MIDDELBÜRGSCHE COURANT. N° 13. Donderdag 1868. 23 Januari. Editie van Woensdag avond 8 uren. Middelburg 22 Januari. Morgen worden alleen in de volgende hoofdkiesdis- tricten de stembussen geopend: Groningen, Appingedam, Winschoten, Leeuwarden, Sneek, Zutfen, Tiel, Amersfoort, Utrecht, Amsterdam, Rotterdam, 's Gravenhage, Breda, Tilburg, Eindhoven, Maastricht en 's Hertogenbosch. Van elk telegram betrekkelijk den uitslag zal, dadelijk na de ontvangst, de inhoud op eene van de straat zicht bare wijze iian ons bureau worden medegedeeld. Des avonds ontvangen de geabonneerden op ons Bulletin eene meer uitvoerige opgave. Waarschijnlijk zullen de eerste berichten omstreeks 3 uren ontvangen worden. Vrijdag zal eveneens gehandeld worden, ten aanzien van de kiesdistricten waar de bussen op dien dag worden geopend. Omtrent den uitslag van de verkiezing in het hoofd kiesdistrict Middelburg zal de verhouding der stemmen door de verschillende candidaten verkregen, van uur tot uur (aanvangende te 12 uren) op bovengemelde wijze te lezen zijn. Den 30 October 1866 werd eerst omstreeks 11 uren met het oplezen der biljetten aangevangen, hetgeen te 3J uren was afgeloopen. Van de 469 in deze gemeente wonende kiezers heb ben 393 aan de stemming voor twee leden van de tweede kamer der staten-generaal deelgenomen. Op 30 October 1866 brachten 370 hunne stem uit. Bij koninklijk besluit van den 19 dezer is bepaald, dat de stembriefjes, in te leveren ter verkiezing van leden van de tweede kamer der staten-generaal op den 22 dezer, en in geval van herstemming op den 4 Februari a., in de hoofdkiesdistricten Steenwijk, Zwolle en Almelo zullen geopend worden op den 24 Januari en den 6 Februari daaraanvolgende. Uit Rotterdam schrijft men ons „Hoewel door niet te keeren omstandigheden zeer laat, toch nog 't een en ander omtrent de verkiezings- geschiodenis in Rotterdam. Vroeger stonden alhier de catholieken aan de zijde der liberalen. Men had hier een weinig beteekenende anti-revolutionnaire partij, terwijl de conservatieven en verdere malcontenten samenschool den onder den naam van „De ware liberalen." „De gebeurtenissen in Rome en den Haag hebben de catholieken hier, gelijk overal in den lande, meer anti liberaal gemaakt. En de „ware liberalen" hebben onder 't bestuur van een geestverwant ministerie wat meer kracht gekregen, ook doordat zich nu bij hen vele vroe ger liberale catholieken voegen. „Intusschen bestaat onder de liberalen de meest ge- wenschte eenheid. Duidelijk als protest tegen de kamer ontbinding, zijn met algemeene stemmen zonder verdere discussie, in een zeer talrijke vergadering van „Orde", de vroegere afgevaardigden Fransen van de Putte, Blom en Viruly Verbrugge weder candidaat gesteld, en alle andere liberale candidaturen, hoe dan ook ter wereld gekomen of geholpen, zijn ingetrokken en spoorloos ver dwenen. „Van de andere zijde is, na eenige vergeefsche pogin gen van den schrijver der Rotterdamsche brieven in 't Haagsche Dagblad om de anti-liberale kiezers rondom zich te vereenigen, eene meer serieuse poging tot oprich ting eener nieuwe kiesvereeniging geschied; welke dan ook onder den naam „Hogendorp" in twee tempo's is op geschoten. In de eerste bijeenkomst is de vereeniging opgericht; twee dagen later zijn de candidaten benoemd de heer F. 's Jacob, oud-commissaris der Rotterdamsche courant, in 1863 eenmaal reeds candidaat gesteld, het hoofd der „ware liberalen", gewezen zee-officier en oud- gast, broeder van het nu gewezen kamerlid voor Alkmaar, eerst onlangs tengevolge van het vasthouden der aandeel houders van de staats-spoorweg-exploitatie-maatschappij aan een door hen benoemde commissie van enquête, uit het bestuur dier maatschappij afgetreden; de heer D. C. A. van Hogendorp, laatstelijk te 's Hage candidaat van het Dagblad, bejaard oud-gast; en de heer A. Rueb, gewezen lid van den gemeenteraad alhier, iemand, die met zijn geheele familie tot de anti-Nieuwe Rotterdamsche courant-mannen behoort en dus tot de „ware liberalen." Ongelukkig bedankte deze voor de eer der candidatuur. Doch de vereeniging „Hogendorp" adverteerde, dat men hem toch maar kiezen moest. Als hij dan verkozen zijnde bedankte, dan had men intusschen tijd om naar een goed candidaat om te zien. Verbeeld u een nieuwe kiesver eeniging op te richten voor een nieuwe partij, die der „ware liberalen", terwijl [men onder drie candidaten een in den Haag niet gewilde, en een, die zelf niet wilde, moest opnemen." „Wat echter aan de zaak gewicht