O I K V T. n°- 30. Zaterdag ÖtnncnlanJX 1 868. 22 Februari. Editie van Vrijdag avond 8 uren. HE KIKT A A X ZEEVAKEVDEX. ANKERBOEI VOOR DE HAVEN VAN ZIERIKZEE. De Burgemeester van Zlcrikzee brengt ter kennis van belanghebbenden, dat vóór den mond der haven van Zierikzee iu de Oostéï-Schelde is geplaatst een ij zeren ankerboei in de volgende peilingen: het Westhavenlioofd noordwest, en de groote toren van Zierikzee noordoost (miswijzend kompas), naar gissing 175 ned. ellen van het Oosthavenhoofd. Zierikzee, den 19 Februari 1858. De burgemeester voornoemd, B. C. CAU. Middelburg 21 Februari. Bij de gisteren gehouden verkiezing van een lid voor de tweede kamer der staten-generaal in het hoofdkies district Groningen is, blijkens de heden geopende stem biljetten, gekozen mr. J. H. Geertsema Cz., met 740 van de 1024 stemmen. Op J. A. Feith waren 235, op mr. G. Groen van Prinsterer 30 stemmen uitgebracht. Bij de verkiezing op 22 Januari brachten van de 1500 kiezers in dit kiesdistrict slechts 834 hunne stem uit. Mr. Dullert werd toen met 543 stemmen gekozen. Aau de Groninger courant ontleenen wij het volgende verslag van de populaire staatkundige voordracht, door jhr. Salvador Maandag jl. te Groningen gehouden „Algemeen wasmenindemeening, dat de heer Salvador kwam om de kiezers te bewerken en de candidatuur van den heer Geertsema te bestrijden; men verwachtte voorts eene meetingeven als te Amsterdam en te Haarlem was geschied; vandaar dat de zaal reeds lang vóór den tijd met belangstellenden en nieuwsgierigen bezet was. „Voordat de heer Salvador in de zaal verschenen was, vroeg een der aanwezigen inlichting omtrent eene confe rentie van de directie der kiesvereenigingen met den heer Salvador, waarop door den heer Roelfsema werd meegedeeld, dat men den heer Salvador de wenschelijkhcid der benoeming van een comité had onder 'toog gebracht, alsmede om gelegenheid tot debat te gevendoch dat de heer Salvador dit verzoek van de hand had gewezen. Op voorstel van prof. Teilegen werd nu besloten, dat de directeuren der kiesvereenigingen den wensch der ver gadering aan den heer Salvador zouden overbrengen, om aan hen de leiding der debatten op te dragen. Genoemde heeren vervoegden zich te dien einde bij den beer Salvador, doch keerden weldra terug met het bericht, dat hij het verzoek had afgeslagendat hij geen discussie begeerde en ook geen comité behoefde. „Bij zijn optreden reeds werd den heer Salvador niet onduidelijk en hij herhaling te kennen gegeven, dat hier weinig ingenomenheid bestond met zijn persoon en hier aangenomen houding. „Meer dan twee uren bleef de spreker aan het woord. Hij legde zijne denkbeelden bloot over het recht van vereeniging, de oorzaken van de staatkundige verwikke lingen en den toestand van malaise in ons land, het recht tot ontbinding der kamer, enz. Zijne rede bepaalde zich tot algemeenheden en kon vrij onschuldig genoemd worden. Hij spoorde ten slotte de kiezers aan het gemeen overleg; te bevorderen, door het afvaardigen van andere mannen naar de tweede kamer. „Tot hiertoe had men den heer Salvador met geduld aangehoord; doch toen hij nu aankondigde dat hij, na eene kleine pauze, het woord zou geven aan een Oost- Indische specialiteit, die later bleek de heer Posno te zijn, stond de heer Jorissen op en drong nogmaals op de benoeming van een comité aanwelk voorstel met dave rend applaudissement werd ondersteund. „Toen nu de heer Salvador begon te zeggen, dat de vergadering souverein wilde zijn en men hier eene her haling had van liet thema, dat het volk souverein wilde zijn, als de koning niet handelde naar den zin van het volk, scheen 'teen oogenblik dat de orde zou worden gestoord en men den spreker niet langer wildeaauliooren. •k i gematigder toon, bleef de heer Salvador echter a., 1 't hij het recht had het woord te geven aan wien hij verkoos. „De hoogleeraar van Hall gaf in overweging, op een nader te