Kerknieuws. Bij de hervormde gemeente te Vrouwepolder is tot predikant beroepen de heer J. Enderle Tzn., predikant te Kralingen. Onderwijs. De gemeenteraad van Goes heeft gisteren benoemd tot hulponderwijzer aan de weezen- en armenschool, de heer B. C. van Driel, te Oosterland, en tot hulponder wijzeres aan de openbare school der le klasse, uitsluitend voor de kinderen der vierde klasse, mejufvrouw A. B. L. Timans, te Goes. Marine en leger De Staatscourant bevat den staat, aanwijzende het door elke provincie en door het hertogdom Limburg te dragen aandeel in de lichting der nationale militie van 1868, teu bedrage van 11,000 man, berekend naar het aantal ingeschrevenen, waaruit blijkt, dat dit bedraagt voor Noord-Brabantingeschr. 3282, opgelegdaaiul. 1258 Gelderland: ingeschr. 3604, opgei. aand. 1381; Zuid- Holland: ingeschr. 5100, opgei. aand. 1955; Noord-Holland ingeschr. 4638, opgei.aand. 1778Zeeland: ingeschr. 1399, opgei. aand. 536Utrechtingeschr. 1284, opgei. aand. 492; Friesland: ingeschr. 2471, opgei. aand. 047; Overijsel: ingeschr. 2141, opgei. aand. 821; Groningen ingeschr. 1768, opgei. aand. 678; Drenthe: ingeschr. 913 opgei, aand. 350; Limburg: ingeschr. 2097, opgei. aand. 804. Totaal ingeschr. 28,697, opgei. aand. 11,000. Keclitzaken. De arrondissements-rechtbank alhier heeft eergisteren en gisteren onderstaande vonnissen uitgesproken Ferdinand Wildemeersch, te Eede beklaagd dat hij den 24 December jl. in eene herberg te Eede aan zijn oom F. van Wildemeersch, landbouwer te Maldegem, beleedigend heeft toegevoegd de woorden„Gij zijt een dief, gij hebt een beurs gestolen en een ander te kort gedaan" is bij verstek schuldig verklaard aan laster en veroordeeld tot eene maand gevangenisstraf, ƒ25 boete en in de kosten. Jacoba Vos, wed. van Hall, te Aardenburg be klaagd dat zij den 28 November jl. op de publieke straat aldaar aan den hulponderwijzer N. J. Bijleveld verweten heeft dat deze haar zoon moedwillig had geslagen, zoodat hij bloedend was thuis gekomen, alsmede dat zij dien hulponderwijzer voor smeerlap, deugniet enz. heeft uit gescholden is mede bij verstek schuldig verklaard aan laster en veroordeeld tot eene geldboete van ƒ8 en in de kosten. Jacobus Pleyte, oud 66 jaren, besteller bij de stoom boot te Breskens beklaagd dat hij den 19 Oetober jl. M. Gazan aan de haven te Breskens moedwillig tegen den grond gesmeten en schandelijk mishandeld heeft is, met vrijspraak van de in de laatste plaats ton laste, gelegde mishandeling, schuldig verklaard aan het moed willig toebrengen van slagen, waardoor geenerlei ziekte of beletsel om te werken is ontstaan, en, onder aanne ming van verzachtende omstandigheden, veroordeeld tot eene geldboete van ƒ8, alsmede in de kosten. Hubertus van de Genachte, oud 30 jaren, slachter te Aardenburg beklaagd dat hij in den nacht van 18 op 19 December jl. aan L. J. Piere, in diens herberg „do Engel", toen deze hem wilde verwijderen, moedwillig twee gaten in den voorsten vinger van de linkerhand gebeten heeft (hetgeen, volgens de mededeeling van het openbaar ministerie, een gewoon middel van zelfverde diging bij dien beklaagde is) is schuldig verklaard aan het moedwillig toebrengen van kwetsuren, en ver oordeeld tot eene maand gevangenisstraf, benevens 8 boete en in de kosten. Jacob de Kubbcr, oud 32 jaren, arbeider, en zijne huisvrouw Elisabeth Meliere, oud 30 jaren, arbeidster, beide wonende te Breskens, zijn schuldig verklaard aan beleediging met woorden van een bedienend beambte in de uitoefening zijner bediening (een rijksveldwachter) op den 18 Oetober jl. en veroordeeld ieder tot eene geld boete van ƒ8, alsmede in de kosten. Jozina de Back, te Retranchement, is bij verstek schuldig verklaard aan beleediging met woorden van een bevelhebber der gewapende macht (den wacht- meester-kommandant der brigade maréchaussee te Aar denburg P. J. Carels) in de uitoefening van zijn dienst op den 7 November jl., en veroordeeld tot zes dagen gevangenisstraf, benevens in de kosten. Elisabeth Kemel, vrouw van G. Maas, arbeidster te Sluis, is schuldig verklaard aan het in Oetober jl. uiten van smaad- en