MIDDELBÜRGSCHE COURANT. 187. Zaterdag 1 23 November. J867, *3ittrtmlanö. Editie van Vrijdag avond 8 uren. V PUBLICATIE. De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen Gezien art. 49 der verordening op het brandwezen, Waarbij is voorgeschreven, dat ten minste eenmaal in het jaar, door de brandspuitmeesters en hunne onder-brand- apüitineesters, vergezeld door den commissaris of een der beambten van politie, eene algemeene brandschouwing Zal plaats bebbun maken bekend: dat die algemeene brandschouwing voor dit jaar is bepaald op Dinsdag den 26 November en drie volgende dagen en noodigen de ingezetenen uit om hen, die daarmede zijn belast, tot bet noodige onderzoek in hunne woningen af gebouwen toe te laten en zich te gedragen naar hunne aanwijzing omtrent het aanleggen, veranderen en verbe teren van stookplaatsen, schoonmaken van schoorsteenen of bergen van brandstoffen, en in het algemeen overeen komstig de bepalingen voorkomende in genoemde ver ordening op het brandwezen, ten einde zich te vrijwaren *oor de toepassing der daarbij bedreigde straffen. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 21 November 1867. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. W. CALLENFELS. De secretaris, P. FORBES WELS. Middelburg 22 November. De tweede kamer heeft heden hoofdstuk II der staats- ^ogrooting voor 1868, na het met een paar posten ver anderd te hebben, met algemeene stemmen aangenomen. Hierna is de discussie aangevangen over de conclusie betrekkelijk het Luxemburgsch tractaat. De nieuwe toegang van deze gemeente tot den Vlis- singschen weg zal morgen geheel voltooid zijn, en ver moedelijk Zondag voor voetgangers en rijtuigen geopend Worden. De overige werkzaamheden, in verband staande tot bet door Walcheren te graven kanaal, worden geregeld en krachtig voortgezet. Aan het heien voor de fundeering der brug en bazaltkade is men thans met zes heistel lingen bezig. De minister van koloniën acht het blijkens zijn antwoord op het verslag over zijne begrooting eene Wel wat te eenzijdige opvatting om de mate van vertrou wen, door de volksvertegenwoordiging in hem testellen, hoofdzakelijk afhankelijk te willen maken van zijne meerdere of mindere gezindheid tot het regelen van een aantal koloniale onderwerpen bij de wet. De minister tteent dat de ondervinding bewezen heeft dat uitsluitend Wettelijke regeling juist niet het ware middel is om ver betering in den toestand van Indië aan te brengen. Hij 6'uit geen regeling bij de wet uit en blijft de indiening eener erfpachtswet beloven, maar niet dan na te hebben partij getrokken van de uitkomsten van het onderzoek in Indië aanhangig. Nog vóór het einde van het jaar hoopt de minister eene suiker-regeling uit te vaardigen, waarover spoedig de raad van state zal worden gehoord. Bij de jl. Maandag gehouden verkiezing voor een lid fan den gemeenteraad te Deventer is mr. J. H. van Helden gekozen met 456 van de 612 uitgebrachte stem- men, waarvan dr. J. van Vloten er 152 op zich vereenig- <hï> terwijl slechts vier andere personen ieder éene stem kregen. Bij de voorgaande verkiezing verkreeg de heer Van Vloten 119 stemmen. Jl. Dinsdag is te Amsterdam eene algemeene verga dering gehouden van aandeelhouders in de Maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen, waarop 11,577 mtndeelen vertegenwoordigd waren, die 663 stemmen uitbrachten. Het volgende voorstel werd door den raad van bestuur en toezicht ter tafel gebracht 1. Goed te keuren eene conventie, tusschen de Maat schappij en de heeren Biscboffsbeim de Hirsch en E. H. Brugmann, bankiers te Brussel. 2. Den raad van bestuur en toezicht te machtigen, 'skonings goedkeuring te vragen op de door die conventie noodig geworden wijzigingen in de statuten. 3. Met de regeering in overleg te treden omtrent verandering van enkele arti kelen der concessie. Bedoelde conventie betreft voornamelijk de uitgifte van vier en twintig duizend gepriviligeerde actiën, elk van ƒ250. Er wordt tevens bepaald, dat aan het Neder- landsche gouvernement eene verlenging in duur zal worden aangevraagd van de leening van ƒ2,500,000, door dat gouvernement aan de Maatschappij toegestaan, tot driejaren na de geheele voltooiing van het spoorwegnet en uiterlijk tot den 31 December 1877. Deze prolongatie zal in den door de wet voorgeschreven vorm door het gouvernement moeten worden toegestemd. Eindelijk is overeengekomen, dat met toestemming van het gouver nement de tarieven zullen worden herzien. Over genoemde voorstellen van den raad van bestuur en toezicht is een langdurig debat gevoerd, en daarna met groote meerderheid van stemmen aangenomen een voorstel, verdedigd door de heeren Wertheim, du Bois, van Nierop en JUger, strekkende tot benoeming van eene commissie van onderzoek, uit vijf leden samengesteld en aan welke de bewuste voorstellen zullen worden opge dragen met zeer uitgebreiden lastbrief. Tevens is bepaald, dat die commissie vóór of op 19 December a. haar rapport zal uitbrengen. Kerknieuws. In eene jl. Zondag gehouden vergadering van de broederschap der doopsgezinde gemeente te Groningen is eene missive van de twee leeraren dier gemeente ter tafel gebracht, waarin aangedrongen werd op het facul tatief stellen van den doop en het eenmaal in het jaar vieren van het avondmaal, ten einde, indien het later mocht blijken dat de gemeente in het vieren dezer laatste plechtigheid niet meer belang stelde dan thans, tot eene geleidelijke afschaffing te geraken. Bij die missive was gevoegd een verzoek, strekkende om over de voorstellen te beraadslagen in eene den volgenden avond te beleg gen nieuwe vergadering. Na eenige discussie werd beslo ten, de bedoelde voorstellen niet den volgenden dag, maar den volgenden Zondag in behandeling te nemen. Daarop maakte de voorzitter van den kerkeraad bekend dat de predikant Straatman, tengevolge van het uitstellen der beslissing, zijn eervol ontslag aanvroeg. Marine en leger. Zr. Ms. ramtorenscbip Prins Hendrik der Neder landen, onder bevel van den kapitein ter zee M. H.Jansen, is in den voormiddag van 20 dezer te Plymouth aange komen. Aan boord was alles wel. Rechtszaken. De vorige week stonden voor de arrondissements rechtbank alhier terecht: J. B. de Bruykere, herbergier, F. Cauwels, E. Cauwels, C. J. Wijffels en P. Grava, land bouwerszonen, wonende te Oostburg, met uitzondering van den laatste, die te Zuidzande woonachtig is. Genoemde personen waren beklaagd, dat zij in den avond van den 15 September jl. in de herberg van J. B. van Neer te Oostburg, te zamen en in gemeen overleg, den gemeenteveldwachter (tevens onbezoldigd rijksveld wachter en cipier in het huis van bewaringaldaaijW.Ver- sluijs, terwijl hij in de uitoefening zijner bediening was, aangevallen, geslagen, verwond en gekneusd hebben, en ook eenige bloedstorting heeft plaats gehad. Volgens do voorstelling welke de getuige Versluijs van het gebeurde gafdie op interpellatie herhaaldelijk verklaarde niet beschonken te zijn geweest, gelijk de eerste beklaagde beweerde zou hij door de huisvrouw van van Neer hetgeen deze echter ontkende geroe pen en verzocht zijn een persoon, die over kaartspel met anderen aan het twisten was geraakt, uit de herberg te verwijderen. Toen hij hieraan voldeed (na zich eerst tot een verkeerden persoon te hebben gewend) zou de Bruykere zich tegen de verwijdering van den als twist- maker aangewezene verzet en gelijktijdig te kennen gegeven hebben dat, zoo de veldwachter het waagde nog eenmaal in zijne herberg te komen om hem tecallangeeren (hetgeen kort te voren wegens tappen na bezetten tijd had plaats gehad), hij hem, veldwachter, „middendoor zou stampen." Hierop zou