middelburgsche COURANT. N° 153. Dinsdag 1867. 24 September. aotw van Maandag avond 8 uren. °'°niën. Middelburg 23 September. weinige veranderingen die het ontwerp-adres in v«n l'oord op de troonrede der tweede kamer tengevolge lr> de afdeelingen gemaakte opmerkingen ondergaan ,ee0, betreffen de buitenlandsche aangelegenheden en de het ontwerp der commissie was de volgende para- j> *af voorgesteld„Wij verheugen ons met uwe majesteit het behoud eener zeer goede verstandhouding met alle ^"'enlandsche mogendheden. De opheffing der betrek- e nSen van een onzer gewesten tot het Duitsch verbond de op goede gronden steunende verwachting, dat de ei'ken, in de Ooster-Schelde aangelegd, onschadelijk 'en zijn voor de belangen van België, zullen zeker rekken om die goede verstandhouding nog meer te ^vestigen." hlie paragraaf is aldus gewijzigd: „Wij verheugen 8 net uwe majesteit in het behoud eener zeer goede standhouding met alle buitenlandsche mogendheden. et vervallen der betrekkingen van Limburg tot het "Oo *ttii 'yrtnalig Duitsch verbond en het veld winnen der over- 'S'ög, dat de werken, in de Ooster-Schelde aangelegd, "schadelijk zullen zijn voor België, zullen zeker strekken die goede verstandhouding nog meer te bevestigen." ,8 eerste zinsnede van de paragraaf nopens de kolo- Me aangelegenheden, luidde oorspronkelijk aldus: „Wij bonnen met uwe majesteit, dat uiteenloopende meenin- inn 0ver het bestuur van 's rijks overzeesche bezittingen toe?°at^'Indië, niet zonder invloed zijn gebleven op den v staQd dier gewesten en zijn dan ook bereid met al ons ®°gen mede te werken, opdat door het aannemen van -te beginselen een einde kome aan de onzekerheid, die °r alle belangen ten hoogste nadeelig is." E*eze zinsnede is thans aldus gewijzigd„Wij erkennen et Uwe majesteit, dat uiteenloopende meeningen op °'°niaal gebied niet zonder invloed zijn gebleven op toestand van 's rijks bezittingen in Oost-Indiö en dan ook bereid met al ons vermogen mede te werken het stellen van vaste beginselen, opdat spoedig een j de kome aan de onzekerheid, die voor alle belangen hoogste nadeelig is." aet ontwerp-adres luidt thans als volgt: „Sire! »1. De tweede kamer der staten-generaal waardeert hoogste het voorrecht uwe majesteit weder in persoon vergadering der vertegenwoordiging te hebben zien nen. Aangenaam was bet haar bij die gelegenheid v st'ge mededeelingen omtrent den toestand van het er'and te vernemen. "etf verheugen ons met uwe majesteit in het behoud zeer goede verstandhouding mot alle buitenland- L e Mogendheden. Het vervallen der betrekkingen van Hurg tot j,et v00rmaiig Duitsch verbond en het veld Uneo der overtuiging, dat de werken in de Ooster- zul e,<le aangelegd, onschadelijk zullen zijn voor België, en zeker strekken om die goede verstandhouding nog "r te bevestigen t,lv" Met genoegen vernamen wij de tevredenheid van l"td "na''esteit over de loffelijke wijze, waarop zee- en "ati 'r,acht aan hare roeping blijven beantwoorden. Het gch°ndigde wets-ontwerp tot verhóoging van de weer- Otiri van den staat zullen wij met nauwgezetheid ""zoeken. Wij wenschen dat de voorzorgsmaatregelen die die°®en worden tot beteugeling der epidemische ziekte, t0o Zl°h hier en daar in het vaderland andermaal ver- heeft, onder hoogeren zegen met gunstig gevolg dcroCa bekroond worden. Het aanvankelijk welslagen Middelen om de veeziekte tegen te gaan verblijdt ons. Wlj stellen er grooten prijs op, steeds van uwe 'e mogen vernemen dat het openbaar en bij- >ek(jer onderwijs hare levendige belangstelling blijft 'ndiening van het wets ontwerp op het hooger rwiJs zien wij met verlangen te gemoet. ,6. Wij vertrouwen dat de voltooiing der staatsspoor wegen, en die van de lijnen, door bijzondere onderne mingen aangelegd, voordeeligen invloed zal nitoefenen op de ontwikkeling van handel, scheepvaart, nijverheid en landbouw, waaromtrent wij van uwe majesteit bevre digende mededeelingen mochten ontvangen. „7. Aangenaam verraste ons de aankondiging, dat, worden de bestaande uitzichten verwezenlijkt, voor het volgende dienstjaar zonder buitengewone maatregelen in de behoeften voor 'slands dienst en de uitgaven der staatsspoorwegen kan worden voorzien. „8. De vele en gewichtige wetsontwerpen, bijna alle takken van den openbaren dienst rakende, waarvan de indiening ons is toegezegd of waaraan met onafgebroken ijver wordt voortgewerkt, wachten wij met belangstel ling af en zullen wij, lettende op de belangen van het vaderland, met zorg onderzoeken. „9. Wij erkennen met uwe majesteit, dat uiteenloo pende meeningen op koloniaal gebied niet zonder in vloed zijn gebleven op den toestand van 's rijks bezittingen in Oost Indië en zijn dan ook bereid met al ons vermogen mede te werken tot het stellen van vaste beginselen, opdat spoedig een einde kome aan de onzekerheid, die voor alle belangen ten hoogste nadeelig is. „Mocht het gelukken de vraagstukken, van wier beslis sing zooveel voor Nederland en zijne bezittingen in Oost-Indië afhangt, op eene bevredigende wijze tot op lossing te brengen, dan zullen zoowel de rust en tevre denheid der bevolking als het welbegrepen staatsbelang het best worden gewaarborgd. „Ook ons heeft het bericht der aardbeving, die in Midden Java talrijke offers heeft geëischt, met leedwezen vervuld. „10. Wij verheugen ons dat de toestand der West- Indische koloniën over 't algemeen bevredigend blijft, al moge zich de behoefte aan aanvoer van arbeiders in de kolonie Suriname nog sterk doen gevoelen. „11. Veelomvattend en gewichtig, sire, is de taak die ons wacht. Wij wenschen haar met ijver en nauwgezet heid te volbrengen, opdat onze beraadslagingen onder Gods zegen mogen strekkon tot heil van het ons allen dierbare vaderland." Na eenige discussie over de paragraaf die betrekking heeft op de koloniale aangelegenheden, is dit adres heden met algemeene stemmen aangenomen. De minister deed daarbij dezelfde verklaringen, welke 11. Donderdag door hem in de eerste kamer zijn afgelegd. De koning heeft op het adres van de eerste kamer, ter beantwoording van de troonrede, Vrijdag het volgende weder-antwoord gegeven: „Mijne heeren! „Met genoegen ontvang ik van de eerste kamer de verzekering harer medewerking in het tot stand brengen der gewichtige onderwerpen, door ons toegezegd. „Ik verzoek u, haar mijnen dank te willen overbrengen voor hare geuite gevoelens." H. M. de koningin isjl. Woensdag met haar gevolg te Woolwich aangekomen. Uit Leiden schrijft men ons 20 dezer: „Heden werd alhier de jaarlijksche algemeene vergade ring der Hollandsche maatschappij van fraaie kunsten en wetenschappen, onder leiding van dr.C. Sepp, gehouden. De verschillende afdeelingen waren er op vertegenwoor digd. De voorzitter opende de werkzaamheden met eene rede over de „Maecenassen der vorige tijden." Aan het einde zijner toespraak werd de heer J. J. L. ten Kate, volgens besluit der vorige algemeene vergadering, met den eereprijs der Maatschappij bekroond voor zijn bekend gedicht „de Schepping". „Hierna bracht de algemeene secretaris het jaarlijksch verslag uit, waaruit bleek, dat de Maatschappij op dit oogenbliktelt 737 leden, waarvan 197 te Amsterdam,240 te Botterdam, 120 te Leiden, 20 te 's Gravenhage en 160 te Dordrecht. „Wat de verdere werkzaamheden betreft, verdient ver melding o. a. dat als prijsvraag uit het vak der schooue kunsten werd uitgeschreven: „een