1867.
Burgerlijke siaml
Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging van 29 De
cember jl.J. J. Coers, wedmvii. 33 j. met A. C. Roest, jd.
24 j. J. L. Bannet, jm. 32 j. met K. Frank, jd. 30 j. D. J.
Kesteloo, jm. 30 j. met G. Mcemvsen, jd. 29 j. L. Munter,
jm. 23 j. met P. W. van dc Putte, jd. 25 j.
(Van 21 tot 28 December 1867.)
Vlissingen. Gehuwd: J. H. F. Ritter, jm. 30 j. met
A. P. Quakkelaar, jd. 33 j. P. Geschiere, jm. 19 j. met
C. Jobse,jd. 19 j.
Bevallen: M. J. Spuy, geb. Vermaas, d. J. J. van der
Burg, geb. Goedhart, z. en d. (tweel.) P. D. Visser, geb.
Kloeg, z. P. Meijer, geb. Peeman, z. Voshol, geb.Duyn-
liouwer, z. E. C. Folies, geb. Aspeslagh, d. (doodgeb.)
L. Smits, geb. Doornbos, d. (doodgeb.) J. W. Prince, geb.
Pluvmers, d. (doodgeb.) F. H. Maldoy, geb. Persoons, z.
OverledenC. Eestermans, man van M. J. Bulder, 67 j.
P. J. van der Lenden, d. 11 m. J. Braat, man van T. van
Sluys, 48 j. M. A. S. J. M. van der Os, d. 7 m.
Goes. GehuwdJ. Steutel, jm. 26 j. met E. A. Derck-
sen, jd. 25 j.
Bevallen: S. Snijder, geb. Kunstenaar, z. K. Verduijn,
geb. Gardon, z. J. den Hollander, geb. Bak, z. G. A. Pe
ters, geb. Agelink van Rentergem, z. J. Glerum, geb.
Dekker, z. G. de Jonge, geb. Muller, z. S. Foudraine,
geb. Koekkoek, z. A. Batens, geb. Janse, d.
Overleden: B. J. Elsman, man van C. Keetlaar, 64 j.
P. van Zoom, jd. 70 j. H. P. van der Straate, z. 15 d.
Zieiukzee. Gehuwd; J. P, Pauli, jm. 33 j. met G. Hoo-
gendorp, jd. 29 j.
BevallenN. van den Berge, geb. de Braai, z. M. Bran
denburg, geb. Maaeijs, d. L. Boogerd, geb. Bal, d.
OverledenP. Keiler, man van G. Ornee, 55 j. L. Schou
ten, man van J. van Prooien, 60 j.
Verkoopïngcii ea aanbestedingen.
Eergisteren is alhier ten verkoop aangeboden een huis,
erf en tuin, staande in de St. Janstraat, wijk II no. 202.
Hoogste bod /'3100. Opgehouden.
Eergisteren is te Vlissingen ten verkoop aangeboden
1. Een huis en erve in den Koudenhoek, wijk L no. 72.
Verkocht voor 545. II. Een dito aldaar, wijk L.
no. 73. Verkocht voor 284. III. Een dito op de Oude
Markt, wijk F no. 58. Verkocht voor f 1735. IV. Een
dito aldaar, wijk F no. 43. Opgehouden voor f 892.
Thcrmomcterstand
30 Dec. 's av. 11 u. 25 gr.
31 'smorg.7 u.23g,.'smidd.lu.28gr.'sav.llu.24gr.
I Jan. 's morg.7 u. 23 's morg. 1 u. 26 gr.
Algemeen ovcrxicht.
De agitatie onder de Engelsche bevolking over de
daden der Fenians vermeerdert steeds. De Londensche
dagbladen lezende, ziet men zich waarlijk als in geheel
andere tijden en toestanden verplaatst. Het geheimzinnig
kleed, hetwelk alle aanslagen der Fenians bedekt, bezit
iets romantisch en iets aangrijpends, hetwelk men in onze
dagen tc vergeefs op politiek terrein zoeken zou. Er is
thans geen zoo wonderlijk gerucht of de geagiteerde
Engelsche bevolking vindt het niet onwaarschijnlijk ge
noeg om daaraan geloof te slaan. Zoo leest men thansin de
Engelsche dagbladen dat do Fenians liet plan zouden
hebben om zich van koningin Victoria meester té maken
en als haar losgeld dc onafhankelijkheid van Ierland te
eischen. Een aantal personen hebben zich reeds bij adres
tot do koningin gewend 0111 als vrijwilligers met de be
waking van het kasteel tc Osborne te worden belast.
