1°
e
s
Gemengde berichten.
Twee inwoners van Rijnsburg, eergisteren ochtend
van Leiden door het Haagsche boscli komende, ontwaar
den in het kreupelhout een aantal zilveren voorwerpen.
Bij nader onderzoek is gebleken, dat die voorwerpen
afkomstig zijn van den diefstal uit de roomsch-catholieke
kerk te 'Wassenaar en door den, reeds in hechtenis ge
nomen, dader daar onder de sneeuw verborgen waren.
Jl. Maandag heeft bij een bakker aan het Vreeburg
te Utrecht eene gasontploffing plaats gehad, ten gevolge
waarvan de glasruiten van zijne woning meerendeels
vernield zijn.
De buitengemeen gestrenge vorst, die gedurende
veertien dagen in Frankrijk geheersclit heeft en sedert
Zondag door dooiweder vervangen is, is in de Vendée
in den nacht van 30 op 31 December voorafgegaan door
eene vrij sterke aardschudding, vergezeld van een zwaar
gedruiscli.
Uit Sommelsdijk schrijft men 15 Januari. „Heden
had alhier het zeldzame schouwspel plaats van het ver
branden van een gebouw van wege de overheid. Op
last der regeering namelijk is de rijks-veeschuur, in
November 1865 opgericht tijdens het woeden van de
runderpest in deze gemeente, door verbranding vernietigd.
Deze door de voorzichtigheid geboden maatregel neemt
alle gevaar weg voor verbreiding der smetstof, die aldaar
wellicht nog aanwezig was en bij verkoop van het hout
en andere voorwerpen soms hier of daar den gevreesden
vijand weder zou hebben doen opdagen. Als men nagaat,
dat in die schuur, voor ruim 120 runderen ingericht,
tevens het houtwerk van verschillende ziekenloodsen,
een slachthuis enz. bijeengebracht was, een en ander
eene waarde van p. m. 4000 hebbende, dan laat het zich
begrijpen, dat de brand wel eenige beteekenis had. In-
tusschen is door de genomen doeltreffende maatregelen
alles in de beste orde afgeloopen."
Uit Pommeren ontvangt men ook treurige berichten
omtrent den aldaar heerschenden nood, welke in de dis
tricten Rugen, Franzburg, Grimmen en Greifswald het
hevigst is. De oogst is in 197 plaatsen door hagel ver
nield, aardappelen zijn niet geoogst en de prijzen zijn
hooger dan in Oost-Pruisen. Daarbij komt dat in enkele
districten door overstroomingen verwoestingen zijn aan
gericht. Het is thans gebleken dat in Oost-Pruisen aan
15 districten minstens gedurende zes maanden, aan 20
minstens gedurende drie maanden ondersteuning moet
verleend worden en dat 3500 gezinnen moeten worden
verzorgd.
Meteorologische waarnemingen,
gedaan op 's rijks werf te Vlissingen, des middags 2 uur.
Januari 1868.
Wind.
l
O3
s
j Aanmerkingen.
t»
BS
761 3 -1.7
759 8 10.8
701 2 +1.0
764.8-1.8
1769.3-1.6
769.3 -0.4
'763.4*. -1.3
Tliermome terstand.
17 Jan. 's av. 11 u. 49 gr.
s morg.7 u. 46 's midd. 1 u. 47 gr.
5 O. NO.
6 7,. ZO.
7|NOost. i
8,0. NO.
9 O. NO.
10 Oost.
Jl'Z.t. O.
18
0 94*
0 90
0.85
0.96
0 92
0 96
0.92
3.80
4.40
4.19
4.01
3.75
4 30
3.84
0.1 betrokken sneeuw.
1.5 betrokken helder.
0.0 betr. mist sneeuw.
3.6 betrokken.
0.0 bet rokken mist.
0.0 betr. en opklarend.
0.0 'mist betr. bewolkt.
Gemeenteraad van Vlissingen.
Zitting van Woensdag 15 Januari. Benoeming stembureau;
idem commissie hoofdelijken omslag; begrooting Middelburg-
Vlissingschen rijweg; goedkeuring besluiten af- en over
schrijving; mededeeling installatie regent arm-gast- en
weeshuis; adres J. II. Heldewier; voorstel benoeming 2e hulp
onderwijzeres machtiging begrooting 1868; adres commies
plaatselijke belasting;mededeeling adressen behoud garniioen.
Voorzitter de heer Callenfels. Tegenwoordig al de
leden.
