Öuitmlant». van den bergpas van Koomoglee naar Senafee, welke, naar het oordeel van den kolonel, de voornaamste marschlinie zou worden, omdat daarlangs gemakkelijk eene goede positie in de hooglanden kon worden bereikt, was voor den overtocht van cavalerie, infanterie, muil dieren en kameelen in gereedheid gebracht. Uit Sleeswijk meldt men, dat door de eigenaars van drukkerijen en uitgevers van dagbladen teFriedrichstadt, Husum, Tönning en Garding adressen zijn gezonden aan het huis van afgevaardigden te Berlijn, waarin verzocht wordt om de zegelbelasting af te schaffen. Thermometers tand 7 Dec. 'sav. 11 u. 34 gr. 8 'smorg.7u.32gr.'sinidd.lu.34gr.'sav.llu.Zi7gr. 9 'smorg.7u.23 'smidd.lu.27gr. Staten-generaal. tweede kamer. Zitting van V rij dag 6 December. - Ingekomen ontwerp; beraadslaging over en aanneming der kredietwetten voor roomsch-cathoiicken eeredienst, hervormden eeredienst, marine en oorlog. Is iugekomeu een wetsontwerp tot verhooging van hoofdstuk V der staatsbegrooting voor 1868; verzonden naar de afdeelingen. Bij de behandeling van de kredietwet voor hoofdstuk IV4 (roomsch-eatholieke eeredienst) werd door den minister, op voorstel van den heer de Bieberstein, op de begrooting weder een daar afgenomen post gebracht van 150 ten behoeve van een der klerken bij het departe ment. Een amendement van den heer van Delden om die som niet op de begrooting te brengen werd verworpen met 36 tegen 31 stemmen, waarna het hoofdstuk met algemeene stemmen werd aangenomen. De quaestio van de scheiding der hervormde kerk, voor zoover het goederen-beheer betreft, van den staat, werd met een enkel woord door de heeren Gratama en van Lijnden van Sandenburg besproken, bij welke ge legenheid de minister van financiën verklaarde dat door hem, vóór de vaststelling der definitieve begrooting, geen maatregelen zonden worden genomen, waarbij deze zaak definitief tot oplossing zou worden gebracht. Ook bij dit hoofdstuk werd door den heer van Delden als amendement voorgesteld eene verhooging van ƒ200 voor een der ambtenaren van de begrooting weg te laten, welk amendement evenwel met 38 tegen 28 stemmen werd verworpen. Set hoofdstuk is met algemeene stemmen aangenomen. Over een door den heer van der Hucht, bij de behan deling der kredietwet voor marine, voorgesteld amende ment, om de som van ƒ156,000 voor het bouwen van een gepantserd riviervaartuig wederopde begrooting te bren gen (die er door den minister, ter voldoening aan het ver langen der kamer, waren afgenomen), ontstond eene woor denwisseling, waarbij de heeren de Casembrooten Stieltjes het amendement ondersteunden, terwijl het door de hee ren Storm van 's Gravesande en de Roo van Alderwerelt werd bestreden, o. a. op grond dat eerst het technisch gedeelte dezer zaak grondig moest worden besproken, alvorens de daarvoor vereischte sommen op de begrooting te brengen. De minister van marine liet de beslissing over het amendement aan de kamer over, die het met 51 tegen 20 stemmen verwierp. Het hoofdstuk marine werd vervolgens met algemeene stemmen aangenomen. Naar aanleiding van daaromtrent gedane vragen door den heer Stieltjes, bij de behandeling der kredietwet voor het departement van oorlog, werd door den minister van oorlog te kennen gegeven, dat wij op dit oogenblik in het bezit zijn van 35,000 getransformeerde geweren en dat er met 15 Februari een millioen zoogenaamde Daw-patronen, geschikt voor de achterlaadgeweren, ge reed zullen zijn, terwijl met de heeren Enthoven te 's Gravenhage is overeengekomen dat zij na Februari nog 4 millioen dergelijke patronen zouden leveren. Bovendien is men in de rijks-werkplaatsen ook met de vervaardiging dier patronen bezig. De zaak der Utrechtsche forten werd door den beer de Roo van Alderwerelt breedvoerig besproken, voor namelijk om aan te toonen dat de kosten dier werken verre do