MIDDELBURGSCHE
COUR A N T.
1868.
Zondag
5 Januari.
Öimtenlcmïr.
Editie van Zaterdag avond 8 uren.
AANBE8TEOIK
burgemeester en Wethouders van 's SEeerenlioek,
zullen op Woensdag den 5 Februarij 1808, des middags
ten 12 ure, in het gemeentehuis te 's Heerenhoek, trach
ten aantebesteden
Het maken van 2420 strekkende ellen Grind
weg, in de gemeente 's Heerenhoek.
De aanwijzing in loco zal plaats hebben op den dag
der besteding, des voormiddags ten 9 ure, aantevangen
J het dorp, terwijl inmiddels informatiën kunnen ver
kregen worden bij den heer J. H. Hannink te G-oes.
Het bestek zal van af heden ter lezing liggen in voor
noemd gemeentehuis en do afdrukken binnen acht dagen
te Goes in de Koornbeurs en Oude Zoutkeet, Hoedekcns-
kerke, Neuzen, 's Heer-Arendskerke, Middelburg, Vlis-
smgen, St. Maartensdijk en Scherpenisse in de voornaamste
koffijhuizen en logementen, terwijl die ook a f 1 verkrijg
baar worden gesteld bij de Boekhandelaars F. Kleeijwens
Zoon, te Goes.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
W. B. REMIJN.
Do Secretaris,
J. G. P. TIMANS.
Middelburg 1 .lanttari.
EEN BLIK ACHTERWAARTS.
III.
Gelukkig was in 1867 niet alles zoo donker gekleurd
a s onze politieke toestand. Wel eisclite de cholera ook
in dat jaar hare offers, maar het aantal dat door die ziekte
werd aangetast of ten grave gesleept, was gering in ver
gelijking van dat in het vorig jaar.
Over het algemeen is in ons vaderland de materieele
we vaalt toegenomen. De veepest, die ten vorige jare
vooi velen nadeelig was, heeft opgehouden. De handel
was niet onbelangrijk, hoewel men met eenigen twijfel
vragen mag of hij die gewensclite uitbreiding heeft ver
regen, die de Nederlandsche kapitalen in staat waren
em te verschaffen. En wat onze nijverheid betreft, indien
barijssche tentoonstelling eenigszins een maatstaf
moet aan de hand geven om hare belangrijkheid en ont-
wi ckeling van den laatsten tijd te beoordeelen, dan zal
ei elke vergelijking slecht kunnen aantoonen dat
■Nederland geen industrieel land is. Wil men echter
ge ijk wij doen dien maatstaf ganscli verwerpen,
an za men licht tot de gevolgtrekking komen dat de
energie van den fabrikant, de ernstige zucht om op de
ni)vei ïeidsmarkt te concureeren niet groot is.
Belangrijke openbare werken door het initiatief van
Dijzondere personen, zijn in het afgeloopen jaar niet tot
n gekomen. Daarentegen maakte de aanleg van staats
spoorwegen goede vorderingen. Ook in Zeeland. In Zee-
n is het eerste gedeelte van den spoorweg nagenoeg
voltooid, en voor de werken op Walcheren hadden belang-
ï)ke aanbestedingen plaats. Door de afdamming der
er-Schelde, bij welk werk zeer veel voorspoed is
ondervonden, is thans het grootste der Zeeuwsche eilan-
cn aan den vastenwal verbonden, en bestaat gegrond
ooruitzicht dat omstreeks de helft van dit jaar de spoor-
eg van het Sloe naar Bergen op Zoom voor het verkeer
sa geopend worden. Zeeland zal dus allerwaarschijnlijkst
het Ln?al' ?en gRcle.elte 7'hin voltooid van het werk waarop
rende die ^V1.nt's' *>al'en zÜn hooP gevestigd heeft. Gedu-
wmtig jaren, sinds het eerst het denkbeeld
b^ pf" eem^?llen sP"orweg werd uitgesproken, hebben
Wijde verwachting en teleurstelling vaak elkander afge-
'ïsse i en indien velen die slechts een ongeloovigen
g ïm ac voor de plannen die zij als herschenschimmen
ueschouwden om van geen opzettelijke tegenwerking
e gewagen - overhadden, toen die plannen met kracht
ondersteund hadden, dan zou waarschijnlijk lang vóór de
wet op de staatsspoorwegen de reede van Ylissingen
aan het Europeeschc spoorwegnet verbonden zijn geweest.
