MIDDELBURGSCHE
COURANT.
204.
Zondag
22 December.
1867.
Editie van Zaterdag avond 8 uren.
Middelburg 21 December.
Bij kabinetsbrief van heden (Zaterdag) heeft de
koning aan den raad van ministers medegedeeld,
dat Z. M. geen reden heeft gevonden om zijn ver
trouwen aau het tegenwoordig kabinet te ontzeggen,
en hij mitsdien het aangeboden ontslag niet heeft
aangenomen.
De eerste kamer heeft heden het wetsontwerp tot
vereenigiug der gemeenten Reeuwijk en Sluipwijk ver
worpen. De overige aan de orde gestelde wetten zijn
aangenomen.
De kamer is vervolgens tot nadere bijeenroeping ge
seheiden.
Het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage van
heden bevat een brief door den heer van Bijlandt,
Nederland's vertegenwoordiger bij het Pruisische bof,
aan de redactie van dat blad gericht.
Zoowel de inhoud zelf als het vreemde verschijnsel,
dat een onzer gezanten in een courant van zóo spe
ciaal karakter als het „Dagblad" polemiseerend optreedt,
noopt ons den brief hier te laten volgen.
Herlijn18 December 1867.
„Mijnbeer de redacteur,
„Het onlang3 voorgevallene in de zitting van onze
tweede kamer van 25 November 11. noopt mij tot het
afleggen der volgende verklaring:
Ik voor mij persoonlijk, heb niets te vreezen van de
openbaarmaking van mijne particuliere brieven van 28
en 30 Mei 1866, door mij aaD Zr. Ms. regeering
gericht. Van alles wat ik ambtshalve schrijf en onder-
teeken, draag ik volgaarne de verantwoordelijkheid, daar
ik het besef heb dat ik altijd daarbijnaar mjju geweten,
getrouw aan de waarheid blijf.
Maar waarover ik mijne bevreemding moet uitspreken,
is,"dat. die beide brieven, na do aftreding van den heer
Cremers als minister, zijn teruggehouden. Zij waren
immers niet gericht aan den heer Cremers als privaat
man, maar aan den heer Cremers als minister. Zij hadden
beiden uitsluitend betrekking en dienden als toelichting
tot officieel behandelde staatszaken; de minuten van die
brieven liggen in mijn archief, en wanneer ik eenmaal
mijn post te Berlijn zal moeten verlaten, zal zeer zeker
bij mij de gedachte niet opkomen die stukken er uit te
lichten omdat het particuliere brieven waren. Zij hande
len immers niet over particuliere zaken, en de kennisne
ming daarvan kan voor mijn opvolger zijn nut hebben.
„Ik kan nu het vermoeden niet onderdrukken, dat
mijne beide brieven niet alleen moesten dienen tot de
persoonlijke verdediging van den heer Cremers, maar-
veel meer en vooral om als wapen te worden gebruikt
voor eene politieke manoeuvre, om door een parlementair-
schandaal, met meer zekerheid de afstemming van de
begrooting van buitenlandsche zaken te verkrijgen en
vervolgens de omverwerping van het geheele ministerie.
En hiertegen moet ik protest aan teekenen. Ik kan niet
goedkeuren, dat, bnitgn mijn weten, mijn naam en mijne
vertrouwelijke brieven, aan de regeeriDg gericht, door
derden worden gebruikt om eenig ministerie hoegenaamd
omver te werpen, onverschillig welke politieke richting
aan het roer van de zaken is. Ik bad dit niet kunnen
goedkeuren van de zijde van de conservatieve partij, als
oppositie tegen een liberaal kabinet, en kan dit thans
evenmin.
„Was dan de verdediging van den heer Cremers,
eenige dagen later, door geen ander middel mogelijk en
zonder zulke gevolgen na zich te slepen? Dit kan ik
niet geloovcn. Of de nu door zulke middelen ontstane
crisis tot heil zal strekken van het vaderland en tot
verheffing van onze politieke moraliteit in het oog van
het buitenland, zal de toekomst moeten leeren!
