MIDDELBÜRGSCHE
COURANT.
N°' 35.
Zondag
1868.
1 Maart.
Editie van Zaterdag avond 8 uren.
middelburg 29 Februari.
In de zitting der tweede kamer van heden is tot toe
lating van dc heeren Cornelis, Iiaffmans, Hoffman en de
Brauw besloten.
De interpellatie van den heer Thorbecke is op Maan
dag bepaald. Na afloop daarvan zal de rooster van aftre
ding worden opgemaakt.
Bij liet thans bij de tweede kamer ingediende wets
ontwerp tot regeling van het hooger onderwijs wordt
bepaald, dat de drie thans bestaande hoogescholen zullen
behouden blijven. De theologische faculteiten worden
afgeschaft en het bedrag der gelden dat thans aan deze
wordt ten koste gelegd zou aan de kerk worden uitge-
keerd.
Voorts zou de gelegenheid tot het verkrijgen van een
doctoralen graad in de staatswetenschappen worden
ingesteld.
Het ontwerp is geheel geschoeid deels op de leest van
het rapport der commissie van 1849, deels op de wet tot
regeling van het middelbaar onderwijs.
Behalve de reeds door ons genoemde wetsontwerpen,
zijn bij de tweede kamer o. a. nog ingekomen
vier tot vaststelling der begrooting van Ned. Indië
voor 1868
vier tot vaststelling der begrooting van Suriname,
Curagao enz.;
een tot regeling der militaire pensioenen voor de
landmacht;
een tot wijziging in de bepalingen van het ontslag van
officieren der zee- en landmacht;
een betreffende de regeling der consulaire rechtsmacht;
een betreffende de maten en gewichten, meet- en weeg
werktuigen
een tot wijziging der wet op de uitoefening der ge
neeskunst
een tot wijziging van eenige bepalingen der wet op
de personeele belasting
een tot afschaffing der bepalingen van het wetboek
van burgerlijke rechtsvordering over judicieele boeten
en schadeloosstellingen;
een tot intrekking van art. 1 der wet van 29 Mei 1849
(Staatsblad no. 21), waarbij het getal leden, waarmede de
hooge raad vonnist, op vijf bepaald wordt;
een tot intrekking van eenige artikelen in de wet op
de rechterlijke organisatie en vervanging door anderen.
Onderscheidene dagbladen hebben thans hun gevoelen
uitgesproken over de openingsrede.
Volgens de Nieuwe Rotterdamsche courant
is, blijkens de openingsrede, de toon der ministers door
den uitslag der verkiezingen wat lager gestemd. Zij
wijzen thans de kamers niet meer op de grenzen harer
bevoegdheid; de vroegere hoogmoedige houding is ver
laten; van de uitspraak van het kiesgerechtigde volk
spreken zij geen woord; maar nu heeten zij de vertegen
woordiging van het Nederlandsche volk welkom; nu
willen zij 'slands afgevaardigden met vertrouwen te
geinoet gaan. Dit beroep op de edelmoedigheid en de
regeeringsgezindheid der vertegenwoordiging kan echter
weinig baten, waar het de vraag geldt of dit kabinet
zich het vertrouwen der kamer heeft waardig gemaakt,
en uit het aangeboden vertrouwen volgt nog niet dat de
afgevaardigden het overeenkomstig'slands belang zullen
achten hunnerzijds vertrouwen aan het kabinet te
schenken, lil den wensch tot de noodige overeenstemming
der machten ligt niet opgesloten dat een dier machten
door deze ministers vertegenwoordigd blijve, en zoo is
het beroep op overeenstemming slechts een verzoek om
de ministers rustig te laten zitten. De waardigheid der
vertegenwoordiging gedoogt, volgens dc Nieuwe Rotter
damsche courant, niet, dat zij onder ecne voortdurende
bedreiging van dit kabinet handele. De Nieuwe Rotter
damsche courant weet niet wat de kamer doen zal, maar
hoopt, dat zij vastberaden en waardig zal handelen. Ge
noemd blad verheugt zich dat de minister van binnen-
landsche zaken erkend heeft dat liefde voor den vorst en
zorg voor het getronwe Nederlandsche volkallen ten allen
tijde vereenigen. Zóo is het. De koninklijke macht kan
niet gediend zijn door ministers die niet in den geest
onzer grondwettige instelling besturen. De vertegen
woordigers die tegen zulke ministers stemmen, zijn veel
grooter vrienden van den koning, dan zij, die hen tegen
den wil van het volk en tegen dien der meerderheid van
de volksvertegenwoordiging willen behouden.
De Arnhemsche courant zegt dat do openings
rede blijkbaar ten doel heeft zoo onbeduidend mogelijk
te wezen. Het résumé van het gebeurde waaruit de nieuwe
kamer ontstaan is, is met Spartaansche kortheid behan
deld. Dat van de nieuwe kamer een vijfde deel uit
nieuwe leden bestaat, schijntvoor de regeering een groote
triomf te wezen, waaronder zij echter nederig blijftzij zal
grootmoedig zijn, vergeten en vergeven en op de nieuwe
kamer niet wreken wat de vorige haar misdaan heeft.