Indien het waar is, dat men hetgeen waarnaar men het
langst te vergeefs heeft uitgezien ook het best weet te
waardeeren, dan zullen de Zeeuwen niet alleen van
hun spoorweg een uitmuntend gebruik weten te maken,
maar dan is het zelfs verklaarbaar dat Middelburg's in
gezetenen een groot feest hebben aangericht omstreeks
den tijd dat een aanvang word gewaakt met het graafwerk
voor de werkzaamheden die den 9 Mei door den heer
Dienders zijn aangenomen en bestaan in het maken van
een stations-terrein te Middelburg, een gedeelte van het
kanaal, den onderbouw eener dubbele draaibrug enz.
Dit feest werd gevierd den 9 en 10 Juli en zeer vele in
gezetenen hebben zich bijzonder bevlijtigdom het te doen
slagen en zoo luisterrijk mogelijk te doen zijn. Bij die ge
legenheid werd meermalen de wenscli geuit naar, cn aan
de andere zijde voorspiegeling gedaan van een nog veel
luisterrijker feest bij de voltooiing van den Zeeuwsc-hen
spoorweg. Die gebeurtenis zal zeker, dit zal niemand
ontkennen, wel recht feestelijk mogen gevierd worden, en,
hoewel wij mogelijk wat voorbarig zijn, willen wij reeds
nu den wenscli uitdrukken, dat indien alsdan noch
een meel- en broodfabriek, noch een wasch- en badin
richting, noch een werkhuis voor gebreklij denden in
Middelburg mocht verrezen zijn, de ingezetenen de
gelegenheid zullen aangrijpen om van hun feestvreugde
iets van blijvende waarde na te laten en een dezer
inrichtingen aan alle drie bestaat dringend behoefte
tot stand te brengen, waartoe in gewone tijden'geen
genoegzame gelden schijnen bijeen te kunnen worden
gebracht.
De middelen van gemeenschap in Zeeland hebben in
het afgeloopen jaar wel eenige verbetering onderga an
De grieven tegen den stoombootdionst op de Wester-
Schelde zijn grootendeels opgeheven, de gelegenheden
om per stoomboot naar Holland te reizen werden ver
meerderd, en een betere postgemeenschap kwam aan zeer
dringende behoeften te gemoet.
Over het algemeen echter gelooven wij dat men het
jaar 1867, waarop wij thans een zeer vluchtigen blik
tot afscheid hebben geworpen, in velerlei opzicht een
jaar van stilstand zou kunnen noemen.
In een rapport van den ministerraad aan den koning,
hetwelk in de Staatscourant van heden is opgenomen,
wordt herinnerd aan de aanleiding tot het door de
ministers gevraagde ontslag en aan het antwoord des
konings, waarbij dat ontslag niet wordt aangenomen. De
regeering zoo wordt verder in het rapport gezegd
heeft gemeend aan een zoo groot en hoog gewaardeerd
blijk van 'skonings vertrouwen te mogen beantwoorden
door een vernieuwde poging om, zoo God wil, nog eenigen
tijd den koning en het land te dienen. Daartoe is echter
onmisbaar dat zij voldoende ondersteuning bij de volks
vertegenwoordiging vindt. Daarom geeft de regeering
aan den koning den raad op nieuw een beroep op het
volk te doen.
Op grond van dit rapport is de tweede kamer bij
koninklijk besluit van gisteren ontbonden verklaard.
Bij dit besluit is tevens bepaald dat de nieuwe verkie
zingen den 22 dezer zullen plaats hebben en dat de
tweede kamer den 25 Februari zal bijeenkomen.
Omtrent de benoeming der drie nieuwe ministers zie
men de rubriek benoemingen en besluiten.
De heer mr. W. Wintgens is gisteren door den koning
als minister van justitie beëedigd.
De Staatscourant van gisteren bevat het volgende
rapport
„'s Gravenhage den 2 Januari 1868.
„Aan den koning.
„Bij uwer majesteits besluiten van den 21 April 1862,
no. 42 en 43, werden de departementen van eeredienst
opgeheven, met dien verstande dat do zaken van de
eerediensten eene afzonderlijke afdeeling zouden uitma
ken van een der andere departementen van algemeen
bestuur.
„In het wezen der zaak bleven dus de beide admini-
stratiën op den bestaanden voet, slechts met die wijziging,
dat als verantwoordelijk hoofd dier administratie zou
optreden een der overige ministers.