Koningin Victoria heeft echter aan deze adressanten te
kennen gegeven dat zij geenerlei vrees koestert voor
hare persoonlijke veiligheid. Een ander gerucht, te Lon
den in omloop, meldt dat de Fenians de onderzeesclie
telegraafkabel naar Amerika willen vernielen. Kortom
de Engelsche natie heeft in geen jaren een tijdperk van
zooveel onrust doorleefd als thans het geval is.
Gelijk wel te vermoeden was ondervindt de Italiaan-
sche minister Menabrea moeielijkheden van allerlei aard
hij de samenstelling van een gewijzigd ministerie. Eer
gisteren heeft koning Vietor Emmanuel weder gedurende
eenige uren te Florence vertoefd 0111 den heer Menabrea
ten gehoore te ontvangen en is daarna weder naar Turijn
teruggekeerd.
Omtrent de uitvoering van de bepaling der overeen
komst van Praag ten opzichte van Slèeswijk schijnen
weldra weder onderhandelingen tussehen Pruisen en
Denemarken te zullen worden aangevangen, De heer
Quaade wordt daartoe over eenige dagen te Berlijn ver
wacht.
Het vertrek van den Russischen ambassadeur te
Gonstantinopel naar St. Petersburg, in verband met de
aanstaande komst aldaar van de Russische vertegenwoor
digers te Parijs en te Weenen, heeft ook in Turkije een
levendigen indruk gemaakt. Ook de Turksche regeering
vreest voor eenc krachtige optreding van Rusland in de
Oostersche quaestie, gelijk trouwens de Russische dag
bladen dagelijks voorspellen. Van deze gemoedsstemming
des sultans hebben de groote mogendheden gebruik
gemaakt om weder aan te dringen op het verleenen van
concessiën aan de christen-bevolkingen onder Turksch
bestuur.
De Oostenrijksche dagbladen trekken intusschen heftig
te velde tegen de aan Rusland toegedachte politieke
plannen. „Bij onze binnenlandsche moeielijkheden
zegt de Presse kennen wij slechts éene quaestie,
welke ons zou nopen alle onze krachten tot wederstand
te doen gelden. Die quaestie is het Oostersche vraag
stuk; dit toch raakt onze ernstigste politieke en handels
belangen en staat in verband met ons volksbestaan, daar
wij zeer wel weten dat de Russische intriges tot het op
den voorgrond treden van eene Gallicische en Servische
quaestie zouden leiden. Wij werpen geen begeerig oog
naar de provinciën van Turkije, maar als Rusland daar
aan de hand wilde slaan zou het ons op zijn weg vinden
en dan ontwaren hoe Oostenrijk reeds een groot deel van
den weg heeft afgelegd, welke naar zijne herleving leidt."
Koning Christiaan van Denemarken heeft onlangs de
eilanden St. Thomas en St. John aan do Vereenigde
staten van Noord-Amerika afgestaan. In eene thans
openbaar gemaakte proclamatie van wege koning Chris
tiaan wordt dit aan dc bevolking medegedeeld. „Met
hartelijk leedwezen leest men daarin verbreken
wij de banden, welke u sedert jaren aan het moederland
vasthechtten en wij zullen nooit de talrijke blijken van
loyauteit en genegenheid vergeten, welke wij van u
ontvingen." Welke belangrijke oorzaken dan tot dezen
afstand hebben geleid blijkt uit de proclamatie volstrekt
niet; met geen woord wordt van die oorzaken gewag
gemaakt. De bevolking der afgestane eilanden schijnt,
naar de meening van do stellers der proclamatie, daar
omtrent niet behoeven te worden ingelicht.
1.
