MIDDELBÜRGSCHE
COURANT.
N- 200.
Zondag
15 December.
1867,
Editie van Zaterdag avond 8 uren.
mber.
de aan de orde
21 stemmen wa-
gescheiden
in heer Gode-
gelegde stukken
middelburg
De tweede kamer is he
zijnde onteigeningswetten 11
ren aangenomen, tot nadere l
In den aanvang der zitting
froi rapport uitgebracht over
betrekkelijk de Amsterdamsche ..„uaal-maatschappij. De
commissie gaf in dat rapport haar verlangen te kennen
om nadere inlichtingen van den minister van binnen-
landsche zaken te ontvangen omtrent het niet bepalen
Tan termijnen.
De eerste kamer hield gisteren eene zitting waarin
tnededeeliug is gedaan van verschillende ingekomen
Stukken, waaronder al de laatstelijk door de tweede kamer
Sangenomen wetsontwerpen. Deze zijn verzonden naar
de afdeelingen, die op nieuw worden samengesteld.
De werken in betrekking staande tot het kanaal door
Walcheren, dieden 2en Januari zullen worden aanbesteed,
bestaan volgens het uitgegeven bestek in de volgende:
1. een dubbele schutsluis;
2. duikersluizen in de buitenvleugels der schutsluizen;
3. den Oosthavendam buiten den zeedijk, een gedeelte
van de havengeul en aardewerken voor dien Oost
havendam binnendijks;
4. de kanaaldijken langs de binnenhaven.
De groote sluis heeft de volgende afmetingen
Lengte van elksluishoofdtusschen de fronten 36.80 el
Lengte van de schutkolk tusschen de fronten 110.00
Wijdte in den dag20.00
Diepte in het midden van den slagdorpel
onder A. P6.30
Van de kleine sluis zijn de afmetingen als volgt:
Lengte van elk sluishoofd tusschen de fronten 18.80
Lengte van de schutkolk tusschen de fronten 45.60
Wijdte in den dag8.00
Diepte in het midden van den slagdorpel
onder A. P3.80
De werken worden aangevangen nadat het proces-ver
baal van aanbesteding is goedgekeurd, op schriftelijk
bevel van den eerstaanwezend ingenieur.
De verschillende gedeelten van het werk moeten op de
navolgende tijdstippen voltooid zijn, als:
1. de directiekeeten, binnen drie maanden nadat de
opzicht hebbende ingenieur schriftelijk zal hebben
gelast daarmede aan te vangen
2. de put gegraven, zoodat het heien van damplanken
en damplaten kan aanvangen, 1 Juni 1868
3. de palen geheid voor de drie sluishoofden en de
damplaten onder de slagdorpels van de groote sluis,
1 Mei 1869
4. de Oosthavendam buiten den zeedijk met havengeul,
1 November 1868
5. de betonstorting voor de drie sluishoofden, 1 Au
gustus 1869
6. het geheele werk volgens het bestek voltooid,
1 Juni 1871.
Wij vernemen dat door kerkvoogden der Nederduit sch
hervormde gemeente alhier, de heer J. van't Kruijs, te
Oudewater, tot organist voor de Nieuwe kerk is benoemd
In eene jl. Maandag te Amsterdam onder voorzitter
schap van mr. C. W. Opzoomer, gehouden vergadering
^er letterkundige afdeeling van de academie van weten-
schappen is o. a. door haar medelid, den luitenant-
Scneraal W. J. Knoop, een belangrijke bijdrage gehou
den tot toelichting van een gedeelte van den slag bij
Waterloo. De spreker heeft daarbij vooral het aandeel
doen uitkomen, hetwelk het Nederlandsche leger aan
dien roemrijken veldslag heeft gehad en de eer van dat
'eger verdedigd, tegen hetgeen door den Duitschen ge
schiedschrijver Pertz daartegen, o. a. in de Berlijnsche
academie van wetenschappen, is in het midden gebracht.
