MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N°- 33.
Donderdag
27 Februari.
1868.
Editie van Woensdag avond 8 uren.
Middelburg 26 Februari.
Do staten-generaal zijn gisteren in eeno verecnigcle
zitting der beide kamers door de commissie, bestaande
uit de ministers van binnenlandscho zaken en van finan
ciën, namens den koning geopend.
De minister van binnenlandsohe zaken hield de vol
gende rede
„Mijne lieeren
„Naar 's konings bevelen komen tvij de vertegenwoor
digers van 't Nederlandsche volk welkom heeten in deze
nieuwe zitting.
„Het oogenblik waarop gij uwe parlementaire werk
zaamheden aanvangt, is gewichtig; moge het blijken
heilspellend te zijn voor het vaderland.
„Daartoe wil (ie regeering 's lands afgevaardigden met
vertrouwen tegemoet gaan.
„De vorige tweede kamer sprak met eene kleine meer
derheid eene afkeuring uit over hetbuitenlandsche beleid
in een moeielijk tijdperk, dat gelukkig tot het verledene
behoort.
„Tegenover dat oordeel stonden de raadslieden des
konings vast in de overtuiging, dat in die belangrijke
zaken ten nutte van den staat en met goeden uitslag was
gehandeld.
„Van de koninklijke beslissing over het aangevraagde
ontslag van het kabinet, was eene ontbinding der tweede
kamer het gevolg, hoezeer niet dan na rijp beraad en met
leedwezen tot dien maatregel werd overgegaan.
„Thans begroeten wij eene nieuwe tweede kamer,
waarvan een vijfde deel uit nieuwe leden bestaat.
„Voor regeering en vertegenwoordiging is nu de taak
weggelegd om aan het vaderland te waarborgen, wat, na
den strijd der verkiezingen, de wensch van alle welden-
kenden is, de noodige overeenstemming der machten
die het vertrouwen op de deugdelijkheid en duurzaam
heid onzer grondwettige instellingen versterkc.
„Uwe medewerking zal worden ingeroepen,behalve voor
de eischen van den staatsdienst voor Nederland en Indië,
voor een aantal maatregelen van wetgeving, waarvan
eenige reeds meermalen doorde vertegenwoordiging zijn
verlangd. Mag het der regeering te beurt vallen, daarbij
den steun der staten-generaal te ondervinden, dan kan
deze zitting goede vruchten opleveren.
„Welke ook de uitslag uwer overwegingen zij, laat ons
allen bij de beraadslagingen hier te voeren, meest in het
oog houden, wat ons ten allen tijde vereenigt, liefde voor
den vorst en zorg voor het getrouwe Nederla ndsche volk,
dan zal het den lande onder Gods zegen welgaan.
„In naam des konings verklaren wij deze buitengewone
zitting dor staten-generaal geopend."
De indruk, welken de rede waarmede de staten-generaal
gisteren geopend is, zoowel door vorm als door inhoud
noodwendig moet te weeg brengen is dezehet ministerie
heeft thans de overtuiging dat het niet langer regceren
kan. Het is thans bereid zich te onderwerpen aan de
uitspraak der kiezers, wie zij ten tweede male als scheids
rechters heeft opgeroepen. De arbiters hebben andermaal
de regeering in het ongelijk gesteld, en bet is daardoor
zeer verklaarbaar dat de toon der openingsrede teleur
stelling en ontmoediging ademt, die natuurlijk des te
grooter zijn naarmate men zich blijkbaar heeft voorge
steld om den loop der zaken een geheel andere wending
te kunnen geven. Teleurstelling en ontmoediging stralen
uit de gelieele openingsrede door, en bijna elke volzin
bevat eene weinig verbloemde erkenning dat bet
ministerie niet lang meer aan het bestuur kan blijven.