scheldwoorden, welke geenerlei ten laste legging eener bepaalde en omschrc ven daad maar van eene aangeduide ondeugd behelzen, en veroordeeld tot /8 boete en in de kosten. Anna Maria Ackermans, dienstbode alhier, was beklaagd dat zij den 31 December jl. ten nadeele van den heer A. van Ham, koopman, wonende in de Gortstraat alhier, bij wien zij tegen loon, kost en inwoning in dienst was, een juweelen doekspeld en twee zilveren manchette- knoopjes, ter waarde van ongeveer 100, arglistig heeft weggenomen uit eene ongesloten necessairewelke voor werpen zij in de bank van leening heeft doen heieenen. De beklaagde gaf op dat zij die voorwerpen heeft weg genomen, ten einde een deel harer eigene goederen welke in de bank beleend waren te kunnen lossen, en dat zij niet dacht dat het een juweelen maar een glazen speld was. Vandaar dat zij ook aan eene nicht, welke die voor werpen voor haar beleend heeft, vooraf heeft gezegd dat zij aan 3 genoeg had. Bedoelde vrouw heeft aan de beambten der bank, op de vraag hoeveel zij op de inge brachte voorwerpen verlangde, in de raeening dat de Waarde slechts gering was, geantwoordzoo veel mogelijk; doch toen men haar tot hare verwondering ƒ20 bood heeft zij slechts de helft aangenomen. Deze vrouw heeft ook de door de beklaagde beleende panden gelost. De beklaagde gaf tevens op, dat zij het voornemen had na een paar dagen hare goederen weder te beleenen en dan de speld en knoopjes te lossen en op hunne vorige plaats terug te brengen. Haar meester, die van tijd tot tijd die speld droeg, vermiste ze echter, deed te vergeefs navraag bij zijne huisgenooten, de beklaagde, de goud- en zilver smeden, totdat hij in de bank het gebeurde vernam. De boekhouder-kassier der bank deelde hem de toedracht der zaak mede en spoorde hem aan, nu het vermiste was teruggevonden, aan de zaak geen verder gevolg te geven en de dienstbode niet ongelukkig te maken. De heer van Ham deed echter eene aanklacht, tengevolge waarvan eene vervolging tegen de beklaagde is ingesteld. Het openbaar ministerie hield aan de eene zijde de beschuldiging vol, maar voerde aan den anderen kant verzachtende omstandigheden aan, en requireerde ten slotte schuldigverklaring der beklaagde aan diefstal in dienstbaarheid en veroordeeling tot zes maanden gevan genisstraf, in eenzame opsluiting te ondergaan, alsmede in de kosten. De verdediger der beklaagde wees hoofdzakelijk op de geringe strafschuldigheid. Hij was het eens met het openbaar ministerie dat niet de waarde van het ont vreemde als maatstaf van beoordeeling gelden moest, maar meende dat het alleen de vraag moest zijn welke waarde de beklaagde aan het ontvreemde hechtte, en die waarde was dan nauwelijks ƒ3. Het deed zijns inziens dan ook niets af dat de getuige van Ham voor wiens verantwoording hij de gedane aangifte liet, daar deze niet noodig was, terwijl hij het vermiste zonder schade kon terug krijgen de waarde op 100 heeft getaxeerd, daar hij even goed 1000 had kunnen opgeven. De slot som des verdedigers was dat hij meende te mogen con- cludeeren tot eene ruime toepassing der verzachtende wetsbepalingen van art. 463 van het wetboek van straf recht. De rechtbank heeft de beklaagde schuldig verklaard aan diefstal in dienstbaarheid, gepleegd onder verzach tende omstandigheden, en haar veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, in eenzame opsluiting te on dergaan, alsmede in de kosten, met bevel tot teruggave der overtuigingstukken aan den eigenaar of recht hebbende. (Vervolg in een volgend nommer.) Gemengde berichten. Door een onzer belangstellende lezers wordt ons de opmerking gemaakt, dat, terwijl door de arrondissements rechtbank alhier talrijke vonnissen tegen bedelarij ten platte lande worden uitgesproken, de bedelarij in deze gemeente straffeloos en als het ware onder het oog der politie wordt gedoogd. Vooral zon dit het geval zijn op marktdagen op de groote markt en bij de graanbeurs. Insgelijks worden wij opmerkzaam gemaakt op de wijze waarop de vergunning om op 'skonings jaardag vuur werken op de pleinen af te steken, schijnt te worden opgevat. Men vraagt naar wij rneenen terecht