toegestane gelden zullen overtreffen en om tevens den minister aan te raden het reeds gesloten con tract nopens het bouwen van een dier forten in dit opzicht te herzien, dat van het oorspronkelijk wierd afgeweken en daardoor te zorgen dat de kosten niet de gemaakte raming zouden overtreffen. De minister van oorlog trad van zijne zijde in uitvoe rige) beschouwingen ten betooge dat de kosten niet zoo hoog zouden zijn als de heer de Roo bad aangegeven, en verklaarde geen reden te vinden tot herziening van het gesloten contract in den door dien spreker aangegeven geest. Nadat over dit punt nog,eene korte woordenwisseling had plaats gehad tusschen de heeren Storm van 's Grave sande, Stieltjes, de R0o, van der Linden en den minister, werd door den heer de Roo van Alderwerelt bij een vol gend artikel als amendement voorgesteld van de krediet wet weg te laten een som van ƒ340,000 voor het bouwen van een fort op den separatiedam bij Pannerden. Dit amendement werd door de heeren Storm van 's Gravesande, Stieltjes, van Nispen van Sevenaer en den minister krachtig bestreden en door de kamer verworpen met 45 tegen 27 stemmen. Het hoofdstuk i3 ten slotte niet algemeene stemmen aangenomen. Zitting van Zaterdag, 7 December. Ingekomen ontwerp beraadslaging over en aanneming van hoofdstuk Vila (nationale schuld) en de kredietwetten voor financiën, koloniën en onvoorziene uitgaven. Is ingekomen een wetsontwerp tot voorloopige vast stelling van hoofdstuk III der staatsbegrooting voor 1868 (buitenlandsche zaken). Na eene korte woordenwisseling tnsschen den minister van financiën en den heer van Naamen wordt hoofd stuk Vila (nationale schuld), met algemeene stemmen aangenomen. Bij de behandeling der kredietwet voor de begrooting van financiën, gaf de minister, in antwoord op een vraag van den heer de Bieberstein, te kennen, dat de vesting werken te Maastricht zoo spoedig mogelijk zullen worden geslecht. Een amendement van den heer Guljé om den post van traktementen met ƒ3500 te verminderen werd, na eenige woordenwisseling, verworpen met 37 tegen 30 stemmen. De nieuwe organisatie der directie van de belastingen werd door de beeren Guljé en van Delden ter sprake gebracht. Eerstgenoemde meende dat hierdoor de trak tementen der ambtenaren van de belastingen met ruim vier duizend gulden werden verhoogd, terwijl laatstge noemde er tegen protesteerde dat de minister de kamer tegenover een fait accompli had geplaatst door het nemen van een zoo ingrijpenden maatregel zonder voorafgaand overleg met de vertegenwoordiging. De heer van Kerkwijk deed daarentegen opmerken dat het hier gold eene door den koning vastgestelde organisatie, waarover de kamer eigenlijk geen oordeel had te vellen. Datzelfde gevoelen werd ook door den minister van financiën verdedigd, die bovendien te kennen gaf dat hier, in plaats van verhooging, eigen lijk vermindering der traktementen had plaats gehad, want dat alle emolumenten ten voordeele der ambtenaren waren vervallen. De kamer vereenigde zich ten slotte met algemeene stemmen met deze kredietwet. Bij de behandeling der kredietwet voor het hoofdstuk koloniën vroeg de heer van der Hucht naar aanleiding van particuliere mededeelingen of de minister eenig officieel of officieus bericht had ontvangen dat de inge stelde cornmissio tot onderzoek der rechten van de inlan ders op de woeste gronden, haar onderzoek heeft aan gevangen. De heer van Sypesteyn meende van deze gelegenheid gebruik te moeten maken om op het ongelukkig feit te wijzen dat het thans niet meer de vraag ishoe moet Indië geregeerd worden, maar wel: hoe zullen wij Indië behouden. Hij wijst op eenige feiten die voedsel geven aan den twijfel of men thans op Java het gezag wel met klem weet te handhaven en drukte tenslotte de verwach ting uit dat de regeering, ondanks zij haar ontslag ver zocht heeft, de