Deze na de verkiezingen zoo coneiliante stemming van
deze vóór de verkiezingen zóo verontwaardigde regeering
doet de Arnhemmer denken aan de taktiek van eene
kijfachtige vrouw die, na haren man een standje gemaakt
en eenige dagen tegen hem gepruild te hebben, den dag
vóórdat zij hem geld te vragen heeft met een vriendelijk
gezicht bij hem komt en de eerste wil zijn om alles weder
bij te leggen en hem zijn ongemakkelijk humeur te
vergeven, als hij voortaan heter wil oppassen. Om weder
op een goeden voet te komen, aan een ander te vergeven
wat wij hem misdaan hebben zou een zeer slimme en
handige streek zijn, wanneer de ander slechts onnoozel
genoeg is zich er door te laten beet nemen en berouw te
hebben voor de verongelijking die men hem aangedaan
heeft. Maar als hij nu eens niet zoo onnoozel is? Het
ministerie doet zijn best om de afkeuring van graaf van
Zuylen's beleid als tot een afgesloten tijdperk behoorende
voor te stellen. Maar daarbij verliest het een en ander
uit het oog. De diplomatie van graaf van Zuylen in de
Schelde-quaestie, de Limburgsehe en de Luxemburgsche
quaestie behoort thans niet meerder tot dat „gelukkig
verleden" tijdperk, dan het daartoe behoorde in December
toen de regeering de tweede kamer ontbond, omdat zij
deze diplomatie van den verleden tijd had afgekeurd.
Had de regeering vóór de ontbinding diezelfde philoso-
phische beschouwing der dingen gehad, welke zij nu na
de verkiezingen heeft, rij zou dan ook toen in deze
wetenschappelijke eritiek van een historisch feit berust
hebben, en niet met hartstochtelijkheid er eerst eene
ministerieele en toen eene constitutioneele crisis van
gemaakt hebben. De regeering zelve heeft van de ver
oordeeling van haar diplomatiek beleid het motief der
ontbinding gemaakt. Nu moet de kamer het antwoord
geven op de vraag die het ministerie aan het land gesteld
heeft en, indien zij geen ander middel kiest om de uit
spraak des lands over de diplomatie van graaf van
Zuylen met welke het gansche ministerie zich homo
geen verklaard heeft ter kennis der regeering te
brengen, wijst zich van zelf de behandeling der begroo
ting van buitenlandsche zaken daartoe aan.
Ontdaan van de rhetorische figuren, leert de openings
rede, volgens de Goessch e courant, dat het ministerie
niets vergeten en niets geleerd heeft, want het komt met
andere woorden zeggen: wij hadden toch gelijk; het
spreekt smalend van eene' kleine meerderheid in de
vorige kamer; noemt het „aangeboden" thans een „aange
vraagd" ontslag, en brengt de beslissing eenvoudig voor
rekening van den koning. Als nu het vijfde deel der
nieuwe leden en de vier vijfden, die nu misschien wel
wat handzamer zijn geworden, maar willen, zal het mi
nisterie nog eens zien of het zijn zin kan krijgen. Het
ergste is echter volgens de Goessche courant dat voor
regeering en vertegenwoordigers n u de taak is wegge
legd om aan het vaderland te waarborgen wat, na den
strijd der verkiezingen, de wensch van alle wei
denkenden is, de nbodige overeenstemming der
machten, die het vertrouwen op de deugdelijkheid en
duurzaamheid onzer grondwettige instellingen versterke.
Dat „nu" werpt een smaad op de vorige kamer en de
bijvoeging „na den strijd der verkiezingen" doet denken
aan bangmaken voor eene nieuwe ontbinding en aan een
poging om een mogelijken storm te bezweren. Vreemd
is de onderstelling dat de weidenkenden eerst nu gemeen
overleg zouden wenscken, en van „noodige overeenstem
ming" had niet moeten gesproken worden tegen een
kamer die men bijna geheel kent en die getoond heeft welk
begrip zij zich van die overeenstemming heeft gevormd.
De zaak, door de verkiezingen bewezen, dat namelijk
de groote meerderheid der natie eerbiediging wil van de
rechten der geliefde dynastie, heeft, volgens de Am s t e r-
damsche courant, de regeering blijkbaar geleid bij
het stellen van de openingsrede.