Die schrijver had namelijk beweerd, dat een deel van
het Nederlandsche leger volgens de opvatting van
den heer Groen van Prinsterer, doch ten onrechte zelfs
het geheele leger bij den aanvang in dien veldslag op
de vlucht was gegaan en heeft over de brigade van
Byland deswege zich een streng afkeurend oordeel veroor
loofd. De heer Knoop geeft als oorzaak van deze dwaling
op, dat de heer Pertz het tegen het Nederlandsch leger
zeer eenzijdige werk van Ceibern geraadpleegd heeft,
zonder kennis te nemen van het door hem in 1845 daar
tegen geschrevene, hetwelk èn in het Fransch èn in het
Duitsch was vertaald. Uit verschillende bijzonderheden
doet hij uitkomen, dat de brigade Byland niet is terug
getrokken, dan, na op een zeer gevaarlijk punt moedig
te hebben stand gehouden, en niet dan toen het bleek
dat de vijand daar te machtig was.
Hij wees er op dat vele der Engelsche bataljons, wier
roem niet betwist wordt, ook op sommige punten zijn
teruggetrokken en dat de krijgsgeschiedenis leert, dat
zelfs de uitmuntendste troepen soms voor een sterkeren
vijand hebben moeten wijken, zoodat de heer Pertz niet,
dan na een volledig onderzoek in het hooren der verde
diging, zijne ongemotiveerde beschuldiging had mogen
uitspreken. Wat toch zou men zeggen, als men beweerde
dat Frederik de Groote, bij de eersto ontmoeting in den
zevenjarigen krijg op de vlucht was gegaan (hetgeen de
waarheid is) zonder vermelding vande bijzondere omstan
digheden en van zijne verdere roemrijke wapenfeiten.
Men zou, niets van de zaak wetende, hem, door die eenzij
dige vermelding van een minder gunstig punt, voor een
lafaard houden, in strijd met de werkelijke geschiedkun
dige waarheid.
Hij beriep zich op het oordeel van onderscheidene
buitenlanders tot bevestiging van zijn gevoelen in dat
geschilpunt. Hij eindigde met de verklaring, „dat hij
deze taak tot handhaving der eer van ons leger en van
den roem van ons volk had ondernomen, zonder eenigen
hartstocht, dan die van wetenschap en waarheid." De
leden van de academie gaven door luide toejuichingen blij
ken van hunne waardeering van het gesprokene, aan het
welk door onderscheidene leden, zooals de heer Koenen,
Beets, Goudsmit en anderen, hoogen lof werd toegezwaaid.
De heer Koenen wilde deze bijdrage op andere wijze, dan
door de verslagen en mededeelingen der academie in het
buitenland, b. v. door de Kölnische Zeitung, verspreid
zien. Dientengevolge werd, na eenige discussie, bij accla
matie, besloten aan de Berlijnsche academie daarvan
kennis te geven, bij een speciaal schrijven, gevoegd bij
de toezending der verslagen, waarin de vergadering be
sloot die bijdrage op te nemen. Aan een voorstel, van
den heer Sloet van de Beele, om de publiciteit daarvan
ook in het binnenland te bevorderen, b. v. door een ver
zoek aan den minister van binnenlandsche zaken, tot af
zonderlijke opname in de,Staatscourant, werd geen gevolg
gegeven, ofschoon het o. a. door den heer Beets, uit een
vaderlandsch oogpunt met warmte en welsprekendheid
werd verdedigd. Met 13 tegen 10 stemmen werd dat
besluit genomen, op grond dat de waardigheid der aca
demie niet toeliet van den gewonen regel af te wijken,
hetgeen ook in strijd zou zijn met het door don heer
Knoop gezegde, omtrent den hartstocht en waarheid en
wetenschap, welke in dit lichaam alleen mochten heer-
schen. De heeren Opzoomer en Gondsmit, die dat stand
punt verdedigden, wezen er op dat het niet aanging de
eene bijdrage boven de andere ter algemeene kennisne
ming op te zenden, hetgeen als precedent tot moeielijk-
heden kon aanleiding geven. De verslagen der academie
waren geene doofpotten. De heer van Lennep, die zich
in denzelfden geest uitliet, wees er op dat het ieder
vrij stond, de gehouden rede publiek te maken, en hij
noodigde speciaal de dagbladen uit, daarop de bijzondere
aandacht te vestigen, althans op een andere wijze dan
door sommige bladen gedaan werd.