Indien wij aan de bekende traditioneele voorstelling-
van den eersten Januari een beeld mogen ontleenen, dan
durven wij wel zeggen dat eene ernstige gedachte zich
afspiegelt op het jeugdig gelaat van 1868, terwijl zij zoo
even hare oude zuster uitgeleide heeft gedaan en nog
nauwelijks tot aan de voetlichten is genaderd om zich
aan het publiek te vertoonen. Terwijl men nog vragend
de debutante aanstaart, zij eene enkele gedachte gewijd
aan de afgetredene.
Die gedachte kan in zeer weinige woorden te zamen
gevat worden, welke woorden den grooten stroom
der gebeurtenissen gelijk deze zich in zijne hoofd
momenten aan ons vertoonde, weder geheel en al in de
herinnering terug roept, terwijl wij eindelijk, als
conclusie, slechts ongeloovig knnnen luisteren naar
deze poëtische ontboezeming van den bekroonden
tentoonstellingsdichter
Ie front tourné sers ton aurote,
Heureuse jiaix, nous t'implorons,
Et nous rhytrnons 1'liymne sonore
Sur les marteaux des forgerons.
Luxemburg en Mentana, legerorganisatiën en reactie,
fenianisme en volksontevredenheid zijn toch in Europa
le revers dezer tentoonstellings-medaille, terwijl misschien
alleen te Weenen en tc Pesth de binnenlandsche aan
gelegenheden een niet al te schril contrast vormen met
deze verzen van Coppée.
Men schreef 1 Januari 1867. Keizer Napoleon sprak
zijne goede wensclien uit voor de instandhouding der
troonen natuurlijk van diegene, welke Sadowa had
gespaard, voor het welzijn der natiën, voor eensgezind
heid en vrede. Deze phrases leerden echter noch den
Italiaan Rome vergeten, noch den Fenian Ierland's
vrijheid, noch den Hongaar zijne onafhankelijkheid; die
phrases konden von Bismarck niet tot andere gedachten
brengen in en omtrent Duitschland, noch het testament
van czaar Peter uit Rusland's geheugen wisschen. Europa
luisterde dan ook slechts naar de betuigingen op de
Tuilleriën met de gedachte dat Napoleon voor het oogen-
blik gcenerlei oorlogzuchtige plannen had, maar aan
Frankrijk al den glans en heerlijkheid der wereld-tentoon
stelling wilde doen genieten. Overigens werd, als blijk
van welwillendheid jegens zijne onderdanen, voor het
Fransch wetgevend lichaam weder door Napoleon III
gesproken van le couronnement de Cédijice. Dc keizer ver
leende in plaats van het opgeheven recht 0111 een adres
van antwoord op de troonrede in te dienen, en als wilde
hij het constitutioneel stelsel parodieeren, het interpel
latie-recht zonder de ministerieele verantwoordelijkheid,
waardoor dit recht illusoir werd gemaakt, alles onder
terugkeer tot den ouden vormde tribune. De dagblad
pers erlangde echter werkelijk eenige meerdere vrijheid
of liever eenige mindere belemmering in hare bewe
gingen.
Van meer belang was dan ook de hervorming aan de
andere zijde van het kanaal. Zelfs de conservatieve partij,
na den val van het Whig-ministerie aan het bestuur ge
komen, was in den laatsten tijd begonnen te begrijpen
dat geen dijken meer baten konden tegen den telkens
met vernieuwde krachten opdringenden stroom der volks
opinie, welke deel aan 'slancls bestuur eischte voor het
als bij uitnemendheid met den naam van „arbeidende
klasse" bestempelde deel der natie. Men wilde daarom
liever den stroom gedeeltelijkvolgen,gedeeltelijkafieiden,
dan eene uitbarsting van het zelfs door die partij als niet
geheel en al onbillij k beschouwd volksongeduld trotseeren.
Bovendien had dc Engelsche regeering reeds toen als
'tware een voorgevoel van de noodzakelijkheid om allcf
tot o]) zekere hoogte mogelijke coalitiën te voorkomen
tussehen de arbeidende klassen, die ontzaglijke macht van
den nieuweren tijd en het meer en meer veldwinnend
Fenianisme, onder welke nationale ramp gebukt, Engeland
het jaar 1867 zou intreden, alles tot slechts half verholen
genoegen van Amerika, wiens president in zijne bood.
schap aan het congres over de onderneming der Ameri-
kaansche Fenians in Canada zeide: „het oordeel dat men
moet vellen over eene onderneming verbodendoor de wet
ten der onzijdigheid, ondergaat eene wijziging wanneer
men let op de grieven, waarover het Iersche volk zich sinds
eeuwen beklaagt, wanneer men acht slaat op de klachten
aangeheven over het wanbestuur van dat land."