of de politie niet moet waken dat die vuurwerken niet tegen de gebouwen die langs de pleinen staan worden heen geslingerd waardoor menige glasruit wordt ver brijzeld. Is het verbod om niet in de straten te mogen schieten in het belang der daarin staande gebouwen uitgevaardigd, dan behoorden ook de op de pleinen staande gebouwen beveiligd te worden. Ook moest, naar men ons opmerkt, niet straffeloos worden aangezien dat vuurwerken onder of nabij rijtuigen worden geworpen, daar het schrikken der daarvoor gespannen paarden lichtelijk groote ongelukken veroorzaken kan. De in de vorige week te Vlissingen door de rede rijkerskamer „Bellamy," met medewerking van een mannenkoor, gehouden soiree litteraire et vocale, ten behoeve van de armen der verschillende gezindheden in die gemeente, heeft zuiver opgebracht de som van 102.35. Volgens tijdingen uit de Spaansche provincie Granada heeft eene volksmassa het hotel van den bur gerlijken gouverneur aangevallen en de glazen ingewor pen, onder den uitroep: „werk en brood!" De gouverneur heeft het gezag overgedragen aan de militaire overheid, welke laatste de provincie in staat van beleg heeft ver klaard. Een aantal personen zijn gearresteerd. Donderdag der vorige week is te Parijs eene ver zameling van voorwerpen van kunst verkocht van een liethebber uit Tours, den heer Roux. Onder de in veiling gebrachte voorwerpen behoorde een klein medaillon- spiegeltje met beeldhouwwerk uit de zestiende eeuw, niet grooter dan de helft der oppervlakte van een hand en dat de bedoelde verzamelaar zes jaren geleden voor zestig franken had gekocht, Daar men wist, dat er voor dat spiegeltje nog al orders waren gegeven, werd het in gezet voor 2000 franken. Onmiddellijk werd het opge dreven bij 500 franken tegelijk, tot 7 of 8000 franken, toen de graaf de Nieuworkerke, directeur van het depar tement van schoone kunsten, die waarschijnlijk het voorwerp voor het Louvre wilde aankoopen, opstond en zeer bedaard tien duizend franken bood. „Twaalf dui zend", antwoordde zekere heer de Naraskine, terwijl hij zich evenzeer van zijne plaats verhief. In een oogwenk was het gansche publiek opgestaan. Er werd nu met duizend franken tegelijk opgeboden tot 20,000 franken toe. „Een-en-twintig duizend", bood nu genoemde Rus sische heer. „Twee-on-twintig duizend", repliceerde de heer de Nieuwerkerkc. Het was doodstil in de ver koopzaal; men had een speld kunnen hooren vallen. Het kwam tot 25,000 franken die door den heer de Nariskine werden geboden, verklarende hij hiermede te zullen op houden. Plotseling stond een derde persoon op en bood nog 500 franken meer, onder verklaring dat hij order had om zoo noodig tot honderd duizend franken te gaan. Tegelijkertijd haalde hij uit zijne portefeuille de geboden som, wikkelde zijn kostbaar spiegeltje in een half vel postpapier, stak het in zijn zak en verliet de zaal. Wie dat jonge mensch was en voor wien hij het voorwerp heeft gekocht, weet tot nogtoe niemand. Uit de Munchener Volksbote haalt de Norcl-Deut- sche Zeitung het volgende aan „Het Noord-Duitsch ver bond heeft besloten, bij het bondslegcr de lichamelijke tuchtiging in te voeren, en heeft als maximum negentig stokslagen voorgeschreven. De Pruisischgezinde pers is deze zaak tot nogtoe met stilzwijgen voorbijgegaan. Volgens sommigen wenden Pruisische officieren voor, dat de Zuid-Duitscherniet anders geregeerd kan worden, en zeggen zij openlijk, dat de stokslagen binnen korten tijd ook in hetBeiersche leger zullen worden ingevoerd; terwijl onder de Pruisiche soldaten het gerucht loopt, dat men op gevangenen proeven heeft genomen om uit te maken, of een stok, de knoet, dan wel eene zweep het best zou beantwoorden aan het doel. Men verhaalt daar bij, dat aan den stok de voorkeur is gegeven, ofschoon een „hooggeplaatst persoon" voorliefde voor den knoet zou geopenbaard hebben. Indien bij ons leger, op Prui sisch bevel, weder stokslagen werden ingevoerd, zouden wij het niet kwaad achten, daarmede vooraf met een negentigtal eene proef te nemen op dezen of genen onzer Pruisischgezinde vooruitgangsmannen." Blijkens de laatste berichten van