noodige en meest krachtige maatregelen zal genomen hebben om het gezag, zonder aanzien des pereoons, in Indië krachtig te handhaven. In antwoord op de vraag van den heer van der Hucht gaf de minister van koloniën te kennen dat hij den gouverneur generaal zijn wensch heeft te kennen gegeven om hem zoo spoedig mogelijk in de gelegenheid te stellen de erfpachtswet te kunnen indienen. Hij vertrouwt dus dat, binnen den reeds vroeger genoemden termijn van 8 a 9 maanden, het onderzoek zal zijn afgeloopen. Ter beantwoording eener vraag van den heer Fransen van de Putte, gaf de minister te kennen dat aan den referendaris bij zijn departement, tevens lid der kamer (de heer van Sypesteyn), gedurende den tijd van het bijeenzijn der kamer, verlof wordt verleend, welke regeling door de heeren van de Putte en Storm van 's Gravesande werd afgekeurd, die van oordeel waren dat aan den bedoelden ambtenaar, gedurende den ge- heelen tijd van zijn lidmaatschap, verlof moest worden verleend. Op verlangen van den heer van Sypesteyn werd door den minister wederopde begrooting gebracht een som van ƒ950, voor het brengen der traktementen van eenige ambtenaren op het vastgesteld minimum. De kamer vereenigde zich echter met 34 tegen 32 stemmen met een amendement van den heer Thorbecke, om die som van de kredietwet weg te laten. Een amendement van den heer van Sypesteyn om van de begroot ing weg te laten eene som van ƒ25,000 bestemd voor de aanschaffing van getrokken geschut ten behoeve van Suriname werd, na eenige discussie, verworpen met 37 tegen 31 stemmen. Het geheele hoofdstuk werd met algemeene stemmen aangenomen even als de kredietwet voor het hoofdstuk onvoorziene uitgaven. Maandag te 12 uren behandeling van verschillende ontwerpen. Gemeenteraad Tan Goes. Zitting van 19 November. Voortzetting behandeling gemeentebegrooting. Afwezig de heeren van den Bosch, Saaymans Vader en Pilaar. Wordt overgegaan tot de verdere behandeling der begrooting en wel van hoofdstak 4 der uitgaven afd. 2. De financieele commissie heeft opgemerkt dat de ver huurde huizen aan den Westhavendijk te veel aan onderhoud kosten en het verkieselijk is ze te verkoopen of af te breken. De voorzitter merkt op dat daaraan voor bet oogen blik niet kan gedacht worden, als zijnde beiden verhuurd tot ultimo December 1872. De heer de Laat de Kanter zegt dat de financieele commissie dien maatregel heeft voorgesteld zoodra mogelijk en alzoo met eerbiediging van bestaande huurcontracten. Hoofdstak 8, afd. 2, art. 1, subsidie aan het gasthuis, wordt door het aannemen van het besluit tot verhooging der alimentatie-gelden verminderd met ƒ1239.50 en alsnn uitgetrokken met ƒ2032.75i. Bij hoofdst.8,afd.4, art 1, assurantie-penningen, breng' de heer Verhagen in herinnering dat ruim een jaar ge leden door hem een schriftelijk voorstel ingezonden is» om die assurantie te herzienhij vraagt hoever met die zaak gevorderd is. De voorzitter antwoordt dat de ge meente gebouwen door den bouwmeester zijn getaxeerd, terwijl de wethouder Fransen van de Putte de toezegging doet, dat weldra een voorstel daaromtrent aan den raai zal worden ingediend. Hoofdst. 9, onvoorziene uitgaven, wordt aangehouden tot na de geheele behandeling der inkomsten. Bij hoofdst. 2 wordt gevoegd voor huur aan het rijk van een kantoor ten dienste van den arrondissements ijker ƒ100. De erfpacht van 1 bunder 01 el grond in sectie D no. 1000, wegens afkoop door den heer J. Fransen van de Putte 6.20, wordt geroieerd, en art. 5, renten, ver hoogd met ƒ5, zijnde rente eener inschrijving van 200 op het grootboek der 2£ pet. nationale schuld uit de afkoopsom van de erfpacht door den heer Fransen van de Putte. Hoofdst. 