COURANT.
MIDDELBURGSCHE
1867.
16 November.
Zaterdag
Editie van Vrijdag avond 8 uren.
PUBLICATIE.
PATENTEN.
De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen j
maken bekend:
dat de patenten over het eerste kwartaal, dienst 1867/68,
Verkrijgbaar zijn gesteld ter gemeente-secretarie, waar
tij kunnen worden afgehaald van den 14 tot en met den
^8 dezer maand, van des voormiddags te 10 tot des
"amiddags te 3 uren;
dat de patenten, die niet binnen dien tijd zijn afge
daald, overeenkomstig de bepalingen der wet, aan de
huizen zullen worden afgegeven, door den deurwaarder
der directe belastingen, tegen voldoening van het daar
voor verschuldigde;
wordende de belanghebbenden tevens herinnerd, dat
tij, die desgevraagd hun patent niet kunnen vertoonen,
tich blootstellen aan de boete bij de wet bedreigd.
En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort,
den 13 November 1867.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. W. CALLENFELS.
De secretaris,
P. FORBES WELS.
Middelburg 15 Kovewiber.
De antwoorden van de ministers van binnentandsche
*aken, van financiën en van marine op de kamerversla-
8e" nopens de begrootingen van hunne departementen,
z'j" thans bekend.
zijn antwoord geeft de minister van binnenland-
8che zaken te kennen dat de regeering vooralsnog geen
lermen heeft gevonden om den koning de oprichting
*an eeü nieuw departement voor openbare werken aan
te raden.
Eerlang zal het wetsontwerp tot regeling der grens
scheiding tusschen de provinciën Zuid-Holland en Zee-
'aud worden ingediend. Over de vraag, of eene nadere
'egeling der grenzen tusschen Noord-Braband en Zeeland
"oodig is, is een onderzoek ingesteld, hetwelk nog niet
tot eene beslissing heeft geleid. Voor zoover betreft de
grens tusschen Nederland en België in het Zwin, is de
regeering op nadere regeling bedacht, tegelijk met een
Plan tot gemeenschappelijke indijking van dat water.
De regeering is niet voor partieele herziening der
Schutterij wet van 1827. Bij haar is een algemeene maat
regel in overweging om, te beginnen met de lichting van
het aanstaande jaar, het vervoer van miliciens naar d e
hoofdplaatsen der provinciën, zooveel mogelijk en noodig
door middel der bestaande spoorwegen te doen plaats
hebben, om daardoor den last van inkwartiering te ver
dijden.
Bet verslag der staats-commissie,belast met een onde r-
z°ek omtrent het drinkwater, wordt in den aanvang van
1868 verwacht.
Er wordt een wetsontwerp voorbereid ter vervanging
der quarantaine-publicatie van 1805. In dat ontwerp
Zullen maatregelen worden voorgesteld tot wering van
besmetting, zoowel door de buitenlandsche als de bin-
Penlandsche scheepvaart.
Bij de wetsontwerpen tot regeling der veeartsenij-
knndige-politie en van de uitoefening der veeartsenij
kunde, zal ook een ontwerp betreffende het onderwijs in
de veeartsenijkunde worden aangeboden.
Er wordt een wetsontwerp voorbereid tot regeling van
het bouwen en planten langs dijken en tot regeling der
hfeedte van de vellingen der wielen van voertuigen in
yerband met het gewicht der vrachten, gepaard met
'"trekking van de thans geldende Fransche bepalingen.
Zoodra het gevoelen der gedeputeerde staten van de
"^schillende provinciën bekend zal zijn omtrent de
luaestie van het onderhoud en beheer der kleine rivier-
Ües, zal de minister trachten die zaak tot oplossing te
brengen.
De onderhandelingen met de gewestelijke besturen
""u Zeeland en Noord-Braband over de herstelling van
den dam door het Slaak, hebben tot geen bevredigende
uitkomst geleid. lij de memorie van beantwoording op
het verslag over hitójdstuk V der begrooting voor 1867
is reeds medegedeeld» dat gedeputeerde staten van Zee
land deze zaak in'^fcltopd hadden gebracht met de uit
voering van andere Wöfflfen tot verbinding van de eilan
den Schouwen en Duiveland met den Noord-Braband-
schen wal, en dat door hen eene commissie was benoemd,
om over de uitvoering dier werken en het vinden der
noodige middelen, met de belanghebbende besturen en
personen in overleg te treden.
