MIDDELBURGSCHE COURANT. N°- 208. Zondag 29 December. 1867. öinttmlanö. Editie van Zaterdag avond 8 uren. gemeente-bestuur. PUBLICATIE. De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen maken bekend: dat, inde raadsvergadering van den 14 December jl. zijn benoemd de voorzitters en leden der onderscheidene vaste commissiën uit den gemeenteraad, voor bet jaar 1868, en dat, ten gevolgedezer benoemingen,die commissiën zijn samengesteld, als volgt a. de commissie voor de verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd, uit de heeren Th. van Uije Pieterse, voorzitter, J. G. Hector, W. van der Os, N. J. B. de Veij Mestdagh en M. Pot b. de commissie voor de belastingen, uit de heeren H. P. Winkelman, voorzitter, A. Ruysch, C. J. van der Hijden, J. C. Ockers en W. de Kruyff c. de commissie voor de financiën, uit de heeren II. P. Winkelman, voorzitter, J. C. Ockers, J. G. Hector, W. de Kruyff en A. Scsiraver d. de commissie voor de fabricage nit de heeren dr. J. W. Callenfels, voorzitter, C. J. van der Hijden, W. de Kruyff, W. van der Os en A. Schraver e. de commissie voor de gasfabriek uit de heeren dr. J. W. Callenfels, voorzitter, Th. van Uije Pieterse W. van der Os, W. de Kruyff en J. C. Ockers de commissie voor den rijweg tusscben Middelburg Cq Vlissingen, voor zooveel de gemeente VTissingen be treft, uit de heeren dr. J. W. Callenfels en W. van der Os g. 'de commissie voor den rijweg tusscben Vlissingen en Kondekerke, voor zooveel de gemeente Vlissingen betreft, uit de heeren dr. J. W. Callenfels, W. van der Os en W. de Kruyff. En is biervan afkondiging geschied waar bet behoort, den 27 December 1867. De Burgemeester voornoemd, J. W. CALLENFELS. De secretaris, P. FORBES WELS. PUBLICATIE. NATIONALE MILITIE. De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen; Gezien art. 19 der wet van den 19 Augustus 1861 (Staatsblad no. 72) makeu bekend dat bet register tot inschrijving van alle mannelijke ingezetenen, die op den 1 Januari aanstaande hun 19 jaar zullen zijn ingetreden dierhalve zij die in 1849 zijn geboren zal gereed liggen ter gemeente secretarie, van den 1 tot en met den 31 Januari 1868, van des voor middags 10 tot des namiddags 3 uren dat voor ingezeten wordt gehouden 1. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of zijn beide overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van den 28 Juli 1850 (Staatsblad no. 44) 2. hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende de laatste achttien maanden, voorafgaande aan den 1 Januari van bet jaar waarin bij zich moet laten in schrijven, in Nederland verblijf hield; 3. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits bij binnen bet rijk verblijf bondt; dat niet voor ingezeten wordt gehouden de vreemde ling, behoorende tot eenen staat, waar de Nederlander niet aan don verplichten krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienstplichtigheid bet beginsel van wederkeerigheid is aangenomen (art. 15 der wet van 19 Augustus 1861 (Staatsblad no. 72) dat hij,die eerst na het intreden van zijn 19e jaar, doch tóor het volbrengen van zijn 20e ingezeten wordt, ver plicht is, zicb, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven bij burgemeester en wethouders der gemeente waar de inschrijving volgens art. 16 moet geschieden (art. 20 der wet) dat voor de militie niet wordt ingeschreven: 1. de in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is; 2. de in een vreemd rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten; 3. de zoon van den Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in 's rijks overzeescbe bezittingen of koloniën woont (art. 17 der wet); dat de inschrijving geschiedt; 1. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overle den, de voogd woont 2. van een gehuwde en van een weduwenaar, in de gemeente waar hij woont 3. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is, in de gemeente, waar hij woont 4. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft (art. 16 der wet). dat ieder, die volgens art. 15 behoort te worden inge schreven, verplicht is zich daartoe, bij burgemeester en wethouders, ter boven aangegeven plaatse en binnen den daar bepaalden tijd aan te geven, en dat bij diens onge steldheid, afwezigheid of ontstentenis zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden, zijn voogd tot het doen van die aangifte verplicht is (art. 18 der wet). Belanghebbenden worden mitsdien dringend aange maand aan de op hun rustende verplichting te voldoen en wordt hun ten overvloede onder de aandacht gebracht, dat by bovengemelde wet onder meer is bepaald: dat met boete van f 25 tot f 100 wordt gestraft de overtreding van art. 18, en dat bij elke veroordeeling tot boeten, tevens door den rechter wordt bepaald, dat, in dien daaraan niet is voldaan binnen twee maanden nadat de veroordeelde tot betaling is aangemaand, de boete door gevangenisstraf van ten hoogste tien maanden zal worden vervangen. En is hiervan, voor de tweede maal, afkondiging ge schied waar het behoort, den 27 December 1867. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. W. CALLENFELS. De secretaris, P. FORBES WELS. middelburg 28 December. Hoewel de telegraaf ons gisteren een zeer getrouw overzicht heeft geleverd van de redevoering, door den minister van binnenlandsche zaken bij de sluiting van de zitting 1867/68 der staten generaal op gisteren uitge sproken, laten w'ij die rede hier nog letterlijk volgen. Mijne Heeren! „Niet zonder leedwezen, maar tevens in het besef van plicht en gebiedende noodzakelijkheid, komen wij reeds heden een einde maken aan uwen wetgevenden arbeid. „De aanvang der zitting had van het overleg tusschen kamers en regeering beter doen verwachten. „Aan het voorbereidend onderzoek der begrootings- wetten was veel zorg besteed. „Van de wetsontwerpen, in de troonrede genoemd, wa ren vele in behandeling, andere in bewerking. „Met grond mocht men hopen dat de voltooiing der wetten op het onderwijs en de verbetering van die op de rechtspleging en het strafrecht, op handen warendat de behandeling van bet belangrijke vraagstuk omtrent de lagere school tot eene voldoende uitkomst zou hebben geleid; dat de verbetering der defentie zou worden voortgezet zonder te zware offers van de natie te vergen; dat de vragen omtrent de Indische huishouding zouden worden opgelost in den zin van krachtige handhaving van 't boog gezag en van de onmisbare bronnen van in- koms^; zonder de opbeuring van handel en ny verheid en het Afelzijn der Oostersche volkeren uit het oog te ver- liez/em „Egn gewichtig voorval is tusschenbeide gekomen. „Omtrent drie groote belangen was tegenover het bui tenland een gunstige uitslag verkregen, 's Lands recht op zijn stroomgebied was gehandhaafd zonder stoornis der goede verstandhouding met onze naburen; Limburg was voor goed van Duitschland losgemaakt; Nederland had zijne onzijdigheid behouden in bedenkelijke oogen- blikken en met eere deelgenomen aan de Loudensche conferentie tot verzekering van recht en vrede in Europa. „Toch was het juist het buitenlandsche beleid met betrekking tot die onderwerpen, dat in de tweede kamer werd aangevallen, tengevolge waarvan zij het3e hoofdstuk der staatsbegrooting afstemde. „Van zelf was door die daad der meerderheid, de kabinetsvraag' gesteld. „Het heilzame, ja naar den geest der grondwet onmis bare begrip van éenheid der regeering ware miskend geworden, zoo een deel van het kabinet had berust in de veroordeeling van hetgeen, in zake van zdo groot belang, naar de vaste overtuiging van al zijne leden, tot heil van het vaderland was geschied. „Het gezamenlijk verzoek om ontslag werd dus in gediend. „'sKonings wijsheid behield zich die beslissing voor, totdat door de noodige wetten in de behoefte van den dienst zou zijn voorzien. „Daarna behaagde het hem, dat ontslag niet aan te nemen en aan de raadslieden der kroon de verzekering van zyn ongekrenkt, vertrouwen te geven. „Van die beslissing onder zulke omstandigheden zal een vernieuwd beroep van den koning op het getrouwe Nederlandsche volk het onvermijdelijk gevolg zijn. „In 'skonings n.-iam betuigen wij aan de staten-generaal zijn dank voor het goede, dat met huune medewerking is tot stand gekomen, en verklaren de tegenwoordige zitting te zijn gesloten." Gisteren avond werd in de Concertzaal alhier ten voor- deele der nagelaten betrekkingen van de bemanning der verongelukte loodsboot op Terschelling eene soiree musi- cale et littéraire gegeven, welke ten volle aan het doel heeft beantwoord. Letterkundige en muzikale voordrach ten wisselden elkander af. De opbrengst zal, na aftrek der onkosten, vermoedelijk een f300 bedragen. De Nederlandsche Industrieel van jl. Zondag bevat een verslag van het verhandelde in de den 19 dezer te Amsterdam, onder voorzitterschap van den heer F. van Heukelom, gehouden buitengewone algemeene vergade ring der Maatschappij tot exploitatie van staats-spoor- wegen, waaraan wij het volgende ontleenen. De vergadering werd bijgewoond door 69 aandeel houders, die te zamen 669 stemmen vertegenwoordigden. In de eerste plaats werd het woord verleend aan de commissie, die in de bnitengewoue vergadering van 19 November jl. is benoemd, ten einde verslag uit te brengen omtrent de haar gedane opdracht van: 1. te onderzoeken of de voorstellen der directie, waarvoor de buitengewone vergadering van 19 November werd belegd, zooals zij daar lagen, al dan niet door de aandeelhouders behoorden te worden aangenomen; 2. om, zoo die voor stellen door haar onaannemelijk mochten worden geacht, na overleg met het bestuur zoodanige amendementen of wel contra-voorstellen te ontwerpen en, behoudens de nadere bekrachtiging der algemeene vergadering van aandeelhouders, de eventueele executie daarvan voor te bereiden, als waardoor, naar hare overtuiging, de Maat schappij aan hare wettige verplichtingen zou kunnen voldoen. De heer A. C. Wertheiin verwees naar het reeds vooraf in druk uitgegeven rapport der commissie, en wees de drie vragen aan welke zij gemeend heeft te moeten onder zoeken, t. w.: 1. Heeft de Maatschappij levensvatbaarheid? 2. Zoo ja, moet de commissie dan de aanneming der voor stellen van de directie adviseeren 3. Zoo neen, welke

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 1