MIDDELBÜRGSCHE
COURANT.
N° 171.
Zaterdag
1867,
26 October.
6innmlrttiö.
Editie van Vrijdag avond 8 uren.
De Commissaris des Konings in de provincie Zeeland,
Haakt bekend, dat de Najaarsvergadering der Staten
'an dit gewest, zal geopend worden op Dinsdag den
November aanstaande, des avonds ten half acht uur,
de daarvoor bestemde zaal in de Abdij te Middelburg,
dat de toegang tot die zaal voor het publiek zal zijn
a°r de deur ter zijde van het gebouw der Concertzaal
°P de Groenmarkt aldaar.
Middelburg, don 23 October 1867.
De commissaris des konings voornoemd,
R. W. VAN LIJNDEN.
middelburg 25 October.
,0p de lijst der in de najaarsvergadering van de pro-
Jdnciale staten van Zeeland te behandelen zaken komen
behalve de mededeeling van een viertal koninklijke
besluiten en eenige brieven slechts twee voorstellen
van gedeputeerde staten voor. Het eerste strekt tot het
Verleenen van rentelooze voorschotten ter verbetering
j'an wegen, dienst 1868; het tweede tot wijziging van de
fjegrooting der enkel provinciale en hnishoudelijko in-
^omsteu en uitgaven, voor den dienst 1868.
Het bouwen van een steenen uitwateringssluis met
frachtsluis, ten westen van Vlissingen, en het graven van
een gedeelte van den Middelburg Vlissingschen water
ig en eenige daarbij behoorende werken, zal den 28
0vetnber worden aanbesteed.
Het provinciaal gerechtshof in Zeeland heeft tot deur-
aarder bij de arrondissements-rechtbank te Zierikzee
euoemd den heer Jasper Franse, candidaat notaris te
Aruiningen.
In hunne vergadering van eergisteren hebben inge
laden van den calamiteusen polder Noord-Beveland met
tegen 7 stemmen besloten, geene pogingen aan te wen
den om voor vrije polder verklaard te worden.
Benoemingen en besluiten.
Ridderorden. Vergunning verleend aan den heer
i J- van Coevorden, lid der algemeene rekenkamer in
Nederlatidsch Indië, tot het aannemen der versierselen
Van ridder der eerste klasse van de orde van den Ziihrin-
6er leeuw, hem door Z. K. H. den groothertog van Baden
Schonken.
pensioenen. Pensioen verleend ten laste van den staat,
en bedrage van ƒ1200 's jaars, aan mr. P. H. Saaymans,
lch noemende en schrijvende Saaymans Vader, gewezen
echter in de arrondissements-rechtbank te Goes.
scheri'schutterijen enz. Benoemd bij het korps ge
temd uit de scherpschutters-vereeniging van 's Graven-
,a£e: tot majoor-kommandant C.J.G.baron van Harden-
r°ek van 'sHeeraartsberg en Bergambachttot len luit.-
Jtandeldrager jhr. J.Mock; tot len Init.-adj. J. H. L.F. van
tot ^en lnit—kwartierm. P. de Meyer; tot len init.
Jheier van wapening J. F. Mansvelt Beek; tot officier van
Rondheid 2e kl. H. J. Vinkhuizen tot kapitein M. graaf
ar> Limburg Stirum, P. F. W. Mouton en G. J. Netscher;
t0,: len luit. jhr. mr. F. van Hogendorp en G. P. Grandia;
j1 2e luitenants D. L. Warnsink, W. P. Bangert,
'Fraterman en mr. J. Jocbems.
Henoemd bij het artillerie-vrijkorps te Helder: tot
ajoor-kommandant jhr. T. J. Kraijenhof; tot len luite-
oantadjudant P. J. Wetzelaar; tot len luit. kwartierm.
H. A. Janzen Ez.; tot len luit., officier van kleeding
Wapening T. Mooy; tot kapitein mr. C. Bosch Reitz;
r Ie luitenants B. L. Vries, J. H. de Meijer en J. Ny-
>,Ul8; tot 2e luitenants C. J. van Spall, B. Snooy, S. P.
Qarinkelle, mr. L. J. Bouricius, C. D. Znr Muhlen en
J. van Rosendael.
Oudenvijs.
g deze en de vorige week zijn alhier geëxamineerd
Personen als hoofdonderwijzer, waarvan toegelaten 2;
v. a'8 bnlponderwijzer toegelaten 12; 4 als hulponder-
nveres toegelaten; 4 als onderwijzer in de wiskunde en 3
^..het teekeuen, die ook allen zijn toegelaten; 7 als onder-
^!Der in de Fransche en 1 in de Hoogduitsche taal,
j a&rvan toegelaten 3 voor de eerstgemelde taal, en voorts
als onderwijzeres in de Engelscbe taal en 1 in de
andwerken voor meisjes, die beide zijn toegelaten.
Rechtzaken.
De arrondissements rechtbank alhier heeft gisteren
uitspraak gedaan in eene de vorige week behandelde en
niet onbelangrijke zaak.