„De verandering scheen haar ontstaan alleen te danken
aan de omstandigheid, dat de werkkring der beide minis
ters van eeredienst van te weinig omvang geacht werd
om het bestaan van afzonderlijke departementen te
wettigen, tenzij de maatregel moest dienen als overgang
om tot eene werkelijke opheffing der departementen te
komen.
„In hoever dit laatste in de bedoeling lag van uwer
majesteits raadslieden toen zij hoogstdenzelve de aange
haalde besluiten hebben voorgedragen, kan niet met
zekerheid uit de bewoordingen van die besluiten worden
opgemaakt.
„Wat hiervan zij, sire, dit staat vast, dat dezelfde
ministers, die de bedoelde voordracht in het jaar 1862
gedaan hebben, tot op hunne aftreding in 1866 geen
afdoendon stap voorde verwezenlijkingvan dit denkbeeld
hebben gedaan.
„Intusschen is aan do hervormde en israëlitische
kerkgenootschappen nog niet dezelfde mate van onaf
hankelijkheid van den staat en van zelfstandigheid ver
zekerd, waarin het roomsch-catholiekc kerkgenootschap
zich mag verheugen, en het volbrengen dier veelomvat
tende en teedcre taak is dan ook van het hoofd van een
departement met geheel andere en zwaarwichtige bezig
heden belast, redelijkerwijze niet te verwachten.
„Maar ook in de staatsrechtelijke betrekkingen tot de
kerkgenootschappen, waarmede het departement van
roomsch-catholieken eeredienst in aanraking is, doen zich
eigenaardige, soms moeielijke onderwerpen voor, die zeer
bijzondere studie en aandacht verdienen.
„De bestaande toestand is dus in dit opzicht niet
gunstig te noemen.
„Onder een ander opzicht is hij als zeer ongunstig
aan te merken.
„De toevoeging toch der eerediensten aan andere
departementen belemmert uit den aard der zaak uwe
majesteit, in strijd met de grondwet, bij voorkomende
vacaturen in de keuze van de hoofden dier departe
menten.
„Door de herstelling der departementen van eeredienst
wordt echter niet uitgesloten de gelijktijdige vervulling
van een daarvan met een ander departement van alge
meen bestuur, hetzij van de thans bestaande, hetzij van
een nieuw daar te stellen departement van nijverheid,
indien uwe majesteit daartoe in de toekomst mocht
willen besluiten.
„De boven ontwikkelde gronden hebben den raad van
ministers geleid tot de eerbiedige voordracht der beide
nevensgaande ontwerp-besluiten.
„Mocht het uwe majesteit behagen zich daarmede te
vereenigen, zoude dit rapport daarnevens in de Staats
courant kunnen worden geplaatst.
„'s Gravenhage, den 1 Januari 1868.
„De minister van binnenlandsche zaken, tijdelijk
voorzitter van den raad van ministers,
HEEMSKERK.
In hetzelfde nommer zijn twee koninklijke besluiten
opgenomen, waarvan het eerste als volgt luidt
2 Jan. 1868, Wij Willem III, bij de gratie Gods, koning
no. 68. der Nederlanden, prins van Oranje-Nassau,
groothertog van Luxemburg, enz.,enz.,enz.
Op het rapport van den raad van ministers, dd. 1 Ja
nuari 1868:
Gelet op art. 73 der grondwet;
Hebben goedgevonden en verstaan
a. met wijziging van onze besluiten van 21 April 1862
(Staatsblad no. 42) cn van 1 Juni 1866 (Staatsbladno.85),
wordt een ministerieel departement voor de zaken der
hervormde en andere eerediensten, behalve die van
den roomsch-catholieken ingesteld:
b. de afzonderlijke administratie der genoemde eere
diensten wordt bij dat departement overgebracht:
i'. over de uitgaven toegestaan bij hoofdstuk VIIc der
staatsbegrooting over 1867 en 1868 zal door en op ver
antwoording van den minister van hervormde en andere
eerediensten worden beschikt;
d. bij de definitieve vaststelling der staatsbegrooting
voor 1868 en bij die van volgende dienstjaren worden de
uitgaven van het departement van hervormde en andere
eerediensten op een afzonderlijk hoofdstuk der staats
begrooting gebracht;
e. dit besluit treedt in werking op den 15 Januari 1868.
Onze ministers van financiën en van hervormde en
andere eerediensten zijn belast met de uitvoering van
dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst