MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N°- 189.
Dinsdag
1867.
26 November.
Öinncnlanö.
Editie van Maandag avond 8 uren.
FUBLICATIE.
HOOFDELIJKE OMSLAG.
De Burgemeester en Wethouders van Vlisslngen;
maken bekend:
dat het eerste suppletoire kohier van den hoofdelgken
Omslag voor het jaar 1867, na door de gedeputeerde sta
ten van Zeeland, bij hun besluit van den 15 dezer maand
Oo. 62, te zijn goedgekeurd, door hen op heden uitvoer-
W is verklaard en aan den gemeente-ontvanger ter
invordering verzonden.
En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort,
den 28 November 1867.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. W. CALLENFELS.
De secretaris,
P. FORBES WELS.
Middelburg 25 November.
De zitting der tweede kamer van heden heeft een
Zonderling incident opgeleverd.
In den loop der algemeens beraadslaging over de be-
êrooting van bnitenlandsche zaken heeft de heer Geert-
8ema brieven overgelegd van den Nederlandschen gezant
'e Berlijn aan den toenraaligen minister van buitenland
se zaken, den heer Cremers, gericht. De overlegging
dezer brieven strekte om het bewijs te leveren dat de
door het vorige ministerie gedane stap betrekkelijk de
losmaking van Limburg van den Duitschen bond niet
door Pruisen is afgekeurd, gelijk door den tegenwoor-
d'gen minister van buitenlandsche zaken beweerd is.
De heer Heemskerk meende nu, in zijn betrekking van
Jdeljjij minister van justitie, die brieven als lands-
e'?enüom te moeten opeischen, doch de voorzitter heeft
Ze aan den heer Geertsema teruggegeven, waarop do
minister Heemskerk verklaarde de zaak aan eene rech
terlijke beslissing te zullen onderwerpen.
Morgen zal worden aangevangen met een .artikels-
gewijze behandeling der bogrooting.
De gemeenteraad alhier zal Woensdag a. des namid
dags te 2 uren, eene openbare zitting houden, ter behan
deling der navolgende stukken missive gedeputeerde
etaten goedkeuring raadbeslnitenmissive curatoren
gymnasium, vacature; missive bestuur godshuizen, wijzi
ging der verordening, geneeskundige hulp'enz.voor
dracht vacature hulponderwijzer school G vaststelling
8oppletoir kohier hoofdelijken omslag; rekening der
concertzaal 1866/67begrooting en verderestukken
leenbank.
Wij vernemen dat a. Woensdag, 's namiddags te een
1,Qr, in eene openbare terechtzitting van het provinciaal
gerechtshof in Zeeland de installatie zal plaats hebben
*kn den onlangs tot raadsheer in dat college benoemden
deer mr. 0. J. Pické.
Wij vernemen dat een der officieren van het Neder-
iandsch leger deel zal nemen aan de Engelsche expeditie
'egen koning Tbeodorus van Abyssinië.
Volgens eene in de Staatscourant van jl. Zaterdag
voorkomende opgave, hebben de opbrengsten der exploi
tatie van de staatsspoorwegen, gedurende het tweede
kwartaal van dit jaar,devolgendeeindcijfersaangewezen
De lijn Harlingen— Groningen in April ƒ25,242; Mei
f 34,858, Juni ƒ37,951; Arnhem—ZwolleEnschedé,
April ƒ51,278; Mei ƒ52,801; Juni ƒ62,815: Bergen-
op-Zoom— Roosendaal en MoerdijkMaastricht, April
52,276; Mei ƒ57,139; Juni ƒ62:713; Almelo-Salzber-
gen, April ƒ13,960; Mei 14,075; Juni 16,374; Luik—
Limburg, April 30,373, Mei ƒ31,045; Juni ƒ37,923;
Yervoer te water April 5,331; Mei 5,306; Juni ƒ7,268.
■Totaal April ƒ178,460; Mei 195,224; Juni ƒ225,044.
„In de week van 10—16 November zijn in het geheele
rÜk aan cholera overleden 12 persouen, waarvan te Rot
terdam 9, te Zevenbergen 1, te Oosterland 1 en te Gulpen 1.
Benoemingen en besluiten.
huis des konings. Benoemd tot Zr. Ms. adjudant in
duitengewonen dienst de heer K. J. G. baron van Har-
denbroek van 's Heeraartsburg en Bergambacht, majoor-
commandant der 'sGravenhaagsche scherpsehutters-
vereenigiDg.
marine. Benoemd tot officier van administratie bij de
marine de adjunct administrateur W.jF. Klompé, met
bepaling dat hij zal rang nemen tusschen de officieren
van administratie 3e klasse J. C. Coeland en L. C. Duhne.
politie. Ontslagen C. H. W. Spoelder uit de betrek
kingen van commissaris van politie en waterschout te
Hellevoetsluis en commissaris van rijkspolitie op het
kanaal van Voorne.
posterijen. Op verzoek eervol ontslag verleend aan
jhr. P. M. Sandberg uit zijne betrekking van inspecteur
der posterijen, te Zwolle, onder dankbetuiging voor dc
door hem in die betrekking bewezen diensten, en met
vrijlating om zijne aanspraken op pensioen te doen gelden
en in zijne plaats benoemd tot inspecteur der posterijen
voor de provinciën Friesland, Overijsel, Groningen en
Drenthe, standplaats Zwolle, de heer L. H. A. de Chalmot,
thans commies der posterijen le klasse.