De voorzitter richt tot de leden een welkomsgroet en
gelukwensch bij deze eerste zitting in den nieuw inge
treden jaarkring, hetgeen door den heer A.Ruysch, namens
de leden, wordt beantwoord.
Daarna geschiedt voorlezing van de notulen der vorige
vergadering, die, na eenige wijziging, met algemeene
stemmen worden goedgekeurd.
Aan de orde is de benoeming van het stembureau voor
de verkiezing van leden der tweede kamer. Bij de eerste
stemming verkrijgt de heer van der Hijden 8 stemmen,
zijnde de volstrekte meerderheid. Bij de tweede vrije
stemming vereenigen zich op de heeren de Kruijff 7,
Schraver 5 stemmen, terwijl bij overstemming de heer
de Kruijff met 11 stemmen benoemd wordt. Tot plaats
vervangers worden benoemd de heeren Hector met 11 en
Laernoes met 9 stemmen.
Bij de benoeming der commissie voor den hoofdelijken
omslag worden de aftredende leden Hector, de Kruijff en
Ockers herbenoemd, respectievelijk met 14, 13 en 12
stemmen.
Is ingekomen de begrooting voor den Middelburg-
Vlissingschen rijweg, bedragende in ontvangst f2242.03,
uitgaaf f 2156.25, zoodat er een batig saldo blijven zal
van f 85.78. Onder de uitgaven is begrepen eene som
van /"800, als eerste termijn voor eene te bouwen tol-
gaarderswoning.
De heer van Uije Pieterse wenscht de goedkeuring
aan te houden tot eene volgende vergadering, daar hij
het noodig acht, met het oog op de te verwachten veran
dering van den weg door de aan te leggen spoorweg-
werken en het aanleggen van een nieuwen weg langs het
kanaal, nader te onderzoeken of het bouwen eener tol-
gaarderswoning op dit tijdstip wel noodzakelijk is.
De voorzitter merkt op dat de tegenwoordige pachters
hunne woningen hebben ter plaatse van het tolhek; doch
wanneer anderen den tol pachten zou het soms moeielijk
kunnen zijn om zich aldaar een geschikte woning te ver
schaffen. Ook is men niet voornemens dadelijk met het
houwen aan te vangen, maar is deze som op de begroo
ting gebracht, ten einde daartoe, zoo noodig, te kunnen
overgaan.
De heer van Uije Pieterse zegt dat de raad door het
goedkeuren dezer begrooting ook het principe goedkeurt
om de tolgaarderswoning te bouwen en het is juist dat
wat hij gaarne aan een nader onderzoek verlangt onder
worpen te zien.
De heer Verkuyl Quakkelaar vereenigt zich met het
verzoek van den vorigen spreker. Hij beschouwt de
heffing der tolgelden als vallende onder de bepaling van
art. 264 der gemeentewet, alwaar bedoeld wordt, dat niet
meer geheven mag worden dan tot onderhoud van den
weg noodzakelijk is; daarom acht hij reeds nu eene ver
mindering der tolgelden noodig. Er is reeds jaren lang
door de pachters voor eene woning gezorgd. Indien nu
eene woning wordt gebouwd zal de pachtsom hooger
worden en de opbrengst het onderhoud zoover overtreffen
dat de tolgelden nog aanzienlijker moeten verminderd
worden.
De heer Laernoes wijst er op dat de tegenwoordige
pachter bij Middelburg zich met een huisje behelpt en
een ander pachter, zoo hij in de gemeente mocht wonen,
zich daarmede even goed zou kunnen behelpen.
In omvraag gebracht, wordt besloten de goedkeuring
aan te houden.
Geschiedt mededeeling van do goedkeuring der ge
nomen besluiten tot af-en overschrijving op de begrooting
van 1867.
Wordt mededeeling gedaan eener missive van regenten
over het arm-, gast- en weeshuis, meldende de installatie
van den heer C. J. van Reyn, als mede-regent.
Is ingekomen een adres van J. II. Heldewier, houdende
verzoek om eene jaarlijksche gratificatie. Uit het voorge
lezen adres blijkt dat adressant, sedert tal van jaren dei-
gemeente als nachtwaker trouw en met ijver gediend
hebbende, thans door een ruim 80jarigen ouderdom ge
noodzaakt geworden is om zijn ontslag uit die betrekking
te vragen, en daar hij geene andere middelen bezit om in
zijn onderhoud te voorzien, aan den raad verzoekt om
hem eene jaarlijksche gratificatie toe te staan.