In het afgeloopen voorjaar deelden gedeputeerde staten
mede, dat de meerderheid der door hen geraadpleegde
gemeente-besturen ongezind was, tot de uitvoering der
ontworpen werken bij te dragen, zoodat daarvan moest
worden afgezien. En daar nu, naar hun gevoelen, bij het
behoud van den dam geen provinciaal belang betrokken
was, tenzij in verband gebracht met de voorgenomen
verbinding van Schouwen en Duiveland met den Noord-
Brabandschen wal, vonden gedeputeerde staten geen
grond om een voorstel betreffende het verleenen van
subsidie tot herstelling der afdamming aan de staten te
doen. Op verlangen van den minister werd de zaak even
wel in de zomervergadering der staten van Zeeland en
van Noord-Braband ter tafel gebracht, echter met geen
ander gevolg, dan dat beiden zich ongenegen verklaarden
om eene bijdrage voor dat werk te geven. De minister is
daarop met zijn ambtgenoot van financiën in nader over
leg getreden omtrent hetgeen thans aan de regeering ten
opzichte der concessie te doen staat.
De briefwisseling met gedepnteerdestaten van Zeeland
over eene regeling van de zaak der calamiteusc polders
in Zeeland gevoerd, deed duidelijk zien, dat er van eene
schikking tusschen de regeei-'iug en het gewestelijk be
stuur niets zou komen. Tevens werd daarbij te kennen
gegeven, dat de regeering bedacht was een anderen weg
in te slaan om tot eene eindregeling te komen. Die eind-
regeling zal moeten geschieden bij de wet. Alvorens
echter hiertoe een voordracht te doen, achtte de regee
ring, vooral om het groot verschil van gevoelen, dat over
de hoofdpunten eener regeling, ook tusschen de belang
hebbenden in Zeeland bestaat, geraden aan eene ge
mengde, dat is gewestelijke Zeeuwsche commissie, advies
te vragen omtrent bet stellen van regelen bij de wet aan
gaande de verdeeling der lasten voor gewoon en buiten
gewoon onderhoud der zeeweringen van de calamiteuse
polders in Zeeland, en omtrmt het brengen van water
schappen in den toestand van calamiteus en het bevrijden
uit dien toestand. De wijze waarop die commissie is
samengesteld, geeft naar het schijnt den waarborg, dat
zij de afdoening van het vraagstuk, in plaats van voor
een onbepaalden tijd te doen verschuiven, spoedig tot
rijpheid zal helpen brengen.
Een nieuw reglement van politie voor het Nederland-
sche gedeelte van bet kanaal van Gent naar Neuzen, dat
ook op de voorhaven betrekking zal hebben, is in be
werking.
Voor de sluizen aan de monden van het kanaal door
Znid-Beveland was aanvankelijk en ook bij de vroegere
concessie bepaald, dat die, even als nu voor het kanaal
door Walcheren geschiedt, met twee openingen en twee
schutkolken, een voor de groote en een voor de kleinere
vaartuigen, zouden gemaakt worden.
Omdat de kosten voor het kanaal in de globale begroo
ting voor de spoorwegen in 1860 te laag geraamd waren,
heeft de commissie voor de staatsspoorwegen in Septem
ber 1862 voorgesteld en de toenmalige minister den
22 September goedgekeurd, dat aanvankelijk slechts
enkele sluizen zouden gebouwd worden, maar dat bij
de onteigeningen er op zou worden gerekend, om later
kleine sluizen daarnaast te kunnen bouwen.
Dat sluizen van kleinere afmetingen nevens de groote
in het-belang van de scheepvaart zijn, als bespoedigende
de schutting, valt niet te ontkennen; doch de bezwaren,
die bier worden ondervonden, zijn dezelfde als op andere
vaarten, waar men alleen enkele sluizen vindt.