Benoemd tot directeur van het postkantoor te Does-
borgh de heer T. Hoijer, thans commies der posterijen
tweede klasse.
Kerknieuws.
In de voormiddag-godsdienstoefening van gisteren
werd bij de hervormde gemeente te Zierikzee de heer
Hugenholtz tot predikant bevestigd, door den jongsten
leeraar dier gemeente, den heer E. C. Jungius, met eene
rede naar aanleiding van Jeremia I, vs. 9b. Des namid
dags verbond zich de bevestigde aan zijne gemeente,
predikende over 2 Cor. IV, vs. 13A.
Marine en leger.
Met den eersten December aanstaande worden ge
plaatst: op Zr. Ms. drijvende batterij Neptunus de officier
van gezondheid 2e klasse A. M. Grondhoud; op Zr. Ms.
wachtschip te Amsterdam de officier van gezondheid
2e klasse B. H. Thomson; op Zr. Ms. wachtschip te Wil
lemsoord de officier van gezondheid 3e klasse J. Mijers;
en op Zr. Ms. wachtschip te Vlissingen de officier van
gezondheid 3e klasse G. F. Rochat.
De officieren van gezondheid 2e klasse P. J. van
Wageninge en N. C. Slegt werden met den eersten Decem
ber aanstaande gedetacheerd bij het hospitaal der marine
te Willemsoord; terwijl met dien datum bij genoemde
inrichting worden geplaatst de officieren van gezondheid
3e klasse C. Enthoven en B. Léon.
De adelborst le klasse H.C. Achonbach,behoorende
tot de rol van Zr. Ms. wachtschip te Willemsoord, is met
den 20 dezer op non activiteit gebracht,
Veeziekte.
Bij orders in Cotincil van H. M. de koningin van
Groot-Britannië dd. 18 November 1867 zijn, met ingang
van dien dag, de orders van 24 Maart en 27 Juni 1866,
houdende verbod van invoer in dat rijk van vee, horens,
hoeven, onbewerkte of versche huiden uit Nederland,
opgeheven voor het geheele rijk, met uitzondering van
Zuid-Holland. De invoer van de genoemde voorwerpen
uit die provincie afkomstig, blijft voor alsnog verboden.
Gemengde berichten.
Omtrent de executie der drie Fenians te Manchester
worden de volgende bijzonderheden gemeld. De executie
had eigenlijk plaats te Salford, aan de overzijde der
rivier, en werd door eene tallooze menigte bijgewoond.
Men moet dan ook een bijzonder groot aantal jaren terug
gaan om in de Engelsche geschiedenis eene executie te
vinden, welke zooveel belangstellingen nieuwsgierigheid
opwekte als die der Fenians Allen, Larkin en Gould.
Toen ik zegt de berichtgever Londen verliet om
mij naar Manchester te begeven had ik juist de verga
dering bijgewoond van het comité der meeting, welke
eene deputatie naar Windsor had gezonden doch
aldaar door de koningin niet ontvangen was. In
deze vergadering werd het voorstel gedaan om Zondag
eene treur processie te houden en voorts eene lijkrede
te doen houden „tot het brengen van hulde aan de
nagedachtenis van drie mannen, die niet als misda
digers zijn te beschouwen, maar als verdedigers van hun
politiek geloof, zelfs met gevaar van hun leven." Dit
voorstel werd echter door de meerderheid verworpen,
waarop de minderheid besloot om dit voorstel ten uitvoer
te brengen.
Te Manchester aangekomen logeerde ik tegenover
Salfard, alwaar de gevangenis en de lersche wijken van
Manchester zich bevinden. Te twee uren 's morgens
waren reeds alle huizen, welke ik zien kon, verlicht.
Verschillende public houtes waren gevuld met mannen,
vrouwen en kinderen, wier gesprekken allen de aan
staande executie ten onderwerp hadden. Gedurende den
nacht waren er reeds omstreeks vijf duizend menschen
rondom het schavot vereenigd; op het oogenblik der exe
cutie waren alle omringende straten opgevuld met men
schen. Er bevonden zich in de nabijheid van het schavot
meer dan twee duizend politie-beambten voorzien vande
teekenen hunner waardigheid. Overigens waren alle toe
gangen door linie-troepen afgezet. Te zeven uren werden
de berichtgevers der dagbladen de gevangenis binnen
gelaten. De tweede deur van dit gebouw zagen wij nu
insgelijks bewaakt door een detachement soldaten. Ten
westen van de gevangenis begon de trap naar het scha
vot; vóór deze trap bevond zich de cel der veroordeelden.