Benoemingen en besluiten.
ridderorden. Vergunning verleend aan Dirk de i
Graaff van Polsbroek, politiek agent en consul-generaal j
der Nederlanden in Japan, tot het aannemen en dragen
van het officierskruis der Kroonorde, hem door Z.M. den
koning van Pruisen geschonken.
belastingen enz. Benoemd tot ontvanger der regis
tratie en domeinen te Weesp de heer A. C. van Steen
bergen, thans in dezelfde betrekking te Papendrecht-
en tot ontvanger der in- en uitgaande rechten te Veene-
brugge (Overijsel) de heer W. baron van Ittersum, ge-
agreëerd klerk ten kantore van 's rijks belastingen te
Hardenberg.
Op verzoek eervol ontslag verleend aan den heer
J. J. M. Gordon, uit zijne betrekking van bewaarder van
de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen te
Alkmaar, behoudens aanspraak op pensioen, en aan den
heer C. J. A. Greven, uit zijne betrekking van ontvanger
der directe belastingen en accijnsen te Westergeest c. a.,
(Friesland). Voorts is het kantoor der directe belastingen
en accijnsen te Westergeest, zooals het thans bestaat-
opgeheven en vereenigd met dat te Kollum, onder voort
durend beheer van den tegenwoordigen titularis den
heer J. W. van Idsinga.
Kerknieuws.
Tot predikant bij de Walscbe gemeente te Leeuwarden
is beroepen de heer A. G. van Hamel, hulpprediker bij
de Walsche gemeente te Leiden.
Rivierbcrichten.
De Staatscourant van gisteren bevat de volgende
berichten
„Den 11 December. Op Neder-Bijn en Lek te Arnhem
veel, te Wijk bij Duurstede geon drijfijs; ter laatstge
noemde plaats zijn de schotbalken in de duikersluis
geplaatst.
„Te Vreeswijk drijfijs over een vierdederrivierbreedte.
„Op de Waal te Nijmegen geen drijfijs meer.
„Op de Merwede te Gorinchem weinig drijfijs.
„Op den IJsel te Westervoort weinig drjjfijs.
„Op de Boven-Maas te Maastricht drijfijs; aan de Blauwe
sluis minder drijfijs. Ongeveer 600 el boven het veer te
Hedel, de rivier dichtbeueden dat veer blank water tot
Nederhemert. Bij Heusden weinig drijfijs.
„De overtocht in al de varen geschiedt met losse
vaartuigen.
Veeziekte.
In België is veepest uitgebroken in de nabij Antwer
pen gelegene gemeenten Kiel en Berahem. De noodige
bevelen tot afmaking zijn gegeven, maar het schijnt dat
zich in de gemeente Kiel op een vijftal stallen ver
schijnselen van dreigenden aard voordoen. Staalscour
Rechtszaken.
De arrondissements rechtbank alhier heeft eergisteren
de volgende vonnissen uitgesproken:
Marinus Baden en Cornelis Dekker, beiden wonende
te Biervliet beklaagd dat zij den 29 September jl
onder die gemeente te zamen en in gemeen overleg
moedwillig slagen hebben toegebracht aan J. Dhondt
zijn bij verstek en onder aanneming van verzachtende
omstandigheden schuldig verklaard van het moedwillig
toebrengen van slagen en stooten zonder dat daardoor
ziekte of beletsel om te werken is ontstaan, en veroor
deeld ieder in eene geldboete van f8, alsmede in de
kosten.
Johannes van den Aineele, arbeider te Sint Anna
ter Muiden, was beklaagd dat hij den 22 September jl. op
den steenweg van Sluis naar Sint Anna ter Muiden met
een mes of ander scherp werktuig den landbouwers
knecht L. van Landschoot moedwillig een stoot aan de
linkerzijde van het hoofd heeft toegebracht, waardoor
deze hevig bloedende tegen den grond is geworpen en
gedurende twaalf dagen in het gasthuis te Sluis is
moeten verpleegd worden. De verdediger mr. A. J. van
Deinse concludeerde tot vrijspraak wegens gebrek aan
bewijs, daar de schuld des beklaagden uit de afgelegde
getuigenverklaringen geenszins was gebleken.
De rechtbank heeft den beklaagde schuldig verklaard
aan het moedwillig toebiengen van kwetsuren welke^
geene ziekte of beletsel om te werken van meer dan,
twintig dagen hebben veroorzaakt, en veroordeeld tot