bepalen dag gelegenheid tot spreken te geven de heer Salvador verklaarde echter niet genegen te zijn om de vergadering te sluiten. De hoogleeraar Teilegen zeide, dat als de heer Salvador werkelijk licht wenschte te verspreiden, hij hem voorstelde een nieuwen avond te bepalen, mot toelating van vrije discussie. De heer Sal vador bleef evenwel bij zijn voornemen, waarna een groot gedeelte van zijn gehoor huiswaarts keerde. „Een deel van het publiek, waaronder zeker liet meest opgewondene, bleef toen de heer Posno te 10 uren eene rede begon over de koloniale politiek. Aldra vernam men geroep, dat hij harder zou spreken. De opgewon denheid werd al grooter en eindigde in volslagen wan orde. De heeren Salvador en Posno werden door de aanwezigen uit de zaal gedrongen, en onder escorte van politie-agenten naar hun hotel terug geleid." De Groninger courant betreurt dezen afloop. Al had de heer Salvador door zijne weigering om een comité te benoemen en discussie toe te laten de eerste aanleidin g tot de wanordelijkheden gegeven, zoo was toch de inhoud zelf zijner redevoering niet van dien aard, om zoo groote animositeit tegen hem te rechtvaardigen. De kiesvereeniging „de Eendracht", t.e Haarlem, heeft met 35 van de 48 stemmen mr. A. S. van Nierop tot candidaat. voor het lidmaatschap der tweede kamer van de staten-generaal in het hoofdkiesdistrict Haarlem gekozen. De kiesvereeniging „Burgerplicht" aldaar heeft met 28 van de 38 stemmen mr. D. Koorders candidaat gesteld. Het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië, tegenwoordig onder redactie van de heeren G. H. Betz, mr. P. P. van Bosse, I. D. Fransen van de Putte, mr. C. van Heukelom, mr. C. J. F. Mirandolle, Hendrik Muller Szn. en prof. P. J. Veth, met medewerking van een 30tal andere staats lieden en geletterden, bevat in zijn dezer dagen verschenen Februari-nommer het volgende: „EENE MEDEDEELING UIT 1ND1E EN EEN VERZOEK AAN DE REGEERING. „Men schrijit ons met de jongste mail uit Indië: „„De gouverneur-generaal heeft, hangende de enquête over liet landbezit op Java en terwijl over een tal daar mede in verband staande punten, maar ook over hetgeen al of niet woeste gronden zijn en welke rechten of aan spraken daarop beweerd kunnen worden te bestaan, een onderzoek wordt ingesteld, alle aanzoeken tot uitgifte van woeste gronden, aan de regeering gericht, aange houden, en daaromtrent het gevoelen van hetopperbestuur ingewonnen. Neemt men nu daarbij in aanmerking het geen de heer Ilasselman in zijne redevoeringen over de zaak der woeste gronden heeft gezegd, dan is er zeer veel kans dat het zal blijken, dat de uitgifte vooreerst aan een haakje is gehangen. Is dat eene eerlijke uitvoe ring van het regeerings-rcglenient?" „Wij achten ons verplicht deze mededeeling openbaar te maken. Wij zijn niet in het bezit van officieele berich ten, en onze kennis van hetgeen in Indië omgaat, moeten wij dus putten uit hetgeen ons welwillend door particu lieren uit de koloniën wordt gemeld. Wij mogen daaraan meer of minder waarde hechten, naarmate onze corres pondenten zich in een toestand bevinden om goed inge licht te zijn, en wij publiceeren een en ander wanneer wij van de geloofwaardigheid der berichtgevers over tuigd zijn." „De Staatscourant wordt door de conservatieve ministers in den laatsten tijd gebruikt om onjuiste mede- deelingen te wedersproken, wanneer die door de pers in Nederland verspreid zijn. Niets is meer geschikt om belanghebbenden voor te lichten. Wellicht zullen wij ook wel eens dergelijke terechtwijzing ontvangen. Mocht de minister van koloniën bijv. kunnen goedvinden eene geruststelling aan de aanvragers om uitgifte van woeste gronden te geven, wanneer de ons verstrekte mededeeling niet op gronden mocht steunen, dan zou dit in hetpubliek belang zijn." „Wij veroorloven ons evenwel daarbij een bescheiden verzoek te doen. Wanneer eene regeering, in haarotficieel