Mejufvrouw Angelina Francisca (eigenlijk Angélique)
van de Water, vroedvrouw, jvonende te Middelburg in
Oost-Vlaanderen, was namelijk beklaagd dat zij den 27
Juli II. ten huize van P. F. de Roeek, timmerman te
Heille, verloskundigen bijstand beeft verleend bij de
bevalling zijner vrouw van een dood kind van het manne
lijk geslacht, en zulks zonder daartoe bevoegd te zijn.
De beklaagde bekende volledig het ten laste gelegde
feit, ouder bijvoeging dat zij dit heeft gedaan om die
mensehen te helpen, dat zij geen belooning daarvoor
gevraagd of genoten heeft, en dat zij meende tot dien
bijstand gerechtigd te zijn.
De substituut-officier van justitie, mr. J. Cohen,
grondde zich bij zijn requisitoir tot schuldigverklaring
hoofdzakelijk op de omstandigheid dat/blijkens een
ingekomen brief van den inspecteur voor het genees
kundig staatstoezicht, de beklaagde niet bevoegd is om
in Nederland de verloskunde uit te oefenen en ook
niet voorkomt op de lijst van bevoegd erkende genees-
kuustoefenaren in deze provincie van den 1 Juli jl. Hij
requireerde mitsdien veroordeeling der beklaagde tot
eene geldboete van f 75, bij niet betaling na aanmaning
te vervangen door gevangenisstraf overeenkomstig de
wet, alsmede in de kosten, of tot zoodanige lichtere straf
als de rechtbank vermeenen mocht te behooren.
De verdediger, mr. W. A. van Hoek, stelde voorop dat
de hier behandelde quaestie, hoezeer niet nieuw zijnde,
thans toch voor de eerste maal onder de nieuwe wet van
1 Juni 1865 hier voorkomt. Op deze wet zich beroepende,
betoogde hij als eerste argument dat hier geen klacht
van den inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht
is uitgegaan en zonder zoodanige klacht, op grond van
art. 1 b en 10 der wet regelende het geneeskundig staats
toezicht, geen vervolging kan plaats hebben. Op de
nietigheid der dagvaard ten aanzien van den verkeerden
naam zijner cliente meende hij overigens niet te moeten
aandringen.
Voor het niet denkbare geval echter, dat het openbaar
ministerie als ontvankelijk werd beschouwd, beriep hij
zich op het verschil vau art. 18 der oude wet eu art. 1
der nieuwe wet regelende de uitoefening der geneeskunst,
bij welke laatste is bepaald dat de wet onder het uitoefe
nen der verloskunde verstaat: het geven van verloskun
digen bijstand als bedrij f, waarvan hier natuurlijk geen
sprake kan zijn,
Een ander argument van verdediging was dit: dat er
bij de tegenwoordige wet geen lijsten van bevoegd
erkende geneeskunstoefenaren meer bestaan, al beeft
ook de inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht
goedgevonden eene zoodanige lijst op te maken; dat
dus uit de ingeroepen lijst niets af te leiden valt en
alzoo het openbaar ministerie de onbevoegdheid dei-
beklaagde zou moeten bewijzen, hetgeen niet is geschied.
In de derde plaats deed hij uitkomen, dat het verleenen
van verloskundige hulp zonder daarvoor betaling te
genieten, niet vervolgbaar is, gelijk de hooge raad
meermalen heeft uitgemaakt, indien, zooals hier, oogen-
blikkeljjke nood bestaat en eerst op verren afstand ver
loskundige hulp zou te krijgen zijn.
Op grond van een eu ander concludeerde hij tot
niet ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie
en subsidiair tot ontslag van rechtsvervolging der
beklaagde.
De substituut-officier van justitie merkte bij zijne
repliek op dat de verdediger zich, tot staving zijner be
wering van niet ontvankelijkheid, alleen beroept op de
artt. 1 b en 10 der wet vau 1 Juni 1865, doch dit zijn
slechts algemeene bepalingen. Spreker daarentegen
beroept zich op art. 22 van het wetboek van strafvorde
ring, dat aan de ambtenaren van het openbaar ministerie
de bevoegdheid ter vervolging van alle misdrijven
ambtshalve toekent, zoodat er geen sprake van niet-ont-
vankelijkbeid zijn kan.
In de tweede plaats ontkende hij hetgeen de verde
diger gezegd had, dat de beklaagde namelijk de verlos
kunde niet als bedrijf uitgeoefend hoeft. Het tegendeel
is zijns inziens waar, want de beklaagde is vroedvrouw.
Ten slotte beriep hij zich, in antwoord op het gezegde
des verdedigers dat het openbaar ministerie de onbe
voegdheid der beklaagde tot het uitoefenen der verlos
kunde bewijzen moest, op de bekentenis der beklaagde
zelve. Hij persisteerde dan ook bij het genomen
requisitoir.