„De graaf van Zuylen heeft terecht het gevoelen be
aamd van den heer Tborbecke, dat het niet publiceeren
der diplomatieke correspondentie over de Limburgsche
en Lnxemburgsche vraagstukken in het nadeel was van
den minister; en ik, die voor een gedeelte die corres
pondentie heb gevoerd, kan dit volkomen bevestigen.
Maar de minister heeft er tevens bijgevoegd, dat hij zich
dit nadeel moest getroosten in het belang van het va
derland.
„Na eene bijna dertigjarige ondervinding in de diplo
matieke carrière, heb ik de bevoegdheid en het recht
verkregen om openlijk te verklaren, dat ik niet kan goed
keuren een zoodanig misbruik door derden van vev-
trouwelijke brieven over staatszaken, door gezanten aan
hunne regeering gericht. Zoodanige brieven geven ge
woonlijk verslag van zeer vertrouwelijke gesprekken
met vreemde staatslieden, onder vermelding van hnnne
namen en door hen textueel gebezigde uitdrukkingen.
De openbaarmakiug van zulke brieven is nog nooit en
nergens, na zoo korten tijdsverloop, geschied. Ik zeg, na
zoo korten tijdsverloop, omdat de gemoederen nog niet
eens bedaard en verkoeld zijn, en de betrokkene vraag
stukken als 't ware nog warm zijn van den daarover
gevoerden diplomatieken strijdNederland heeft nu voor
de eerste maal het treurig voorbeeld gegeven van eene
tot nu toe in de diplomatieke wereld ongekende, zoo
ontijdige en indiscrete openbaarmaking van geheime
stukkeD. Ik vrees dat hierdoor voor de toekomst aan
ons vaderland een groot nadeel is berokkend; want vooi-
taan zullen alle vreemde regeeringen huiverig zijn zich
in vertrouwelijke gesprekken met onze gezanten in te
laten. En deze laatsten zullen nu in ernstige overweging
moeten nemen of het hun nog mogelijk is, om met goed
gevolg bij vreemde regeeringen te blijven vertegenwoor
digen een staat, waar zulke handelingen niet alleen on
gestraft kunnen gepleegd worden, maar zelfs bij eenigen,
hoe weinigen ook, goedkeuring kunnen vinden.
„Ik ben, niet alleen aan mij zeiven, maar ook aan alle
mijne Nederlandsche en vreemde collega's verschuldigd,
openlijk tegen zoodanige handeling te protesteeren.
„Door de plaatsing van het vorenstaande in uw geacht
blad zult gij mij zeer verplichten.
„Gelief, mijnheer de redacteur, de verzekering te ont
vangen mijner zeer bijzondere achting.
„C. VAN BYLANDT."
De minister van binnenlandsche zaken heeft op nieuw
tot secretaris bij den geneeskundigen raad in Zeeland
benoemd dr. J. P. Berdenis van Berlekom alhier.
Benoemingen en besluiten.
geneeskundig staatstoezicht. Benoemd, ter ver
vanging van de op 31 December' a. aftredende en niet
herkiesbare leden van den geneeskundigen raad in
Zeeland: de heeren dr. Y. Keyzer, dr. S. Dobbeiaer de
Wind en J. J. A. Baert, apotheker, allen te Middelburg;
en tot plaatsvervangende leden de heeren dr. J. C. de
Man, te Middelburg, dr. E. J. F. P. J. Vogelvanger, te
Hulst en S. G. Nauta van der Grijp, apotheker te
Zierikzee.
po ld ek B est uit en. Benoemd tot gezworen van de
polders Tienhonderd en Zwarte, J. Risseeuw Jz.; tot
beheerder van den nieuw bedijkten polder op de Kleine
Stelle, K. Taelman.
makine. Op verzoek eervol uit den zeedienst ont
slagen de luitenant ter zee 2e klasse H. W. F. Riesz.