gaf, was, dat onmid dellijk een vergadering vau 150 catholicke kiezers met groote meerderheid dezelfde candidaten verkoos. „Eenige kiezers bevelen ec'.iAr in plaats van den heer Rueb, met de beide overigen, den heer Rud. Baelde aan, mede oud-commissaris der Rotterdamsche courant; een niet onbekwaam, doch nog meer gezellig dan bekwaam politiek medestander van den heer 's Jacob. Gaat men nu na, dat de heer van Hogendorp het voorrecht heeft van ook nog op de lijst der anti-revolutionaire kiesver eeniging „Nederland en Oranje" te staan, dan is de conclu sie, (lat, van de drie genoemde bereidvaardige candidaten, de Haagsche zeventigjarige candidaat gesteld omdat ei- verleden jaar hier een standbeeld is opgericht voor iemand, die Hogendorp heette, en zijn naam aldus geschikt scheen om aan de andere namen meer kans te geven dc meeste kans heeft. „Allercurieust zou het nu zijn, zoo al het woelen dor partij, die zich niet conservatief wil noemen, maar „waar-liberaal" wil lieeten en dc hulp van de anti-revo- lutionnairen, uitloopen moest op de verkiezing juist alleen van dien eenen ultra-conservatieven oud-gast! „Doch zelfs op de verkiezing van van Hogendorp is weinig kijk. Hij zal wellicht een aantal stemmen krijgen, doch verkozen worden, nooit. „De drie liberale kandidaten worden al te eenparig ondersteund." „Zoo zijn ook zij weder candidaat gesteldidaor een, ook al dezer dagen, hier opgerichte kiesvereeniging „Bur gerplicht. „Die vereeniging stelt zich de Amsterdamsche van denzelfden naam ten voorbeeld. Zij bedoelt vooral, een tegenwicht te leveren bij gemeentelijke verkiezingen tegen het offieieele element, 't welk in de kiesvereeniging „Orde" wel wat sterk vertegenwoordigd is. Omtrent haar later wellicht meer. De vraag, of zij volgster zal moeten blijven of voorgangster worden zal, zal vooral afhangen van de houding van „Orde" bij de eerstvolgende gemeen telijke verkiezingen." Nadat jhr. M. Salvador jl. Vrijdag avond, in eene door hem belegde meeting te Amsterdam ter bespreking van den politieken toestand, eene uitvoerige rede had ge houden, had Zaterdag avond een tweede meeting plaats, welke door ongeveer 700 personen werd bijgewoond, en in belangrijkheid de eerste bijeenkomst overtrof, terwijl uit de verschillende kiesvereenigingen een comité van bestuur gevormd was. Bij het binnenkomen werd aan ieder der aanwezigen een geschrift uitgereikt, getiteld: „Veertien publicatiën van jhr. M. Salvador 18661868." De heer Salvador ging, na bespreking van eenige ondergeschikte punten, over tot de behandeling van hetgeen in deze vergadering kon worden genoemd het vraagstuk van den dag de ontbinding der tweede kamer namelijk. Hij herinnerde dat van de vijf ontwer pers der tegenwoordige grondwet nog twee in leven waren en dat een hunner, mr. J. M. de Kempenaer, bij de vorige kamerontbinding een goedkeurend advies had uitgebracht. Van dit advies had hij de voornaamste zin sneden overgenomen op het schutblad van het aan de aan wezigen rondgedeelde boekje. Hij drong er ten, sterkste op aan dat men dit advies van een zoo bekwaam man in zijn geheel lezen en bij de aanstaande verkiezingen beharti gen zou. In den loop zijner rede betoogde hij het wen- schclijke, dat het hier, even als onder anderen in Enge land, gewoonte mocht worden dat de candidaten in het openbaar voor de kiezers optradennaar zijne meening zou dan in het vuur hunner improvisaties genoegzaam blijken, of die candidaten volkomen beantwoorden aan de eischen, zooals die zijns inziens aan een goed volksver tegenwoordiger mogen gesteld worden. Ten slotte ver klaarde hij zich ten sterkste tegen eiken zweem van partijzucht, welke te dikwijls in zelfzucht ontaardt, en hij verzoekt daarom de vergadering, bij de aanstaande verkiezing mannen af te vaardigen, die alleen door belangstelling in de publieke zaak en zucht tot bevorde ring van 's lands welvaart geleid worden. Het lid van het comité prof. Modderman, hoezeer erkennende dat hij zich in het algemeen met het dooi den heer Salvador gesprokene wel kon vereenigen, merkte op dat van de vijf leden der commissie van her ziening der grondwet, behalve de heer dc Kempenaer j nog een ander lid in leven was, namelijk de heer Thor- becke (daverende en langdurige toejuiching)dat dit lid zich volstrekt niet met het advies van den heer de Kem penaer had vereenigd, welke omstandigheid nog al ge wicht in dc schaal legde als men naging wat het land te danken heeft aan dien man, die met het volste recht de vader onzer tegenwoordige