orgaan, aan dagbladen of tijdschriften een dementi geeft, dan brengt hare waardigheid mede op de hoofdzaak te letten en de onjuistheden tegen te spreken en te rectifi- ceeren. Insinuatiën of polemiek achten wij niet overeen komstig met het standpunt vaneen gouvernement. Wordt een feit onjuist voorgesteld, men zegge: dat is de waar heid. Gaat men daarentegen op détails of op den vorm vitten, al is eene gedane mededeeling in hoofdzaak niet onjuist, dan brengt men het publiek op een dwaalspoor en is de officieele waarheid somtijds weder niet de „naakte waarheid," om met mr. P. Mij er te spreken. „Wij zijn tot deze opmerking gekomen doordepolemiek onlangs tusschen de regeering en de Middelburgsche courant gevoerd. Laatstgenoemd blad werd den 17 Ja nuari aldus wegens eene opgenomen correspondentie beantwoord „„Het bericht, voorkomende in de Middelburgsche cou rant en andere dagbjaden, omtrent eene beslissing, die in den raad van ministers zou zijn genomen, betreffende het al of niet aanvaarden van het lidmaatschap der tweede kamer van de staten-generaal, is verzonnen. „„Het schijnt niet overbodig het publiek bij deze gele genheid althans eene enkele maal te waarschuwen tegen de vele valsehe tijdingen, die ten aanzien van daden en voornemens der regeering en van hooge staatsbeambten dagelijks,met bckendebedoeling, worden verspreid in onderscheidene couranten, veelal onder den naam van correspondentiën uit de residentie." „Het. Nederlandsche volk, in den regel zoo kalm en bezadigd, zal bij deze ai irato nedergeschreven regelen, geheel in den stijl der Fransche communiqués de schon - ders hebben opgetrokken over de wijze, waarop de tucht meesters van de pers de roede zwaaiden, met gehcele miskenning van het standpunt van hot gouvernement. „Worden toch valsehe tijdingen „met bekende bedoe ling" verspreid, dan zal dat. een ieder duidelijk zijn; het is derhalve voorzeker volslagen „overbodig" nog eenmaal in de Staatscourant daartegen op te komen. Wat bekend is, kan men stilzwijgend voorbijgaan. Die zinsnede bevat echter eene insinuatie en is daardoor niet geschikt om het publiek omtrent de waardij van eenig gerucht in te lichten. Dit kan alleen geschieden door het bloote uit eenzetten der feiten, koel en bedaard. Uitvallen mogen aan de pen van een regeeringspersoon niet ontsnappen. Zoodoende zou men in een polemiek treden, die ver leiden kan. „Wij zouden dit punt niet gereleveerd hebben, had liet bedoelde blad ten opzichte van het onderwerp dat aanleiding tot deze officieele tegenspraak gaf, die in allen deele verdiend. Het schijnt waar te zijn, dat nadat de minister van hervormde en andere cerediensten eene candidatuur voor het lidmaatschap der tweede kamer had aangenomen, „de raad van ministers" omtrent dat. punt geene beslissing heeft genomen. Anders zou de minister van binnenlandsche zaken zich ter elfde ure niet zoodanige candidatuur te Assen hebben laten wel gevallen maar even zeker is het, dat dagen en weken te voren in de dagbladen was medegedeeld, dat onder scheidene ministers eene candidatuur zouden aannemen, en dat die handeling in het breede was besproken, tor- wijl eenige ministers later oandidatnren afgewezen hebben, althans voor de kiesdistricten Delft en 's He-rto- genboscli, alsmede, naar men verzekert, voor Amsterdam Welnu, dat zal wel niet geschied zijn zonder eenigcr- lei overleg of bespreking van dit onderwerp, zij liet dan ook niet „in den raad van ministers." Het con servatieve kabinet is immers bij uitstek homogeen en aaneengesloten! Was het bericht, in het Zeeuwsc.be blad medegedeeld, dus in den vorm onjuist, in liet wezen der zaak ligt althans veel dat naar waarheid zweemt, al was het ook niet de officieele waarheid. Er bestaat toch wel middel om een onderwerp, waarhij de hoofden der depar tementen betrokken zijn, ook buiten den minister raad te bespreken.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 1