Bij de dupliek herinnerde de verdediger, met betrek
king tot het vau gene zijde aangevoerde omtrent niet-
ontvankeiijkheid van het openbaar ministerie, dat het
hier eene quaestie van internationalen aard geldt, die
zoo belangrijk is dat daarover zelfs eene diplomatieke
correspondentie is gevoerd. Dientengevolge is met
het oog op de grieveu van België Ififen de vervolgingen
betreffende bet practizeeren aan deze zijde der grenzen
door in België wonende geneeskunstoefenaren; hetgeen
in België wederkeerig niet wordt vervolgd bij de
nieuwe wet de vervolging wegens het onbevoegd uit
oefenen der geneeskunst door Belgen, niet afhankelijk
gesteld van een proces-verbaal door den eersten den
besten maréchaussee opgemaakt, maar aan de goede
zorgen en het beleid van den inspecteur van het genees
kundig staatstoezicht opgedragen. Tevens merkte hij
op, dat art. 22 van bet wetboek van strafvordering boven
dien uitzonderinge-u heeft, b. v. de vervolgingen opge
dragen aan de rijks-advocaten.
De stelling van het openbaar ministerie, dat de be
klaagde zelve bekend heeft haar bedrijf te hebben
uitgeoefend, gaat volgens den verdediger niet op, want
op het oogenblik dat de beklaagde de grenzen overging
hield ook hare in België haar toegekende bevoegdheid
op en was zij geen vroedvrouw.
Na eindelijk nog te hebben opgemerkt dat het open
baar ministerie het argument, dat de beklaagde slechts
bijstand in nood heeft verleend en geheel voor niet uit
hare woonplaats naar Heille is gegaan, heeft laten rusten,
persisteerde ook spreker bij zijne genoineu conclusie.
De rechtbank beeft bij haar vonnis ten aanzien der
door den verdediger genomen conclusie tot niet-ont-
vankelijk verklaring van het openbaar ministerie over
wogen, dat bij art. 22 van het wetboek van strafvordering
de officieren van justitie ambtshalve zijn belast met de
nasporing en vervolging van alle misdrijven, waarvan
de kennisgeving behoort aan de gerechtshoven en aan
de arrondissements rechtbanken, en dat, hoezeer bij de
wet ïegelende het geneeskundig staatstoezicht volgens
art. 10 de inspecteurs belast zijn met alle werkzaam
heden het geneeskundig staatstoezicht betreffende, dit
niets ontneemt aan de bevoegdheid der officieren van
justitie tot vervolging ambtshalve.
Voorts heeft zij als wettig bewezen aangenomen, dat
de beklaagde den 27 Juli te Heille verloskundigen bij
stand heeft verleend, zonder daartoe in Nederland be
voegd te zijn, doch levens dat die handeling niet kan
beschouwd worden als het verleenen van verloskundigen
bijstand als bedrijf, volgens de wet vereischt, omdat
door bedrijf eene reeks van feiten wordt ondersteld
en hier slechts een enkel heeft plaats gehad. Op deze
gronden heeft zij het ten laste gelegde en als bewezen
aangenomen feit noch misdaad, noch wanbedrijf, noch
overtreding verklaard, en de beklaagde van alle rechts
vervolging ontslagen, de kosten der procedure te dragen
(joor den staat.
Jl. Woensdag heeft de hooge raad der Nederlanden
uitspraak gedaan op het beroep van den procureur-gene
raal bij het hof in Noord-Holland, tegen Johanna Brou
wers, huisvrouw van Adriaans van den Bosch, en contra
Jan Mooij, welke personen beiden doorgemeld hof waren
vrijgesproken. Met vernietiging van het gewezen arrest
heeft de hooge raad, ten principale rechtdoende, de beide
vrijgesprokenen veroordeeldde eerste, wegens moed
willige brandstichting, waarbij het te voorzien was dat
menschenlevens in gevaar konden worden gebracht, tot
de straffe des doods, en de tweede, ter zake van moed
willige verwonding, waardoor ziekte of beletsel om te
werken van meer dan 20 dagen is veroorzaakt, van den
persoon van John Mans, bij gelegenheid van de onge
regeldheden in het vorig jaar te Velzen, tot vijfjaren
tuchthuisstraf.
Gemengde berichten.
Den 1 September jl. werd bij den landbouwer l.Burni
te Grauw, aan de eettafel een knecht, 1'van Grim
berg genaamd, vermist; hij had evenwel zijn koffer
met eenige kleedingstukken achtergelaten. Len andere
knecht, A. deLooze geheeten, wilde toen ook niet blijven.
De vorige week kwam laatstgenoemde echter bij den
landbouwer Bium teing, zeggende dat hij door van
Grimberg gelast was diens koffer te halen tot bewijs
zijner zending bracht hij den sleutel van diens kist mede.
De landbouwer weigerde echter de afgifte der kist. Vol
gens geruchten zou de Looze toeneen gefingeerden brief
van van Grimberg hebben vertoond, docb gezegde land
bouwer zou te meer achterdocht gekregen en de rechter
lijke macht van een en ander kennis gegeven hebben,
tengevolge waarvan de Looze is gearresteerd. Een der
arbeiders van genoemden landbouwer beeft zich toen
herinnerd dat hij, bij het voltassen van eeu gedeelte der
schuur, een gedeelte van den grond als het ware omge
wroet heeft bevonden, doch in de meening heeft verkeerd
c'at dit door eene of 'andere gewone oorzaak bad plaats
gehad. Het gedeelte der schuur is echter door de politie