constitutie kan worden ge noemd die van 1840 af rusteloos had gestreefd naar het doel, dat in 1848 eindelijk werd bereikt; die sedert de groote ontwerper was geweest van al de organieke wet ten, waarin de beginselen der grondwet waren toegepast; die op elk gebied, op dat van openbare werken, van handel, van koloniën, enz., steeds de krachtige voor stander was geweest van wijzen en gematigden vooruit gang; onder wiens beide ininisteriën alleen die stabi liteit van bewind had bestaan, welke voor alle dingen noodig is en waarvan thans wordt beweerd, dat men haar door binnen den tijd van 15 maanden twee maal de kamer te ontbinden, zou kunnen verkrijgen. De spreker eindigde met eene warme aanbeveling der liberale candi daten, wier groote verdiensten, zoowel voor het land in het algemeen als voor Amsterdam in het bijzonder, door hem in breede trekken werden geschetst. Prof. T. M. C. Asser achtte het van het grootste belang dat de quaestie waarover de kiezers beslissen moeten met juistheid werd gesteld. Volgens zijne in het breede uitgezette meening moesten thans op den voorgrond staan de beginselen der candidaten ten aanzien der wet op het lager onderwijs, te meer daar het zeer waarschijn lijk moet worden geacht dat in den boezem van dit mi nisterie omtrent dit punt groot verschil van gevoelen bestaat. Hij wenschte dat de uitslag der verkiezingen zou strekken tot de handhaving der gemengde nationale school, welke hij handhaafde tegen de beschuldiging van godsdienstloosheid. De redevoeringen der beide genoemde sprekers werden langdurig toegejuicht. De heer Salvador betoogde op nieuw het wenschelijke van openbare bespreking der algemeene belangen, vooral uithoofde van den onvoldoenden staat der openbare pers. Om daarin verandering te brengen moest men onafhan kelijke mannen afvaardigen, en hij beval daarom de can didaten aan der kiesvereenigingen „Amsterdam" en „Recht voor allen", met uitzondering van den heer I). Koorders, dien hij zeide niet genoegzaam te kennen. De in het comité zitting hebbende vertegenwoordiger van het Handelsblad bestreed den tegen de openbare pers gerichten aanval. De heer Salvador had den heer Heemskerk Bz. suspeet genoemd. Hiertegen kwam de heer Theod. Jorissen op, en nadat aan de hem geschonken toejuiching eindelijk een einde was gekomen, beweerde de heer Salvador dat hij verkeerd verstaan was en hij niet had bedoeld wat de heer Jorissen uit zijne woorden had afgeleid. Dr. Fabius achtte de kamer-ontbinding gerechtvaar digd en de door de conservatieven gestelde candidaten werden met warmte door hem aanbevolen. De heer Boelen, directeur der kanaalmaatschappij, .bestreed het gezegde van den heer Salvador dat die maatschappij de grootste vijandin van het kanaal is. De heer van Assen verdedigde den heer Geertsema tegen eene op bl. 4 van het meer vermelde gedrukte boekje ingebrachte beschuldiging. De heer Salvador verzocht dat voortaan zijn persoon buiten het debat zou worden gelaten. Hij herinnerde - den hoogleeraar Jorissen uitnoodigende hem bij feilen te verbeteren hoe ook Scipio Africanus eenmaal het Romcinsche volk aanspoorde hunne onderlinge twisten te laten varen en zich eendrachtig aan de bevordering der publieke zaak te wijden. Prof. Jorissen zeide dat hij gaarne zou vernemen of Scipio Africanus voordat hij dien raad gaf, zich ook onledig had gehouden met de samenstelling van derge lijke schrifturen, als door den heer Salvador thans waren in het licht gezonden en aan de vergadering rondgedeeld'? Prof. Modderman zette de beteekenis der kamer-ont binding uiteen en eindigde met de aanbeveling der zes vrijzinnige candidaten, waarbij de heer M. Westerman zich aansloot. De heer Pijnappel bestreed het wapen van verdacht making ten aanzien van den minister van Zuijlen, ver klaarde dat hij bij elk ministerie het goede wil onder steunen, en merkte ten slotte op, dat de onderwijswet niet door den heer Thorbecke, maar onder het ministerie Yerbrugghen-Simons tot stand is gekomen. De heer Jorissen trad in eene uitvoerige wederlegging van het door den heer Pijnappel aangevoerde en merkte onder anderen qp dat deze zich een conciliant man heeft genoemd, doch dat juist door de weifelende houding van zulke mannen de zegepraal van verderfelijke beginselen werd mogelijk gemaakt. De heer Pijnappel beantwoordde op zijne beurt weder den heer Jorissen. Uit die beantwoording lileek onder meer, dat hij er fier op is zich conciliant te kunnen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1868 | | pagina 1