoo slecht niet als velen wel gelooven, zie dat alles is vervelend, ja meer dan vervelend. Maar wat het ergste is van alles en hiervan gruwt men 't meest het is het prijsgeven van beginselen van verreweg de meeste conservatieven in dit district. Dat deze mr. van Nierop niet gaarne in de j kamer zien terugkeeren omdat hij een liberaal is, is iets wat ik volkomen goed kan begrijpen, maar dat zij een man als Hoorders tot candidaat stellen die zoo weinig aanbe velenswaardigs heeft, die zich voorgeeft een anti-revo lutionair te zijn, zie dat is iets wat ik minder goed kan vatten. Ik weet wel dat dewe candidatuur verdedigd wordt door een zeker gevoel van dankbaarheid, omdat Hoorders zoo ijverig heeft medegewerkt tot het welsla gen van de candidatuur van de heeren van der Hucht en de Bosch Kemper, maar ik meende steeds dat dankbaar heid welke eene schoone deugd ze ook is nimmer tot leiddraad mag strekken in zuiver politieke aangele genheden. In de politiek moet geen dankbaarheid, maar, om met den edelen Leibnitz te spreken, oprechtheid, humaniteit en waarheid ons leiden. En hieraan ont breekt bij de conservatieven ten opzichte van de tegen woordige candidatuur als die van Hoorders zeer veel. Ik bestrijd dezen niet omdat hij een renegaat is, maar omdat hij zegt nog dezelfde te zijn die hij vroeger was. Dezelfde? Ja en neen. Neen, een geheel andere wanneer men ten minste let op hetgeen hij vroeger in zijn Aprilbeweging, in zijn theologische dissertatie en in zijne stukken van de Arnhemsche courant schreef. Ja, geheel dezelfde wanneer men let op zijne bekende beginselloosheid. Heden verdedigde hij hetgeen hij vroeger verworpen had, en omgekeerd spreekt hij thans het anathema uit over datgene wat hij vroeger met een hosanna begroette. Eenige jaren geleden tegen en nu voor Groen. In '54 van Nierop aanprijzen voor het lidmaatschap van de kamer als een der bekwaamste en bezadigste leden van de constitutioneele partij en thans diens politieke tegenstander en mede-candidaat. Wonderlijke tegenstrijdigheid, onbegrijpelijke beginsel loosheid! „Dat vele conservatieven niet zoo gunstig over de candidatuur van Hoorders denken blijkt o. a. hieruit dat mr. Gilquin, bestuurslid van de kiesvereeniging Burger trouw, voor die betrekking bedankt alleen omdat die vereeniging goed had kunnen vinden Hoorders tot can didaat te stellen. Ook leden dier vereeniging teekenden tegen deze candidatuur protest aan. „Doch genoeg over Hoorders. Ik vlei mij dat, al is het ter elfder ure, de conservatieven hun misslag zullen in zien en deze, door zich aan de stemming te onthouden, zullen toonen beginselen boven personen te stellen. „Evenwel om weer op ons uitgangspunt terug te komen door al dat veelvuldige stemmen en de hemel weet of het hiermede nog wel afloopt heeft de beweging op politiek terrein een grooten stoot gekregen. De liberalen te Zaandam zijn overtuigd dat krachtige aaneensluiting op den duur voor hun meer dan nood zakelijk is en daarom besloten zij gisteren avond (5 Maart) een kiesvereeniging in het leven te roepen die zich de verkiezing van liberale vertegenwoordigers voor de kamer, de provinciale staten en den gemeenteraad ten doel stelt." Bij beschikking van den 6 dezer heeft de minister van binnenlandsche zaken bepaald dat de verkiezing van een lid van de tweede kamer der staten-generaal in het hoofdkiesdistrict Appingadam, welde moet plaats hebben ten gevolge van het overlijden van den heer J. F. Zylker zal geschieden op Dinsdag 31 Maart aanstaande, en de' herstemming, zoo die noodig is, op Dinsdag den 14 April daaraanvolgende. Bij de tweede kamer is een wetsontwerp ingediend, waarbij het volgende bepaald wordt. Wanneer bij het heerschen buiten of binnen Ned.-Indië van eene besmettelijke veeziekte de zorg voor het be houd van den veestapel en voor de gezondheid der inge zetenen het vereisclit, kan de gouverneur-generaal bij algemeene verordening: 1. verbieden den in- en doorvoer van vee uit streken buiten Ned -Indië gelegen, alsmede het vervoer van vee in geheel Ned.-Indië of van en naar bepaalde gedeelten van Ned.