laatstgenoemde door een vijf tiental personen omsingeld en zoodanig ingesloten zijn, dat hij verplicht was hen af te weren met zijn stok. Ook dit redmiddel werd hem echter ontnomen en wel, zooals ter terechtzitting bleek, door een der beklaagden, die hem overgaf aan de vrouw van van Neer, ter voorkoming van ongelukken. Onder de vijftien personen die zich, onder het roepen van: „smijt hem de deur uit!" rond hem hadden geschaard, behoorden de vijf beklaagden iegen wien hij proces-verbaal heeft opgemaakt. De Bruykere zou hem een schop, F. Cauwels hem een slag hebben toe gebracht; E. Cauwels heeft gedreigd, Wijffels getracht den twist te sussen, doch tegelijkertijd eenige schoppen uitgedeeld; Grave eindelijk, heeft zich tot dreigen bepaald Het gevolg van een en ander was dat de veldwachter, blijkens het verslag van den als deskundige gchoorden heer H. B. Maal Henry, eenige lichte ontvellingen en kneuzingen heeft bekomen. De beklaagden ontkenden evenwel dat die door hunne schuld waren veroorzaakt, daar de veldwachter de eerste aanvaller zou zijn geweest, ja hij zelfs de Bruykere het eerst een stomp op de borst zou gegeven hebben, hetgeen bevestigd werd door den als getuige a décharge gehoorden herbergier van Neer, die tevens verklaarde dat hij dadelijk toen de veldwachter binnenkwam bemerkte, dat deze beschonken was. Tusschen de verklaring van den getuige veldwachter en die der overige getuigen bestond alleen overeenkomst voor zoover de omsingeling van eerstgenoemden door een vijftiental personen betreft, doch overigens liepen zij zeer uiteen, terwijl niemand bepaald scheen gezien te hebben dat de beklaagden waarvan de vierde zich alleen in den groep heeft gemengd om, op verzoek van van Neer, de twistenden te helpen scheiden een slag, stoot of schop hebben gegeven. Er was echter ook verschil tusschen de verklaringen, door sommige getuigen ter terechtzetting en in de in structie voor den burgemeester van Oostburg afgelegd. Onder anderen was dit het geval met de'vrouw van van Neer en met J. B. Galle. Laatstgenoemde gaf dan ook zelf te kennen dat hij nu, onder eede gehoord, de waar heid sprak, doch voor den burgemeesteronvvaarheid heeft gesproken en alles maar zóo heeft opgegeven uit vrees, daar de burgemeester zoo vloekte en raasde. Hij bleef hierbij, ook nadat de voorzitter hem opmerkzaam maakte dat zulks eene zwaro beschuldiging tegen den burge meester was, en dat omtrent de waarheid daarvan een onderzoek kon worden ingesteld. Nadat het verhoor der negen getuigen a charge en twee a décharge was afgeloopen, requireerde het openbaar mi nisterie dat het der rechtbank mocht behagen de voor- loopige inhechtenisstelling van Jacobus Beruardus Galle te bevelen, als verdacht van het afleggen van valsche verklaringen, en dat de verdere behandeling der zaak zou worden geschorst. Daarentegen nam ook de verdediger van den eersten beklaagde, mr. W. A. van Hoek, eene conclusie, daartoe strekkende dat het der rechtbank mocht behagen om, daar de verklaringen van den eersten getuige in vele opzichten in strijd zijn met de verklaringen der overige getuigen, krachtens art. 195 van het wetboek van straf vordering, de voorloopige inhechtenisstelling te bevelen van den getuige Willem Versluijs, gemeenteveldwachter te Oostburg. Het openbaar ministerie deelde alsnu mede, dat hij reeds vóór de behandeling dezer zaak wist dat de beklaagden plan hadden om den veldwachter voor te stellen als ware hij tijdens het gebeurde te Oostburg beschonken geweest; doch uit eene schriftelijke ver klaring van den brigadier en een der manschappen van de maréchaussée, die door den veldwachter destijds ter assistentie geroepen zijn, blijkt dat de beschuldiging van dronkenschap tegen dien veldwachter als laster moet worden beschouwd.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 1