Het ziet zich gedwongen zich terug te trekken, maar
het verlangt nu en dat strekt zeer tot zijn eer eene
zooveel mogelijk fatsoenlijke retraite te maken. Vandaar
dat in de openingsrede een toon van bescheidenheid en
eerbied voor de vertegenwoordiging keerscht, welke in
meer dan een van dit ministerie uitgegaan en onder zijne
verantwoording verschenen staatstuk wij zwijgen
nog geheel van zoo menige ministerieele redevoering
zoo zeer wordt gemist. Van liet verledene wordt slechts met
een enkel woord melding gemaakt en van beloften voorde
toekomst onthoudt de regeering, wijselijk, zich ge
heel cn al, want de zoo onbepaalde uitdrukking, dat
de medewerking der staten-generaal zal worden in
geroepen voor een aantal maatregelen van wetgeving,
is zoo onbepaald als men slechts zelden in eene openings
rede, waarin een dergelijke passage toch niet kon worden
gemist, zal aantreffen. En wat nu ook in deze uitdruk
king nog van eenig zelfvertrouwen zou kunnen getui
gen, wordt bovendien weggenomen door de onmiddellijk
volgende ontboezeming van diep gewortelden twijfel, qgt
wanneer het de regeering mag te beurt vallen
daarbij den steun der staten-generaal te ondervinden,
deze zitting goede vruchten kan opleveren.
De twijfel en de ontmoediging die uit de openings-
i rede spreken zijn zelfs zoo sterk dat zij op een vermoe
delijk spoedig afscheid van het ministerie heen wijzen.
Komt toch bij do lezing niet als het ware onwillekeurig
het denkbeeld op, dat de ministers reeds nu een
voorgevoel, neen meer dan dat, bijna eenige zeker
heid hebben, dat de begrooting van buitenlandsche
zaken voor wier aanneming zeker niet veel kans
i bestaat reeds binnen kort in behandeling zal
komen Dc definitieve begrootingen voor 1868, welke
j reeds zijn ingediend of binnen weinige dagen ingediend
zullen worden, zijn naar alle waarschijnlijkheid nagenoeg
geheel gelijk aan die, welke in de afdeelingen der ont
bonden tweede kamer in het laatst van het vorige jaar
onderzocht zijn, en met het oog op de groote meerderheid
der leden van de vorige kamer welke ook in deze zitting
heeft, is het niet onwaarschijnlijk dat het sectie-onder
zoek ditmaal zeer spoedig zal zijn afgeloopen. Yoegt
men hierbij dat de toon der openingsrede wellicht
tot wat meer toegevendheid jegens het ministerie zal
aanleiding geven dan waarop het anders zou kunnen
aanspraak maken, dat die toegevendheid de algemeene
beraadslagingen zeer verkorten kan, en deze dus in be
trekkelijk korten tijd kunnen zijn afgeloopen, dan is het
niet zoo geheel onwaarschijnlijk dat vóór het Paasch-
reces reeds eene belangrijke beslissing zal gevallen zijn.
Volgens de openingsrede heeft de tweede kamer de
begrooting van buitenlandsche zaken voor 1868 afgestemd
in een „m o e i 1 ij k t ij d p e r k." Die uitdrukking kan niet
missen aandacht en bevreemding te wekken. Het is in
den loop der beraadslaging die de tweede kamer in
November voerde meermalen door een der ministers
opgemerkt dat de donkere wolken welke zich in 1866
boven ons hoofd samenpakten gelukkig waren uiteenge
dreven. Men moge daarmede instemmen of niet, maar
zeker is het dat men van een ministerie dat er zich met
zooveel nadruk op beroepen heeft dat het den vrede van
Europa gered had, niet zou verwacht hebben dat het
juist het oogenblik na den geredden vrede als moeielijk
zou voorstellen. Dit beroep op een „moeilijk tijdperk" is
dan ook wellicht niets anders dan een meer dan welwil
lende verontschuldiging over het aan den koning gegeven
advies tot ontbinding.
De tweede kamer heeft heden besloten tot toelating
van al de nieuwe leden, met uitzondering van de heeren
Hoffman, de Brauw, Cornelis en Haffmans, waaromtrent
nader rapport zal worden uitgebracht.