3 afd. 2. Tot verhooging van het maximum van den hoofdelijken omslag met ƒ4000 wordt zonder discussie besloten. Op voorstel van den heer de Laat de Kanter wordt bij hoofdstuk 4 een nieuw art. 10 gevoegd voor huur der lokalen ten dienste van de arrondissements rechtbank, en het kantongerecht te Goes verhuurd aan den staat der Nederlanden van den 1 Januari 1866, waarvan de huurprijs over het eerste jaar nog niet ontvangen is en als restant over dat dienstjaar wordt uitgetrokken met 700. Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt bij hoofdstuk 5 een nieuw art. 12 gevoegd, luidende: van den staat der Nederlanden voer afstand van grond voor de nieuwe gevangenis en daarnit voortgevloeide uitgaven volgens besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van den 15 December 1866 no. 61 ƒ4661.04. Daarna wordt hoofdstuk 9 onvoorziene uitgaven, zon der hoofdelijke stemming vastgesteld op ƒ2019.37^, ten einde daarover te kunnen beschikken bij het ontstaan van onvoorziene behoeften tot een bedrag van 1519.37^: voor den gemeenteraad en de overblijvende 500 ter beschikking van gedeputeerde staten. Ten slotte wordt de geheele begrooting zooals die is gewijzigd in stemming gebracht en met algemeene stem men vastgesteld in ontvang en uitgaaf op ƒ79,509.15i- Daarna is de vergadering gesloten. Algemeen overzicht. Opdat de politieke vrijheid eener natie voortdurend verzekerd zij schreef onlangs een onzer Nederlandscbe hoogleeraren in bet staatsrecht is het noodig dat de vertegenwoordiging steun vinde in de natie; is het noodig dat de natie haar goed en bloed veil hebbe voor het behoud der staatsinstellingen. Want, zegt Mill, de zeker heid van den representativen regeeringsvorm hangt ten Blotte af van de bereidwilligheid des volks, om naar het zwaard te grijpen, wanneer die regeeringsvorm mocht worden aangerand. Van deze bereidwilligheid des volks om naar het zwaard te grijpen zijn echter niet altijd de regeeringen overtuigd. Dikwijls verkrijgen zij die overtuiging eerst bij het ge weervuur achter de barrikaden. Het Italiaansch kabinet Menabrea schijnt echter voor het oogenblik weder meer van een coup d'état afkeerig te zijn dan vroeger. Dit mi nisterie schijnt toch, als men ten minste de mededeelingen daaromtrent uit Florence gelooven mag, langzamerhand in te zien dat het zich tegen den algemeenen volkswil toch niet kan verzetten en dat alle maatregelen van onwettig geweld wellicht zelfs geene oogenblikkelijke gunstige resultaten zouden opleveren. Bovendien heeft de meerderheid der kamer van afge vaardigden van hare zijde getoond niet dadelijk eene scherpe vijandelijke houding te willen aannemen tegen over het ministerie. Door de verkiezing van den heer Lanza tot president met 194 stemmen, terwijl den afge treden minister Ratazzi slechts 154 stemmen ten deel vielen, heeft de kamer alzoo getoond althans gematigd in den vorm te willen zijn tegenover den ministerMenabrea, Een korte herinnering aan het verleden van den nieuwen president der Italiaansche kamer vinde hier hare plaats. De heer Lanza was voor 1848 onbekend op politiek gebied, hield zich slechts bezig met zijne medi sche studiën en was lid eener landbouwkundige ver- eeniging met zeker politiek karakter. Nadat ook hij het kalm studeervertrek voor het woelig gebied der staatkunde had verlaten, voegde hij zich bij de uiterste linkerzijde- Als minister van openbaar onderwijs en later als minister van financiën deed hij zich kennen als eerlijk staatsman doch werd menigmaal wegens zijne redevoeringen, waar uit zijn gering oratorisch talent bleek, het mikpunt der aardigheden en geestigheden zijner toehoorders. In 1864 vervulde de heer Lanza reeds de betrekking, welke hem nu weder is opgedragen. Hij gedroeg zich toen als prop'' dent der kamer steeds met kalmte, ernst en waardigheid- In zooverre mag men alzoo de thans gedane kenze der meerderheid als gelukkig beschouwen. In den Itallaanschen senaat is aan het ministerie

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 2