Marine en leger.
Zr. Ms. 8chroefstoomschip Het metalen kruis, kominan-
dant de kapitein ter zee J. Vos, is den 2 dezer ter reede
St. Vincent (Kaap Verdische eilanden) aangekomen.
Rechtzaken.
De arrondissements-rechtbank alhier heeft eergisteren
de volgende vonnissen uitgesproken:
Frederik Plankeel, oud 27jaren,apotheker te Oostburg,
was beklaagd dat hij den 24 December 1866 in zijne
apotheek aan Maria Jozina Risseeuw,destijds te Oostburg
verblijvende, op hare mondelinge aanvraag, zeggende
„dat het voor hare moeder was om ratten te dooden,"
heeft afgeleverd twee drachmen wit rattenkruit, dit in
een onverzegeld stuk papier in den gewonen vorm van
een poeder met nog een ander stuk papier daarom beeft
gewikkeld, zonder vermelding van den naam der zelf
standigheid en van het woord vergift.
Het openbaar ministerie hield de beschuldiging vol
en requireerde schuldigverklaring van den beklaagde en
veroordeeling overeenkomstig de wet.
Mr. W. A. van Hoek, die ais gemachtigde en verdediger
van den beklaagde optrad, concludeerde in de eerste
plaats tot niet-ontvankelijk-verklaring vau het openbaar
ministerie, op grond dat zijn cliënt in de dagvaarding
verkeerdelijk als apotheker is gequaiificeerd, daar hij,
blijkens zijn patent, tevens is drogist en als zoodanig
bevoegd tot aflevering van vergiften zonder volgens de
tegenwoordige wet aan hoeveelheid gebonden of aan
formaliteiten onderworpen te zijn.
Ten aanzien der zaak zelve met wier behandeling
ondanks de genomen conclusie, onder toestemming van
den verdediger, was voortgegaan en alzoo het getuigen
verhoor van M. Risseeuw had plaats gehad noemde
hij de ingestelde vervolging immoreel, omdat zij het ge
volg is van eene door den beklaagde in eene strafzaak
ten laste van M. J. Risseeuw onder eede afgelegde ge-
tuigenverkiaring, en volgens do Nederlandsche rechts-
'beginselen kan, naar zijne meening, een getuige die
onder eede eene verklaring in eigen nadeel aflegt en
moet afleggen, op zware straf, niet vervolgd worden.
Voorts achtte hij het wettig bewijs niet geleverd
dat werkelijk rattenkruit door den beklaagde is afge
leverd, terwijl hij verder trachtte aan te toonen dat deze,
volgens art. 34 der wet op de aitsenijbereidkunst zijne
bevoegdheid krachtens de vorige wet behoudende, heeft
voldaan aan art. 16 dier wet, daar hij rattekruit heeft
afgeleverd aan een bekend persoon, tot een bekend
gebruik, en op schriftelijke order, al is deze dan
ook eerst eenige uren na de aflevering geteekend.
De verdediger concludeerde, op grond van een en
ander, tot niet ontvankelijkverklaring van het openbaar
ministerie; en subsidiair tot vrijspraak van den beklaagde
wegens gebrek aan bewijs dat bij rattenkruit heeft
afgeleverd, of tot ontslag van rechtsvervolging, als zijnde
het feit noch misdaad, noch wanbedrijf, noch ovei treding.
Bij re- en dupliek werd van beide zijden bij de geno
men conclusiën gepersisteerd.