Op de lijst van candidaten voor het voorzitterschap
der kamer zijn geplaatst de heeren van Iieenen, Dullert
en van Goltstein.
Blijkens de heden geopende stembiljetten voor de
gisteren gehouden verkiezing van een lid voor de tweede
kamerder staten-generaal in het hoofdkiesdistrict Haarlem
zijn 1676 geldige stemmen uitgebracht, waarvan 835 op
mr. A. S. van Nierop en 808 op rnr. D. Koorders, tusschen
wie alzoo eene herstemming moet plaats hebben.
Jlir. M. Salvador verkreeg 17 stemmen.
Nadat mr. E. Z. L. van der Kemp heden morgen in
eene openbare terechtzitting der arrondissements-recht-
bank alhier was beëedigd als substituut-griffier bij dat
college, werd hij te half twaalf uren in eene plechtige
openbare terechtzitting geïnstalleerd.
]n de eerste plaats voerde cle officier van justitie het
woord. Na te hebben herinnerd aan het doel dezer plech
tigheid, merkte hij op dat, heeft het college zich met
hem verblijd over de benoeming van den voornialigen
substituut griffier tot een anderen sclioonen werkkring,
de tijding dier benoeming door velen zeker ook met
leedwezen zal zijn vernomen, omdat jhr. mr. M. W. C. de
Jonge daardoor genoodzaakt werd dit college en de
plaats zijner inwoning te verlaten want, ofschoon die
heer slechts korten tijd hier werkzaam is geweest, had
hij toch én om zijne persoonlijkheid én om zijne werk
zaamheid veler genegenheid verworven. Ook hij, spreker,
heeft in den korten tijd dien hij hier werkzaam is, zijne
welwillendheid ondervonden en betuigt daarvoor zijn
dank, tnet den wensch dat het hem in zijne nieuwe
betrekking moge welgaan en zijne daarvan gekoesterde
verwachtingen mogen vervuld worden.
Vervolgens richtte hij bet woord tot den nieuwen
substituut-griffier mr. van der Kemp. Hij wenschte hem
met. zijne benoeming geluk, en sprak zijne verwachting
uit dat de in zijne vroegere betrekking van griffier bij
het kantongerecht te Woubrugge opgedane, ondervinding
hem hier zal te stade komen; hij beval hem het college aan,
ten einde dit de vruchten dier ondervinding plukken
moge. De door den nieuwen substituut-griffier volbrachte
studiën, zijne elders betoonde werkzaamheid, en vooral
de naam dien hij draagt en die een goeden klank heeft,
strekten spreker ten waarborg voor de vervulling der
omtrent dien lieer gekoesterde verwachtingen. Na hem
van de welwillendheid van het parket verzekerd en
wederkeerig die van den heer van der Kemp gevraagd
te hebben, requireerde hij diens installatie en voorlezing
der acte van eedsaflegging.
Nadat de gevraagde voorlezing had plaats gehad nam
de voorzitter liet woord. Hij zette voorop dat het zeker
niet dikwijls bij dc rechtbanken in dit rijk gebeurt dat
in het korte tijdsverloop van nog geen twee jaren drie
malen eene plechtige openbare terechtzitting moet
worden belegd, zooals hij dit college het geval was, tot
het installeeren van een substituut-griffier. Moge het. al
niet aangenaam wezen telkens van jeugdige ambtenaren
te moeten scheiden, aan den anderen kant deed het hem
genoegen te mogen herinneren dat geen dier verande
ringen door sterfgeval maar allen uithoofde van bevor
dering hebben plaats gehad. Dit was ook het geval met
jhr. mr. M. W. C. de Jonge, die, na éen jaar hier bij dit
college als substituut-griffier werkzaam te zijn geweest,
thans tot substituut-officier van justitie te Almelo is
aangesteld. Die heer heeft steeds ten volle beantwoord
aan de omtrent hem gekoesterde verwachtingen; zijn
ijver, orde en werkzaamheid zijn boven allen lof ver
heven. De griffie is hem hier zeker eene goede oefen
school geweest en de daar opgedane ondervinding zal
hem in zijne nieuwe betrekking te stade komen. De
rechtbank wensclit hem dan ook, volgens de verzekering
des voorzitters, met zijne bevordering geluk en zal zich
steeds met genoegen den tijd herinneren gedurende wel
ken zij tot hem in betrekking heeft gestaan.