Belangrijker dan de Fransche en Engelsche hervormin
gen waren de wijzigingen in het Oostenrijksche staats
bestuur. Oostenrijk's politieke toestand werd sedert
Sadowa beheerscht door de Hongaarsche quaestie. Tal
loos waren de moeilijkheden, welke eene verzoening-
met de Hongaren belemmerden en menigmaal had het
den schijn alsof alle pogingen daartoe, ondanks de
pogingen van den heer von Beust, zouden mislukken.
Bij de regeering te Weenen bleek echter steeds de over
tuiging te bestaan dat de vredelievende oplossing der
Hongaarsche quaestie voor de monarchie eene levens
vraag was en van dat standpunt handelende werd het
vraagstuk na velerlei concessiën opgelost, en schier ge
heel en al het dualistisch systeem toegepast.
In verband hiermede bleek uit verschillende verschijn
selen dat de Oostenrijksche regeering voor goed met het
verleden wilcle breken. Aan de politiek van Metternich
werd geheel en al vaarwel gezegd; het clericalisme ont
ving in de onderwijs-rrgcling den genadeslag en het was
alsof men te Weenen op politiek gebied eenigszins het
voorbeeld wilde gaan volgen van Italië.
Men had zich daar in het begin des afgelaopen jaars
bezig gehouden met de regeling der uitvoering van het
besluit tot secularisatie der geestelijke goederen. De
ontvangst van het daartoe door den minister van finan
ciën Scialoja ingediend wetsontwerp was echter van dien
aard dat koning Victor Emmanuel moest kiezen tussehen
eene verandering van verantwoordelijke ministers of
eene ontbinding van het parlement. Hij koos het laatste,
en een nieuw huis van afgevaardigden trad uit den
boezem der natie op. Eenigen tijd later werd echter het
ministerie lticasoli door een kabinet Ratazzi vervangen.
Het verschil tussehen deze twee staatslieden scheen
vooral hierin gelegen te zijn dat Ricasoli radicaler begin
selen bezit dan Ratazzi. De laatste was meer geneigd om
voorzichtigheidshalve de kerk en geestelijkheid tegen
te werken, terwijl Ricasoli meer tegenzin betoonde in alle
diplomatieke of niet-diplomatieke transactiën met het
beginsel der „vrije kerk in den vrijen staat." Met dezen
hoofdtrek van Ricasoli's politiek karakter staat dan ook
in nauwe verwantschap zijn weinige tact om den hove
ling te spelen, op welk gebied daarentegen Ratazzi het
zeer ver heeft gebracht.
Terwijl de Italiaansche regeering de gebeurtenissen
tegemoet ging, welke op den Europeeschen toestand
een zoo belangrijken invloed uitoefenden, werd in het
Noord-Duitsch parlement gewag gemaakt van eene
quaestie, welke gedurende een groot aantal weken voor
westelijk Europa het dagelijks terugkeerend voorwerp
der algemeene belangstelling was: de naam van Luxem
burg werd uitgesproken. Terwijl het Duitsch parlement
in volle majesteit te Berlijn zetelde, bedwelmd nog
door de op 24 Februari door koning Wilhelm gespro
ken woorden dat voor Duitschland de droom der ecuwen
nu zou verwezenlijkt worden, en nadat het do behan
deling der met de verschillende Duitsche regeerin
gen reeds vastgestelde bondsconstitutie had aangevangen,
erlangde zekere heer Schraps uit Drcsden het woord.
Na de inlijving van zijn eigen vaderland waarschijnlijk
ook minder waarde hechtende aan het onafhankelijk-
heidsrecht van andere staten, betoogde hij de wenschelijk-
heid dat Luxemburg en Limburg deel zouden uitmaken
van den bond en gaf niet onduidelijk te kennen dat