-Indië; 2. verbods- en andere bepalingen vaststellen omtrent den in- en doorvoer van voorwerpen, welke geacht kunnen worden van vee af komstig te zijn of met vee in aanraking te zijn geweest alsmede omtrent het vervoer van zulke voorwerpen in geheel Ned.-Indië of van en naar bepaalde gedeelten van Ned.-Indië; 3. de toelating op de reeden of binnen de havens van Ned.-Indië verbieden van vaartuigen, die, hetzij vee, hetzij de in no. 2 bedoelde voorwerpen aan boord hebben of gedurende de reis gehad hebben, zoo lang niet blijkt dat al die maatregelen zijn genomen, welke tot wering van de besmetting door hem zullen zijn verordend. Jl. Woensdag hield de Nederlandsche weerbaarheids- bond eene buitengewone zitting, onder voorzitterschap van dr. J. W. Schubart. Door den secretaris, jhr. mr. A. J. Rethaan Macaré, die wegens drukke ambtsbezig heden zijn ontslag uit die betrekking moest nemen, werd verslag uitgebracht over den toestand van den bond. Daaruit bleek, dat van de 29 vereenigingen,totden bond toegetreden, 3 waren ingesmolten, terwijl 9 anderen zich hadden aangesloten en 4 op het punt stonden zich bij den bond te voegen; dat Z. M. de koning het bescherm heerschap over den bond en Z. K. H. de prins van Oranje het eere-voorzitterschap hadden aangenomen; dat de prijsvraag niet is kunnen uitgeschreven worden, om geldgebrek; dat de erkenning van den bond als rechts persoon wel was gevraagd, maar nog niet was verleend, en dat men, na wederaanklopping bij het ministerie van justitie vernam, dat de stukken teloor waren geraakt, waarom thans een nieuwe aanvraag zal moeten geschie den; dat ammunitie aan de regeering gevraagd was en verkregen, even als vrijdom van zegel en van briefport voor de besturen onderling; dat een scherpschutters- fonds is opgericht, en reeds f 10,000 daarvoor is bijeen gezameld, terwijl de Nederl. bank zonder eenige provisie deze gelden in beheer heeft genomendat de heer Ste vens te Maastricht 12 achterlaad-geweeren heeft ten ge schenke gezonden enz. Verder werd nog door den secre taris gewezen op de belangrijke gegevens van den kapitein W.H. Doorman, voor de zuinige fabriceering van patroonen ook voor achterladers, en op de ontworpen schietbaan van den heer F. A. C. Kruijder te Utrecht, waarvan tevens een model in het klein ter bezichtiging aanwezig was. Daarna ging men over tot het verkiezen van 5 nieuwe leden voor het centraal-comité in de plaats van even zoo vele aftredenden, waarvan twee uit Utrecht voor de per manente commissie, de overigen naar willekeur der vergadering te kiezen. Successivelijk werden gekozen de heeren L. J. A. baron Quarles de Quarles, J. A. Tem pelman van der Hoeve, beide uit Utrecht; mr. W. L. Schiftér uit Groningen, jhr. mr. P. van Hogendorp uit 's Iïage, en mr. Ch. Bosch Reitz, uit den Helder. De heeren Quarles en van Hogendorp namen die benoeming aande overigen, afwezig, werden getelegrapheerd; hunne antwoorden nog gedurende de vergadering ingekomen, luidden, dat de heeren van der Hoeve en Schilfer de betrekkingen aannamen, en de heer Bosch Reitz bedankte. Later werd in zijne plaats gekozen mr. J. C. E. baron van Lijnden, van Zierikzee. Daarna kwam in beraadslaging de vraagwat zullen de Vereenigingen doen in de toekomst met liet oog op de verdediging des vaderlands Deze vraag, ook aan den minister van oorlog gedaan, is door dezen schriftelijk beantwoord, welk antwoord ter tafel gebracht wordt. Na lange discussiön vooral ook over een voorstel van den heer Macaré, inhoudende1. dat de vereenigingen zich zooveel mogelijk mochten verstaan met den minister van oorlog, over de vraag waarheen en tot wien zij zich in tijden van gevaar moeten wenden, en waar zij dan de noodige wapenen konden verkrijgen; 2. dat de vereeni gingen zich in vredestijd moesten voorzien van de noo dige uitrustingstukken, als kapotjassen en anderszins, om die in oorlogstijd dadelijk te kunnen uitdeelen, en 3. bij de besturen aan te dringen, dat door lezingen en onderwijzing bij elke vereeniging de kennis van ons inundatie-stelsel en van ons verdedigingsstelsel werd Uitgebreid werd de vraag wel van alle kanten bezien, doch geen bepaald besluit genomen. De punten 1 en 2 van het voorstel Macaré werden verworpen, en 3 aangenomen,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 1