De rechtbank heeft bij haar vonnis het bij de dagvaar
ding te laste gelegde als bewezen aangenomen, en over
wogen 1. dat het niet bewezen is dat de beklaagde vier
maanden voor de invoering der nieuwe wet drogist was,
maar al ware dit zoo dat bij aan de instructie van drogis
ten onderworpen zou wezen; 2. dat ingevolge de lijst aan
drogisten ter hancl gesteld hij niet, minder dan eene hoe
veelheid van 12 looden mocht verknopen; 3. dat hij zeer
zeker als drogist volgens de nieuwe wet arsenicum bij
elke hoeveelheid en zonder formaliteiten mucht verkoo-
pen, maar dat lrtj is gedagvaard van als apotheker uit
zijne apotheek en uiet als drogist uit zijn winkel
vergift afgeleverd te hebben. Op deze gronden is de be
klaagde schuldig verklaard 1. aan het door een apotheker
afleveren van vergiftige' zelfstandigheden aan een parti
culier zonder schriftelijke aanvrage met opgave vau het
doel, waartoe die moeten dienen en 2. aan het afleveren
van vergift in een onverzegeld papier en zonder den
naam alsmede het woord „vergift" daarop geschreven te
hebben. Hij is veroordeeld tot twee geldboeten, ieder van
200, bij niet betaling te vervangen door gevangenisstraf
van eene maand voor elke boete, alsmede in de kosten.
Cbristina Johanna ten Hacken, oud 13 jaren, bood
schapmeisje alhier beklaagd dat zij in de maand Sep
tember jl. ten nadeele van den heer H. H. Roelse, bij
wien zij in dienst was, een gedeelte van het haar voor
eene boodschap bij den winkelier A. B. Holster ter hand
gestelde geld teruggehouden beeft; dat zij op verschil
lende tijdstippen ten name van dien heer en zijne schoon
moeder mejufvroinv de wed. Krijger, bij vrouw ten
Hacken, hare stiefmoeder, zonder daartoe last te hebben
ontvangen, appelen, peren, babbelaars, chocolaad enz. op
crediet gebaald en voor zich behouden heeft, ter waarde
van ƒ12.76; en eindelijk dat zij ordeibriefjes tot afgifte
van winkelwaren geschreven en met den naam van
mejufvrouw Krijger onderteekend heeft, welk valsch
stuk door haar bij vrouw ten Hacken werd overgelegd,
om zoodoende het verlangde in haar bezit te krijgen
is schuldig verklaard aan: 1. misbruik van vertrouwen,
2. oplichting, en 3. valschheid in onderhandsch geschrift,
alsmede van het desbewust gebruik maken daarvan. De
rechtbauk heeft aangenomen dat de beklaagde gehan
deld heeft met oordeel des onderscheids, doch in hare
jeugd en betoond beiouw omstandigheden gevonden die
het wanbedrijf schijnen te verkleinen, en haar veroor
deeld tot opsluiting in een verbeterhuis voor den tijd
van éen jaar, alsmede in de kosten, met bevel tot ver
nietiging van het ter overtuiging gediend hebbende
valsche stuk.
Johannes van Aartsen, leerlooiersknecht alhier
beklaagd dat hij den 12 October jl. den bij hem als
garnizère iugelegerden fuselier der le compagnie van bet
depöi bataljon van het 6ereg. infanterie S. Sleutel wel toe
reikend voedsel, maar geen nachtleger gegeven heeft
is schuldig verklaard aan weigering door een nalatigen
belastingschuldige tot het geven van een nachtleger aan
een bij hem ingelegerd krijgsman, en te dier zake ver
oordeeld tot eene geldboete vau ƒ8 en in de kosten.
Andries Kempe, oud 31 jaren, werkman, wonende
bij de Zaagmolens onder Middelburg beklaagd dat hij
den 10 October li. des avonds op het terrein der in aan
leg zijnde spoorweg- en kanaalwerken alhier, ten nadeele
van den heer P. J. Lienders arglistig een greenen paal,
ter lengte van twee el, weggenomeu en zich toegeëigend
heeft is, onder aauneming van verzachtende omstan
digheden, schuldig verklaard aan eenvoudigen diefstal
en veroordeeld tot acht dagen gevangenisstraf, benevens
in de kosten.