De heer Schraver verklaart zich voor eene gunstige
beschikking op het verzoek, hoewel bij in den regel het
toestaan dier gratificatiën afkeurt. Hij vestigt daarom
de aandacht op het wenschelijke dat het pensioen
fonds, reeds vroeger besproken, spoedig worde tot stand
gebracht.
De heer Ruysch brengt de loopbaan van den adressant
in herinnering,alsmede zijn onafgebroken trouwen dienst,
en wenscht hem uit erkentelijkheid eene gratificatie
toe te leggen.
Daar voorts alle leden zich voor de inwilliging van
het verzoek gunstig gestemd toonen, wordt door den
voorzitter voorgesteld, den adressant eene jaarlijksche
gratificatie van f 75 te verleenen. Dit voorstel wordt
met algemeene stemmen aangenomen.
Met betrekking tot het voorstel tot benoeming eener
tweede hulponderwijzeres op de school van meer uitge
breid lager onderwijs voor meisjes, zijn ingekomen twee
brieven van de schoolcommissie en den schoolopziener,
die op verzoek des voorzitters worden voorgelezen. De
schoolcommissie drukt haar leedwezen uit over het door
den raad genomen besluit. Verder betoogt zij de nood
zakelijkheid der benoeming op verschillende gronden en
vraagt van den raad haar het voldoen 'aan de bepaling
der verordeninghet waken en toezien dat het onder
wijs volgens die verordening gegeven worde, mogelijk
te maken door de, volgens haar, noodzakelijke benoe
ming eener tweede hulponderwijzeres.
De schoolopziener bericht den raad dat hij, indien de
raad alleen op voorwaarde eener verhooging van het
schoolgeld tot de benoeming zou willen overgaan, daar
tegen geen bezwaar heeft.
De voorzitter wenscht, alvorens het voorstel van den
heer van Uije Pieterse (benoeming eener hulponder
wijzeres gepaard met verhooging der schoolgelden) te
bespreken, den leden nogmaals in overweging te geven
om een tweede hulponder wij zeres te benoemen zonder ver
hooging van schoolgeld. Door de schoolcommissie en
den inspecteur wordt het onvermijdelijke der benoeming
aangetoond en daarop aangedrongen. Hij is er zeer
tegen om dat alleen te verkrijgen door verhooging van
schoolgeld. Men weet dat zoodanige verhooging niet
altijd het resultaat geeft dat men er van verwacht, ter
wijl bij de heffing van een gering schoolgeld de deelne
ming toeneemt. Wanneer door de verhooging slechts
een tiental leerlingen de school verlieten, dan zou men
meer schade hebben dan de kosten eener tweede hulp
onderwijzeres kunnen bedragen. Hij verzoekt een dei-
leden zijn voorstel te ondersteunen.
De heer Hector verklaart zich daartoe gaarne bereid.
De beer Ruysch vraagt of er dus niet gesproken mag
worden over de quaestie zelve. Door het voorstel van
den voorzitter wordt geanticipeerd op het gevoelen der
leden. Hij wenscht dus dat over het voorstel van den
heer van Uije Pieterse hetwelk aan de orde is, worde
beraadslaagd.
De voorzitter herinnert dat dit een amendement is op
het aan de orde zijnde voorstel, en meent dat de behan
deling van het amendement die van het voorstel behoort
vooraf te gaan.
De heer Ockers geeft den voorzitter in overweging om
zijn voorstel te wijzigen in den geest van het voorstel
van den heer van Uije Pieterse.
De heer van Uije Pieterse zegt ter toelichting dat het
amendement door den voorzitter wordt gedaan ter tege
moetkoming aan den wensch der schoolcommissie.
De lieer Verkuyl Quakkelaar meent dat wanneer het
voorstel van den voorzitter moet beschouwd worden als
een amendement, dit zeker eerst behandeld moet worden
doch hij wenscht eerst het voorstel te behandelen en
daarna het amendement.
De heer van Uije Pieterse acht dit niet rationeel. In
dien zijn voorstel mocht worden afgestemd, dan vervalt
het amendement van zelf, en dan zou men geheel zonder
hulponderwijzeres zijn. Hij geeft dus in overweging om
eerst het amendement te bespreken. Hij vermeent het
recht te hebben zijn voorstel te kunnen intrekken, maar
wil dit niet doen, daar hij de gelegenheid wil openlaten
om, indien het amendement niet wordt aangenomen, als
dan nog, op voorwaarde dat de schoolgelden verhoogd
worden, in de benoeming te kunnen voorzien.