Mauritius is de gevaarlijke koorts, die in 9 maanden tijds een tiende clcel der bevolking van dat eiland heeft weggeraapt, wederom veeleer toegenomen dan verminderd. Eene democratische vereeniging te Weenen is voor nemens om een gedenkteeken op te richten op het graf van den in 1848 krachtens een vonnis van den krijgs raad in de Brigittenau gefusilleerden llobert Blum. Dezer dagen heeft te Parijs de verkoop plaats gehad van een gedeelte der vermaarde schilderijen-verzameling van den Russischen prins Paul Demidoff, welke verkoop eene som van 300,000 franken heeft opgebracht. O. a. is eene schilderij van Meissonier, La lecture cliez Diderot, voor 35,01)0 franken verkocht. Voor verscheidene andere stukken is 25,000 en 20,000 franken betaald geworden. Aan een schrijven uit het Engelsche legerkamp bij Zoela (dd. 30 Jan.), ontleent het Handelsblad het volgende: „Op 27 dezer hen ik hier in welstand aangekomen en, dank zij de welwillende bemoeiingen der militaire auto riteiten, zoo goed geinstalleerd als dit hier gaan kan. Het kamp ligt te midden eener woestijn, waar zelfs geen grasscheutje tiert, omringd door hooge hergen, zoodat er geen koeltje doordringt. De hitte is dus bijna ondragelijk. Het zand ziet er uit als meel, zoo wit en droog; men zakt er tot over de enkels in en voelt de hitte van den grond bij het loopen. Men blijft dus zooveel mogelijk in zijn tent; de mijne bevat tafel, stoel, noch bed; maarmen gewent aan alles en ik slaap dus'snachts zoo gerust mogelijk, behalve dat ik nu en dan gestoord wordt door het gehuil der jakhalzen, die met groote troepen rond het kamp zwerven. „Het ergste is het gebrek aan water. Goed drinkwater wordt hier in het geheel niet gevonden. Het moet naar het kamp worden aangevoerd en wordt gedeeltelijk te Suez gehaald, gedeeltelijk op de ter reede liggende vloot uit zeewater gedistilleerd. Natuurlijk is het lauw als het hier komt. Iedere flesch drinkwater voor menschen en beesten kost aan de Engelsche regeering 1 sh.: er wordt dagelijks voor 4000 p. st. gebruikt. Voegt daar nu bij, dat elk schip, en er is een groot honderdtal in dienst, dagelijks 120 p. st. kost en men kan zoo ongeveer een denkbeeld vormen van de verbazende uit gaaf, welke deze onderneming vorderen zal. „Hooger op, een dagmarsch (12.) mijl), van hier, wordt overvloed van water aangetroffen. Waarom men die plaats niet voor het kamp heeft gekozen, is mij nog niet duidelijk. Men heeft materieel voor een spoorweg van 20 mijlen; die weg is echter nog niet geheel gereed. Het komt mij voor, dat men veel minder onkosten zou hebben gehad, wanneer die weg ware voltooid tot aan de plaats waar men water vindt, voordat de troepen werden ont scheept. Men had dan het kamp hooger op kunnen vormen. „Ik behoor bij het vierde regiment en verwacht eerst daags bevel, om met een gedeelte daarvan naar het front te trekken. Ik hoop, dat dit spoedig zal geschieden, want Senafe, vijf dagmarsehen van hier, ligt op de ber gen; hot is er dus niet zoo ondragelijk heet als hier. Integendeel het vriest er 's nachts; de thermometer (Fahrenheit) staat dikwijls 3" onder nul. „Alle officieren, en dus ook ik, koken hier hun eigen pot. Alleen zij, die bij den staf bchooren, hebben een eigen tafel. Het rantsoen is daags 1 pond brood, 4 ons rijst, 1 pond vleescli, 71 lood thee, 2i ons suiker, 12 ons aardappelen, 4 uien, 6 lood zout. Voor het paard: 8pond erwten en 15 pond hooi. Verder (niet voor het paard) 2 flesschen rum in de vier dagen. Het is bijna het eenige middel, om het water drinkbaar te maken, dat eene vuile kleur heeft en flauw is. Een zakfiltreermachine is bijna onmisbaar; ik bezit er echter geen. „Het kamp is zeer onregelmatig aangelegd, alles door elkander. Trouwens er gaan voortdurend troepen hooger op en dit wordt slechts beschouwd als een landingplaats, een eerste station dat men spoedig verlaat. „De Engelsche regeeering heeft verbazende moeielijk- heden te overwinnen. Het geringste zelfs moet uit Bom- bay of uit Engeland worden aangevoerd en dat voor 10,000 combattanten on wellicht nog meer volgers en

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 2