De minister nu wil deze opmerking niet zoodanig
doen gelden, dat van het maken vap eene tweede stel
sluizen zou worden afgezien; maal^ hij acht de belang
rijke uitgaven, naar eene tweeledige raming van f850,000
of ƒ820,000, niet zoo dringend noodig, dat de begrooting
van het volgende jaar daarvoor reeds gelden zou moeten
bevatten; bij het opmaken der begrooting voor 1869 zal
de regeering gaarne in overweging nemen om in dat jaar
met de uitvoering aan te vangen.
De minister hoopt spoedig te zullen kunnen overgaan
tot het indienen van wetsontwerpen betreffende de ver
gunningen tot oprichting van fabrieken en wegens het
toezicht op het gebruik van stoomtoestellen.
In de memorie van beantwoordingopbet verslag nopens
de begrooting voor het departement van finangiën
wordt toegezegd de spoedige bewerking van een ontwerp
tot herziening der wetgeving op de grootboeken der
nationale schuld, waarbij in overweging zal worden ge
nomen de wenschelijkheid eener uitgifte van staatswege
van certificaten der nationale schuld.
Binnen kort kan worden tegemoet gezien een wetsont
werp tot herziening der wettelijke bepaling betrekke
lijk den vijfden grondslag der personeele belasting
(vrouwelijke dienstboden).
Aan een wetsontwerp tot herziening der wet op het
recht van zegel, voor zooveel de drukwerken betreft,
wordt de laatste hand gelegd. Het zal zoo spoedig moge
lijk worden ingediend. De memorie van toelichting van
dat ontwerp bevat de redenen waarom, voor alsnog, eene
geheele afschaffing van het dagbladzegel niet is aan te
raden en eene herziening der wet op het zegel in haren
ganschen omvang niet wordt voorgedragen. De minister
acht de vrijstelling van zegel voor de registers van den
burgerlijken stand, waardoor de schatkist een verlies
van ƒ80,000 zou lijden, met eene vermindering van het
dagbladzegel in het verschiet, bedenkelijk.
Eerlang zal aan den raad van state worden verzonden
een wetsontwerp tot herziening der wet van 14 Maart
1819 (Staatsblad no. 12), omtrent de zeebrieven en Turk-
scbe paspoorten.
Tet dusver is de noodzakelijkheid nog niet gebleken,
om de stukken van 5 franken ook in Zeeuwsch-Vlaande-
ren tegen een vasten koers in 's rijks kassen te doen
aannemen. De schaarschheid van Nederlandsche munt
in die streken zou daardoor nog toenemen.
De Fransche regeering heeft toegezegd, dat zij bereid
is een nieuw postverdrag met Nederland te sluiten, zoo
dra het ontwerp van wet tot vermindering van het zegel
recht op de dagbladen enz. zal zijn bekrachtigd.
Binnen een betrekkelijken korten tijd zullen de post
zegels voor drukwerken worden ingevoerd.
In zijn antwoord op het verslag der tweede kamer
betreffende de begrooting voor het departement van
marine bestrijdt de minister de meening, door een deel
der leden ontwikkeld, dat zijne inzichten omtrent de
voorziening in den toestand der marine verandering
zouden hebben ondergaan. Hij meent in geenen deele
te zijn afgeweken van het steeds door hem voorgestaan
beginsel om den aanbouw van het gepantserd materieel
hier te lande te doen plaats hebben en wel zoo geleidelijk
mogelijk. De grootcro aanvraag in het voorjaar gedaan,
was een gevolg der tijdsomstandigheden, en de herstelling
in het buitenland geschiedde uit noodzakelijkheid, daar
hier te lande geen gelegenheid bestond om dat materieel,
hetwelk spoedig gereed moest zijn, te doen aanbouwen.
Er kan dus geen sprake zijn van gewijzigde overtuiging
van den minister, noch van veranderde inzichten tenge
volge van het niet in den ministerraad toestaan van
hoogere aanvragen, aangezien onveranderd naar een vast
aangenomen stelsel is gehandeld.
De minister blijft zich verklaren tegen eene wettelijke
vaststelling van betgeen voor de maritime verdediging
des lands noodig is. De legeering blijft bij de door haar
gedane voorstellen omtrent de wijze van aanschaffing
van het gepantserd materieel.
De bestemming die do regeering na de opheffing van
het maritiem-etablissement te Vlissingen aan de terreinen
en gebouwen dier instelling zal geven, is nog niet beslist
en maakt thans een onderwerp van gedachtenwisseling