Hier stond eene compagnie linie-troepen geschaard,
terwijl eene andere compagnie zich beneden aan den trap
bevond. Twee met metraille geladen stukken geschut
stonden op het plein, onder bedekking van eene sterke
compagnie Highlanders. Ook waren er soldaten langs den
muur geplaatst aan den anderen kant waarvan zich het
schavot bevond, om de op het schavot gerichte geweer
schoten te kunnen beantwoorden, daar het gerucht ver
spreid was dat men de Fenians bij hunne verschijning
op het schavot wilde doodschieten, om hen alzoo voor de
schande der executie te bewaren.
Toen het acht uren sloeg, hoorde men het gekras van
grendels en werd de deur der cel van de veroordeelden
geopend. Eerst kwam Allen, vervolgens Larkin en ein
delijk Gould. Zij hadden de handen achter den rug ge
bonden. Een catholiek priester vergezelde ben. Ten
laatste gingen Calcraft.de beul van Londen en zijn ambt
genoot uit Bristol. De veroordeelden werden door ge
vangenbewaarders bewaakt en gingen tusschen twee
rijen soldaten tot aan den voet van den trap. Allen zag
bleek, maar ging met opgeheven hoofde. Larkin scheen
zeer ter nedergedrnkt. Gould moest men ondersteunen
om hem den trap te doen beklimmen. Weldrahoorde men
nu het geluid van het luik, hetwelk men onder de voeten
der veroordeelden liet vallen
De rust is niet verstoord geworden, naar ik weet.
Eindelijk zijn er, ten gevolge van de aankomst der
West-Indische mail, eenige nadere berichten omtrent den
hevigen storm, die op St. Thomas heeft gewoed. Wel zijn
die bijzonderheden nog niet volledig, maar toch in zoo
verre voldoende, dat het zich daaruit bevestigt, dat er in
de Amerikaansche telegrafische berichten veel overdrij
ving heeft plaats gehad, bepaaldelijk ten aanzien van
Tortola. Gelijk men weet, was er zelfs sprake van geweest
dat dit geheele eiland verzonken was en dat duizenden
daarbij waren omgekomen. Nu is het wel waar, dat aldaar
de orkaan veel scbade heeft aangericht, maar het bericht
van de verzinking wordt ten stelligste tegengesproken
door den kapitein van het Engelsche schip Solent, welk
vaartuig slechts twee mijlen van de stad verwijderd lag.
De kapitein verklaart, dat voor zoover hij eenige berich
ten daaromtrent kon inwinnen, er in het geheel op het
eiland een honderdtal personen zijn omgekomen, en dan
nog wel ten gevolge der instorting van hnizen. Het was
vooralsnog onmogelijk met eenige juistheid nadere op
gaven te verkrijgen, doordien bij het vertrek der mail
het een met het ander zulk een tooneel van verwoesting
en verwarring opleverde, dat eraan geen eenigszins gere
geld onderzoek te denken viel; docb ook volgens andere
berichten scheen men het aantal slachtoffers op wel niet
meer dan een honderdtal te moeten stellen.
Op St. Thomas moet de schade veel aanzienlijker zijn
dan op Tortola, doordien zich tijdens de hevigste storm
vlagen drie zware schokken van aardbeving deden ge
voelen, zoodat vele huizen, terwijl de daken werden weg
geslagen en de muren stonden te dreunen, geheel en al
invielen. Het schijnt, dat naar evenredigheid de kust
het meest daardoor geteisterd werd. In een der berichten
wordt gezegd, dat op St. Thomas 500 personen het leven
hebben verloren, en dit wordt in een andere tijding in
zoover bevestigd, dat er 300 lijken langs de kustzijde
waren aangespoeld of gevonden, en dat dit nog slechts
een gedeelde van de gezameulijke slachtoffers was. In
eene derde mededeeling wordt hierbij de bijzonderheid
vermeld, dat er onmogelijk gelegenheid was te vinden
om al die dooden spoedig genoeg te begraven, zoodat er
niets anders overschoot dan een aantal lijken te verbran
den, hetwelk dan ook aan den zeekant heeft plaats gehad.
De meeste aangespoelde lijken waren door de haaien en
andere visschen erg gehavend, doch al ware dit niet
het geval geweest, zoo viel er toch, te midden van de
algemeene consternatie, niet aan te denken om eenige
pogingen tot herkenning aan te wenden, te meer omdat
het geheel aantal van 300 lijken binnen nog geene 48 uren
bijeen was, terwijl men wegens de verpestende lucht, die
uit deze massa ontstond, maar zooveel mogelijk spoed
moest maken om ze te doen verdwijnen. Zooveel scheen
zeker dat de meeste omgekomen personen tot het scheeps
volk en de passagiers der in die wateren aanwezige
schepen behoorden.
Wat de schepen betreft, zoo waren er in het geheel
vóór den storm ongeveer 80 in de haven en deze hebben
allen in meerdere en mindere mate schade geleden. Men
heeft dadelijk alle moeite aangewend om de namen der