Daarop overgaande tot de installatie van mr. van dei-
Kemp, verklaarde de voorzitter dat liij niet twijfelde
aan den ijver en den lust van dien heer om zijne nieuwe
betrekking naar beboeren te vervullen, op grond van de
gunstige zijde waarvan hij zich elders reeds heeft doen
kennen. Hij bood hem den gelukwensch der rechtbank
aan en verzekerde hem van hare welwillende gezindheid,
waarop zij ten slotte wederkeerig voor zich hij den
nieuwen substituut-griffier een beroep deed, onder ver
zekering dat zij daarop prijs stelt.
De geïnstalleerde hield eene korte toespraak, waarin
hij opmerkte dat er sommige tijdstippen in het leven
zijn waaraan meer dan gewone aandacht wordt gewijd.
Daaronder behoort zijns inziens ook het oogenblik
waarop men, zooals nu bij liem het geval was, eene
nieuwe betrekking aanvaardt. Welke aangename herinne
ringen hij echter aan het verledene heeft, de hem hier
te beurt gevallen hartelijke ontvangst doet hem met
vertrouwen zijne nieuwe taak opvatten. Hij bracht den
voorzitter dank voor zijne toespraak en verzekerde dat
hij trachten wil te beantwoorden aan de verwachtingen
die zoowel de voorzitter als de officier van justitie van
hem schijnen te koesteren. Daartoe zal hij echter velerlei
ondersteuning noodig hebben, zoodat hij zich ten slotte
bij den griffier en alle leden van liet college aanbeval.
Benoemingen en besluiten.
rechterlijke macht. Benoemd tot griffier der arron-
dissements-rechtbank te Zierikzee, mr. W. L. J. Spoor,
thans substituut-griffier bij dearrondissements rechtbank
te Eindhoven, en tot substituut-griffier bij de arrondisse-
ment.s-rechtbank te Eindhoven, jhr. mr. A. J. J. van Sasse
van Ysselt, thans rechtcr-plaatsvervanger in die recht
bank en advocaat te Eindhoven.
leger. Op verzoek eervol ontslag uit Zr. Ms. dienst
verleend, met toekenning van pensioen, aan den kapitein
der infanterie van het leger in Nederlandsch Indië
W. Broek, thans met verlof hier te lande.
Kerknieuws.
Op het door het kiescollege der Nederduitsche her
vormde gemeente te Zutfen opgemaakte twaalftal van
predikanten, ter vervulling ee.ner daar bestaande vaca
ture, komt onder anderen voor de heer Drost, predikant
hij de Nederduitsche hervormde gemeente te Goes.
Marine en leger
Naar aanleiding van Zr. Ms. besluit van den 22 dezer,
no. 61, wordt het schroefstoomschip Zoutman met den
15 Maart a. buiten dienst gesteld en de kapitein-luitenant
ter zee jhr. J. E. W. F. van Baders eervol van het hevel
over dat stoomschip ontheven; terwijl daarentegen de te
Willemsoord liggende korvet van Speyk met den 16 daar
aanvolgende wordt in dienst gesteld en het bevel daar
over opgedragen aan genoemden kapitein-luit. ter zee.
Op (1e korvet van Speyk worden geplaatst de luite
nant ter zee le klasse J. J. (1c Hart, als lc officier; de
luitenants ter zee 2e klasse E. II. E. van Wocldcrèn,
J. P. Hovy, L. A. Dittlof Tjassens, C. W. A. D. Steup;
de adelborsten 1c- klasse. J II. Wouters, V. C. Dijckmees-