De heer Pot acht zich verplicht te verklaren dat hij,
hoewel medevoorsteller zijnde, na ingewonnen informatiën
er voor is om eerst het amendement van den voorzitter
in behandeling te nemen, daar hij officieel gehoord heeft
dat minstens zes leerlingen de school zouden verlaten
indien het schoolgeld werd verhoogd. Hij doet dit niet
als onder den invloed eener pressie, maar uit waarachtige
overtuiging.
De heer Hector deelt de motieven mede waarom hij
het amendement, in strijd met zijn vroeger gevoelen,
thans wil ondersteunen.
De heer Ruysch zegt, dat alle soorten van wapens
worden gebezigd om het voorstel der schoolcommissie
te doen aannemen, en dat die uitnemend zijn geslaagd;
maar zij wegen niet op tegen de zwaarden die hij er
tegenover kan stellen. Als lid van den raad heeft hij
het recht zijn stem te doen hooren. Hij is vatbaar voor
overtuiging, niet voor overreding. Hij herinnert welke
som dat onderwijs kost en wat al ongelukken men met
die school heeft gehad. Er is nu weder een huis
gekocht dat met veel kosten tot school wordt ingericht.
Dat moet betaald worden ook door den ambachtsman, die
ter nauwernood zijn brood heeft, f 900 voor hulpohder-
wijzeressen op eene school van 40 meisjes, die slechts
f 1200 betalen, acht hij onevenredig hoog. Hij blijft bij
het voorstel, dat er meer schoolgeld zal worden geheven.
Het is toch ook zoo veel niet indien men daarvoor
uitmuntende bekwaamheden verwerven kan.
De heer Schraver acht het onderwijs hoogst nuttig en
een krachtigen steun voor beschaving. Hij wenscht
daarom vooral, dat er bij de benoeming eener hulponder
wijzeres op worde gelet, dat zij het radicaal moet
bezitten om het verlangde onderwijs te mogen geven
daar hij eene vroegere benoeming van een hulponder
wijzer, indien hij wel is geïnformeerd, deze de bij de wet
gevorderde vereischte niet bezat.
De heer van Uije Pieterse antwoordt den vorigen
spreker tot opheldering, dat de door hem bedoelde benoe
ming is geschied met toestemming van den raad, omdat
er geen hulponderwijzers te krijgen waren, en onder
voorwaarde dat de benoemde, binnen een bepaalden tijd,
zorg dragen zou in het bezit der vereischte acte van
bevoegdheid te komen, waaraan door hem is voldaan.
De heer Ockers is geheel het gevoelen van den heer
Ruysch toegedaan. Het acht het tijdstip ook niet ge
schikt om tot de benoeming over te gaan, maar wil
daarmede wachten tot na Mei, daar hij meent dat door
de aanstaande garnizoensverwisseling meer kans tot
vermindering dan tot vermeerdering van het aantal
leerlingen bestaat.
De heer Winkelman herinnert dat het garnizoen nage
noeg gelijk blijft, terwijl hij mededeelt dat hij als voor
zitter der schoolcommissie van de onderwijzeres een
brief ontvangen heeft waarin zij voorstelt den schooltijd
te wijzigen, daar het niet helpt of zij de leerlingen laat
leeren, indien er toch geen tijd is om het werk na te
zien. Hij deelt dit alleen mede als bewijs van de groote
behoefte die er is aan eene hulponderwijzeres.
De voorzitter brengt het door hem voorgestelde amen
dement in omvraag, hetwelk wordt aangenomen met
9 stemmen. Tegen stemden de heeren van der Os,
Laernoes, Ockers, de Groof en Mestdagli.
Wordt medegedeeld dat machtiging ontvangen is om
te beschikken over de helft der gemeentebegrooting
van 1868.
Is ingekomen een adres van de kommiezen hij de
plaatselijke belastingen, houdende verzoek om eene
gratificatie.
De voorzitter stelt voor, het adres te stellen in handen
dor financieele commissie.
De heer Ruysch wenscht dadelijke behandeling, daar
hij liet onnoodig acht dit verzoek in handen dier com
missie te stellen.
De heer Hector merkt op dat, indien het stuk werd
gesteld in handen der commissie, zulks alleen zou kun
nen zijn ter beoordeeling of de financiën der gemeente
de inwilliging van het verzoek veroorlovenen indien
hij eens vooruitloopen mag, kan hij wel zeggen dat van
die zijde daartegen geen bezwaar zou wezen. Een an
deren grond kent hij er niet voor.
De heer Ruysch acht de commissiën zeer nuttig, doch
is tegen een zekere macht van centralisatie. Dit tijdperk