Voornamelijk in de zinsnede: „Welke ook de uitslag
uwer overwegingen zij, laat ons allen, bij de beraadsla
gingen hier te voeren, meest in het oog houden wat ons
ten allen tijde vereenigtliefde voor den vorst en zorg
voor het getrouwe. Nederlandsche volk" ligt het zwaarte
punt van het staatsstuk. Waarlijk, het zou gelukkig zijn
voor het land, indien de afgevaardigden overtuigd waren
dat het der natie tot zekere hoogte onverschillig is
onder welke partij-benaming de leiding der zaken ge
schiedt, mits het bestuur slechts goed zij. Wanneer zij,
die ieder van hunne zijde de toepassing van tegenover
elkaar geplaatste stelsels voordeelig of schadelijk achten
voor het land, gelijkelijk willen voorstaan, dan is tot
die hoogte een scherpe afbakening van partijen alles
zins gerechtvaardigdmaar nooit zou men getuige zijn
van tooneelen van jammerlijke demoralisatie, wanneer
niet de strijd voor beginselen tot masker diende voor
den strijd om personen. De vertegenwoordiging kan
niet meenen dat zij. voor het grootste gedeelte weder
naar 's lands vergaderzaal afgevaardigd, de uitdrukking
mag heeten van den wensch naar een onzaligen strijd,
en dat het volk behagen schept in een politiek steekspel.
Indien misbruik werd gemaakt van het lage politieke
standpunt der natie, zou het volk in zijn eenvoud en
met zijn toch zoo gezonden practischen zin allicht aan
den regeeringsvorm wijten, w..t alleen aan de wijze waarop
die misbruikt wordt moet worden toegeschreven.
Den 9 April a. zal te 's Hage ten behoeve der staats
spoorwegen worden aanbesteed het bouwen eener steenen
uitwateringssluis bewesten Vlissingen met eenige daarbij
behoorende werken.
Uit Zierikzee meldt men ons dat de vergaderingen van
den raad dier gemeente bijna nooit door eenig publiek
worden bezocht, en dat dit voor een groot deel moet
worden toegeschreven aan het gebrekkig lokaal waarin
de raad bijeenkomt. De vergaderingen worden gehouden
in de kamer van burgemeester en wethouders, zoodat het
daar verschijnende publiek als het ware over de tafel
hangt waaraan de leden zitten, hetgeen én voor de
raadsleden én voor het publiek lastig en onaangenaam
is. De arrondissements-rechtbank, die vroeger een ge
deelte van het raadhuis innam, heeft sedert Augustus
een eigen gebouw, waardoor nu op het raadhuis onder
scheidene vertrekken, en daaronder een zeer fraaie zaal,
vroeger voor de openbare terechtzittingen der rechtbank
gebruikt, ledig staan. Indien deze laatste voor de raads
vergaderingen mocht kunnen worden ingericht, dan zou
dit, naar men ons meldt, zeer bevorderlijk zijn om publiek
derwaarts te lokken, dc belangstelling in de openbare
aangelegenheden te doen toenemen, en dientengevolge
mogelijk ook op den loop der discussiën een gunstigen
invloed uit te oefenen.
Bij herstemming voor een lid van den gemeenteraad
te 'slleer Arendskerke, zijn uitgebracht 36 stemmen op
H. Minnaard en 29 op L. Lucasse, zoodat. de eerste ge
kozen is.
Tot secretaris en ontvanger der gemeente Kapelle is
de heer P. J. van der Mandere benoemd in plaats van
den heer mr. J. van der Mandere, die op verzoek eervol
is ontslagen.
De groothertog van Luxemburg heeft tot officier der
orde van de Eikenkroon benoemd den heer G.L. Voerman,
ontvanger der directe belastingen te Arnhem, oud pro
vinciaal directeur in Gelderland.
In de jl. Woensdag te Amsterdam gehouden zitting
van den gemeenteraad is behandeld de laatste brief van
de ministers van binnenlandsche zaken en van financiën
betreffende bet Noordzeekanaal. Namens het dagelijksch
bestuur werd door den burgemeester voorgesteld daarop
te antwoorden, dat de raad persisteerendo bij zijn besluit
van 20 December 1867, de uitvoering van 'het werk het
meest verzekerd acht indien het door den staat geschiedt,
en alzoo niet kan toetreden tot de voorwaarde welke de
ministers voor de stedelijke bijdrage van drie millioen
j wenschen, maar bereid is op 1 Januari 1877 de drie
millioen aan den staat uit te keeren, als op 31 December
1876, hetzij door bet rijk, hetzij door anderen het werk
voltooid opgeleverd en voor het verkeer geopend zou zijn.
Na langdurige discussiën werd met 22 tegen 14 stom
men het voorstel van burgemeester en wethouders in
dien zin aangenomen, dat de uitbetaling cler drie mil
lioen zou plaats hebben zoodri het werk was Opgeleverd,
maar dat die bijdrage zon vervallen als het werk niet
met 1 Augustus 1876 was opgeleverd.
SSenoeiiiIngeii en besluiten.
ministeiueele departementen. Benoemd tot adviseur
voor dc werktuig- en scheikunde bij liet departement van
binnenlandsche zaken de heer von Baumhauer, doctor in
de wijsbegeerte to Haarlem.
consulaten. Erkend en toegelaten als consnl der
Vereenigde Staten van Amerika te Batavia de lieer
S. Higginson.
leger. Bevorderd tot len luitenant-adjudant bij het
bataljon no.27, dienst doende inWest-lndië, de 2e luitenant-
adjudant bij dat bataljon L. Stumpf.