geschiedenis van de tooneelspeelkunst in ons vaderland van het begin der 17de eeuw tot op onze dagen;" dat uit de afdeeling Dordrecht, die aan de beurt der voorzitting is voor het volgend jaar, uit het opgegeven drietal gekozen werd de heer M. A. Perk, aldaar; terwijl namens die zelfde afdeeling kennis werd gegeven, dat door haar tot alge- meenen secretaris benoemd is mr. J. W. van der Noorden, insgelijks te Dordrecht woonachtig. „Voorts werd bericht door het algemeen bestuur, dat door de permanente commissie ad hoe twee in den jong sten tijd uitgekomen geschriften eer en onderscheiding van wege de maatschappij waardig gekeurd zijn, mot name mr. J. van Lennep's uitgave van Vondel's werken, en de historische atlas van mr. G. Mees Az. Op nieuw werd de in 1865 nitgeschrevene prijsvraag, als proeve van proza: Jacob Geel, uitgeschreven. „Eindelijk sprak de Maatschappij nog hare warme sympathie uit met het besluit, door do laatste algemeene vergadering van de Maatschappij tot nut van 't algemeen genomen, om de opleiding van Nederlandsche tooneel- spelers te bevorderen." op Sedert het ontstaan der cholera te Rotterdam 9 Augustus 1867, zijn aan de ziekte overleden: tot en met 20 September jl. te Rotterdam 303, te Dordrecht, 88, te Delft 102, en te 's Gravenhage 39 per sonen; tot en met 19 September jl. te Zaandam 94 personen; tot en met 14 September jl. te Bleiswijk 22, te Delfs- haven 20, te Pernis 15, te Schiedam 12, te Vianen 17, te IJsselmonde 14 personen. Staatscour Volgens opgaven bij den burgerlijken stand te Rotter dam zijn Zaterdag 4 personen door de cholera aangetast en is 1 overleden. Bij het aan de tweede kamer ingediend wetsontjverp betreffende de maten, gewichten en weegwerktuigen, is het internationale metrieke stelsel behouden met weg neming der daarin gebrachte afwijkingen. Omtrent de verificatie van weegwerktuigen en gasmeters zijn bepa lingen gemaakt. Die betreffende het vaatwerk zijn ge wijzigd. Een verbeterd toezicht is in het leven geroepen en de grondslagen zijn gelegd voor eene verdere regeling, bij reglementen van inwendig bestuur, van dezen tak van staatszorg. Een overgangs-tijdperk van vijfjaren is gesteld voor den wettelijken toestand, voor zoover aangaat de bena mingen der maten en gewichten, ten einde het metriek stelsel dan in zijne gansche zuiverheid te kunnen toe passen, en het gebruik der oude namen alzoo af te schaffen. Meetwerktuigen, strekkende om eene verbruikte hoe veelheid, bij de maat verkocht, aan te wijzen (gas, water, stoom, verwarmde of verkoelde lucht) zijn aan de voor schriften omtrent de maten onderworpen. Omtrent gas meters zijn afzonderlijke bepalingen gemaakt. De jaarlijksche herijk wordt afgeschaft. De maten, gewichten enz., worden voor de eerste maal kosteloos geijkt. Het metriek stelsel wordt ook toepasselijk verklaard op het medicinaal gewicht. Vooral met het oog op het tegenwoordig jachtseizoen en het bijna geheel ophouden der veeziekte, is door den minister van binnenlandsche zaken bij de tweede kamer een wetsontwerp ingediend, waarbij aan de commissarissen des konings, na de burgemeesters te hebben gehoord, de bevoegdheid wordt gegeven in eene of meer gemeenten ontheffing te verleenen van de verplichting van honden vast te leggen of vast te houden. SScnoeniingcn en besluiten. ridderorden. Vergunning verleend aan Zr. Ms.ordon- nanco-officier den len luitenant van het instructie-batal jon jhr. W. L. van Spengler, tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder der orde van St. Olaf, en aan Zr. Ms. adjudant den ritmeester van het 3e regiment huzaren A, J. M. C. baron de Posson, tot het aannemen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 1